Ooit heb ik eerder een blog gehad. Ik publiceerde daar gedichten en korte verhaaltjes, waarvan sommige ook terug te vinden zijn in dit Blog. In die periode had ik wat tijd over, dus begon ik aan het schrijven van een boek. Een wens van velen maar aan weinigen gegeven. Het werd een satirische roman.
Ik had mij al menigmaal opgewonden over het opkomend rechts-populisme (zie ook de pagina meningen) , daar moest ik meer mee doen. Zo ontstond Henk & Ingrid. Een satirische roman Een verhaal over twee mensen die niet zomaar Henk en Ingrid heten.
Zo heb je alles en zo vloeit alles weer tussen je vingers weg.
Hoofdstuk 1, Venkel
Hoe Henk in verwarring achterblijft en Ingrid boos wegfietst.
‘He-Henk,’ hoorde hij vaag in de verte zijn naam roepen. Ingrid stond onderaan de trap al vijf minuten de longen uit haar fragiele lijf te schreeuwen. Ze had haast want over tien minuten moest ze bij de werkgroep ‘permacultuur’ zijn. Ze zouden een bijeenkomst samen met de plaatselijke biologisch-dynamische werkgroep, van de tuin naast hun zorgvuldig aangelegde permacultuurtje, hebben. Onderwerp, zoals altijd, grensoverschrijdend gedrag.
Landjepik was onder de ”linkse hobbyisten” zoals Henk de twee kijvende groepen steevast noemde aan de orde van de dag. Het conflict was inderdaad niet van vandaag of gister. Het had alles te maken met het omwoelen van de aarde waar de ene groep heilig in geloofde en wat de andere groep als absoluut schadelijk achtte voor het natuurlijk evenwicht tussen de zorgvuldig naast elkaar geplaatste plantensoorten.
‘He-Henk,’ riep ze nogmaals, nu op vol volume. Dat deed pijn aan haar doorrookte longen. Hoewel ze net drie dagen gestopt was met het roken van een half pakje shag per dag, was, anders dan ze in al haar optimisme gedacht had, het positief effect op haar longvolume nog niet merkbaar.
Een heftige hoestbui maakte dat ze het even heel erg benauwd kreeg. Het sputum verliet met hoge snelheid haar mond en landde, in de vorm van minuscuul kleine drillende longblaasjes, op de van vaste vloerbedekking voorziene trap. Ze pakte een zakdoek die ze uit voorzorg de laatste dagen bij zich had gestoken, teneinde het afstervend longweefsel netjes op te vangen, en veegde de trap schoon. Er bleef een vieze veeg achter. Straks even met een nat doekje afnemen, dacht ze.
Ze zoog een diepe teug zuurstof haar longen binnen om nog eens hard naar boven te roepen.
‘Gaat het Ingrid,?’ hoorde ze Henk in de verte, door haar geblaf heen, terugroepen.
God, dacht ze, als ik bijna ten Hemelen vaar wordt hij ook eens wakker. Ze hoorde hem langzaam de trap afstommelen van hun jarendertigtweekapper.
‘Gaat het?’ vroeg hij nogmaals, zijn hoofd door het trapgat naar beneden stekend en terwijl hij de onzinnige vraag nog na hoorde echoën, had hij al spijt dat hij hem gesteld had. Hij wist het antwoord al.
Henk bedacht zich dat hij wellicht wat slecht verstaanbaar was omdat hij zijn pijp nog in zijn mond had. Net als Ingrid was hij gestopt met roken, geen shag maar sigaartjes(van die kleine) tien minuten puur rookgenot. Eigenlijk was het geen roken, het was een levenswijze een manier van profileren; bedachtzaam, beschouwend en vooral, een teken van ultieme wijsheid.
Functioneel bovendien, want in de kringen waar hij verbleef moest men kunnen genieten van een goed glas cognac en een “rokertje”.
Hij was overgestapt op de pijp onder hevig protest van Ingrid, die niets van pijpen moest hebben. Vies vond ze het. Het lurken aan een pijp had voor hem eigenlijk ook iets meer weg van het verzamelen van door nicotine verzadigd speeksel in de mond dan echt rookgenot.
Henk was interim-manager en een verdomd goede ook, althans dat vond hij zelf.
Zijn dagtarief, zijn auto, zijn huis en zijn buikomvang waren allen bovengemiddeld. Hij had drie jaar geleden een kleine waarschuwing gehad en had zijn levensstijl iets aangepast. Onvoldoende, volgens Ingrid, die op dat zelfde moment was overgestapt op ecologisch en bewust eten. Ze hadden geen kinderen. Hij vond ze te duur en zij durfde het in deze tijd met voedsel- en energiecrisis niet aan en daarbij naderde 2012 met rasse schreden.
‘Wat denk je nu zelf, ik sta hier nu al vijf minuten mijn doorrookte longen uit mijn lijf te blèren en jij komt doodgemoederd met die stinkstok naar beneden kachelen. Ik moet over vijf minuten bij de tuin zijn en het zou wel eens een latertje kunnen worden. Dus of jij maar even iets te eten wilt maken.’
‘Ja, ja,’ zei Henk licht verbouwereerd.
‘Er ligt nog een venkel onder in de groentela,’ riep ze nog terwijl ze de deur al uitliep richting haar fiets, die met de twee fietstassen en de rieten mand voorop, al klaar stond op de oprijlaan.
Hij stond naar de, inmiddels met een luide klap dichtgeslagen, voordeur te kijken. Gek, bedacht hij zich, hij had altijd een weerwoord bij zijn vrienden van de club, de CEO's voor wie hij opdrachten uitvoerde en de bestuurders die hij in zijn werk tegenkwam, maar Ingrid liet hem altijd weer met een mond vol tanden staan.
Wat moest hij nou in vredesnaam weer met een venkel?
Hij zou wel naar de afhaalchinees gaan.
Hoe Ingrid de slappe lach krijgt en Liedewei het pleit in één keer beslecht.
Ingrid liep naar haar fiets, ze was woest. Slappe zak, dacht ze bij zichzelf. Hij moest het niet wagen vanavond met Chinees te komen aanzetten. Een beetje dikbuikig naar beneden komen waggelen met die achterlijke pijp in zijn mond, een spoortje kwijl nog in zijn mondhoek. Hij zou toch stoppen? Hij wist altijd overal weer onder vandaan te komen. Duiken tot kunst verheven. Zij begreep niet hoe zijn opdrachtgevers dat konden accepteren.
De paranoïde gedachte bekroop haar weleens dat hij misschien op een hele andere manier zijn geld verdiende, misschien was hij wel informant en werkzaam bij de AIVD. Wanneer ze onzeker was begon ze altijd in complottheorieën te denken. Hij was het prototype van de onopvallende Nederlander. Gek, hoe slecht ze elkaar eigenlijk kenden. Hun eigen drukke leven, de nogal oppervlakkige, vastgesleten gewoontes, theater, film en af en toe uit eten met de paar vrienden die ze gezamenlijk hadden.
Inmiddels was ze aangekomen bij de permacultuurtuin. Ze zag al een paar fietsen staan, nonchalant tegen de door de gemeente neergezette bouwkeet aangezet, waar straks de vergadering zou plaatsvinden. De adrenaline was al weer langzaam aan het zakken, maar ze wist er hoefde maar dít te gebeuren en ze zou ontploffen. Waarom moest alles toch altijd zo ingewikkeld zijn?
Dat gekijf met de buren over die paar vierkante centimeter grond.
Ze had al een keer voorgesteld om als grens, paaltjes, met daartussen een draad gespannen,tussen de stukjes tuin te zetten. Maar acuut was een discussie losgebarsten over het soort hout waarvan de paaltjes dan wel gemaakt moesten worden en of ze al of niet tegen rotten beschermd moesten worden en zo ja, welke methode daarvoor aangewend mocht worden.
Er was er zelfs één geweest met principiële bezwaren tegen elke vorm van scheiding tussen ras, staat, geloof en tuin; die een absurde vergelijking had getrokken met andere wat gevoeliger liggende grenzen zoals de Berlijnse muur, de muur op de Westbank en de scheidslijn tussen Noord- en Zuid-Korea. Het was een complete chaos geworden en met rode hoofden waren er een paar vertrokken, de anderen in verbijstering achterlatend.
Zelf had ze op een gegeven moment de slappe lach gekregen. Ze hadden ineens allemaal naar haar gekeken, waardoor ze zich ongemakkelijk had gevoeld.
Ze zag Liedewei al staan, klompen en tuinbroek aan, met in één hand een schop. Liedewei was van de biologisch-dynamische tuin die aan hun tuin grensde. Ze had weer flink staan spitten want het zweet stond op haar voorhoofd. Ze zag er verhit uit. Dat beloofde niet veel goeds.
Roos stond een eindje verderop schijnbaar naar iets op de grond te kijken. Ze kon van deze afstand niet goed zien waarnaar.
‘Hoi Roos,’ riep ze van een afstandje, ‘waar kijk je naar?’ Roos scheen haar niet te horen. Ondertussen was Merel ook vrolijk fluitend aan komen rijden. Ze waren nu compleet.
‘Ben je alleen Liedewei?’
‘Ja, de andere konden niet, maar ik kan jullie wel in mijn eentje aan hoor.’
Ja, daar twijfelde Ingrid geen seconde aan, honderd kilo dominant vrouwspersoon. De ‘éénvrouws-tank’ werd zo ook wel genoemd. Omduwen ging niet, laat staan dat ze zich weg liet blazen.
‘Ik heb net staan spitten, heb nog even gedacht jullie stukje ook maar mee te nemen, verdwijnt dat onkruid tenminste ook eens onder een vers omgewoeld stuk aarde.’
Liedewei moest hard lachen om haar eigen grap. Ze gooide haar hoofd naar achteren om de bulderende lach de lucht en de ruimte te geven
Ineens besefte Ingrid waar Roos naar had staan kijken.
Ze zou toch niet?
De toon was gezet en Ingrid besefte dat ze zelfs drie vrouw sterk niet tegen Liedewei op zouden kunnen.
Daarbij vergeleken was Henk een makkie.
Hoe een Venkel je in gewetensnood kan brengen.
Hij was die middag wel tien keer de trap af en op gelopen. Elke keer had hij de grote, ietwat bolle deur van de “American fridge” opengedaan en doelloos in de rijkelijk gevulde koelkast staan kijken. ‘Venkel’, spookte er door zijn hoofd. Hij had inmiddels herkend wat Ingrid bedoelde.
Hij had vier keuzes gehad: iets paarsigs, een beetje gummi-achtig, indrukbaar; iets keihards groens, wat nog het meest op een uit de hand gelopen augurk leek die te groot was om in een potje met vocht gestopt te kunnen worden; een soort knol met lebben die langs de zijkant omhoogschoten en vlak boven de knol afgeknipt waren en tot slot groene lange stengels, hard en knapperig. Hij had er een stukje van afgebeten en vastgesteld dat hij die wel eens gegeten moest hebben, want vaag herkende hij de smaak.
Hij was tot de conclusie gekomen dat één van de laatste twee de toegezegde venkel moest zijn, maar zekerheid had hij niet. Dus bracht het internet uitkomst, even googelen en hij had het gevonden.
“Venkel,(Foeniculum vulgare) is een plant uit de schermbloemenfamilie (Apiaceae). Het is een naar anijs smakende plant die als kruid gezien wordt, maar ook als groente, met name de verdikking van de onderkant van de steel die aan de voet van de knolvenkel groeit.”
Er stond ook een plaatje bij, dat hielp. Het was dus die knol.
Een enorme opluchting maakte zich van hem meester. Hij had het object, waarmee of waarvan, dat wist hij nog niet, hij een maaltijd moest bereiden, gevonden.
Hij had zijn laptopje inmiddels op tafel gezet, zijn modem gereset, waarom deed dat ding het toch nooit als je het nodig had, en was gaan zitten.
Hij typte in het zoekvenster: Recepten met venkel. Venkelsoep, venkel uit de oven, venkel met een kruidenlaagje, gemarineerde zwaardvis met mousse van gekonfijte venkel en olijven, je kon het zo gek niet verzinnen of het kon wel met venkel. Hij las de bereidingswijzen op zijn gemak door. Het was een kwestie van stap voor stap het proces doorlopen en dan had je een overheerlijk eindresultaat. Althans die indruk ontstond al snel met het doorlezen van de verschillende recepten en de daarbij weergegeven prachtige foto’s.
Stap voor stap een proces doorlopen, daar was hij een kei in. Hij deed overdag niet anders. Altijd met als doel: waar kan het beter, handiger en bovenal efficiënter.
Maar dit was anders, dit leek meer op het in elkaar schroeven van een Ikea-kast met behulp van de originele Zweedstalige handleiding. Hij was geen held in koken en dat was een understatement, maar dit was hogere wiskunde voor hem. Bladzijde na bladzijde scrolde hij door.
Hij kon er geen soep van maken, zelfs geen venkelsoep.
Moedeloos zakte hij een beetje in elkaar. Wat als Ingrid straks thuis kwam?
Ze zou hem weer dat vreselijke schuldgevoel geven, niet bewust, maar het voelde wel zo. Die blik, dat gelijk naar de koelkast lopen en in een kwartier iets op tafel zetten waar ook nog venkel in zat en wat bovendien nog ergens naar smaakte .
Persoonlijk at hij liever een stukje kalfsvlees met aardappeltjes en groente, maar als jezelf nooit kookte mocht je niet teveel eisen stellen, was zijn uitgangspunt.
Inmiddels had hij gevonden wat hij zocht. Hij had al googelend en tot zijn geluk ontdekt dat er in de Chinese keuken veel met venkel werd gewerkt.
Hij pakte zijn mobiel, zocht in zijn adressenboek naar zijn vaste Chinees en drukte het groene knopje in. De telefoon ging aan de andere kant over en werd opgepakt.
‘Ja, met Henk hier,’ zei hij.
‘Ach goedenavond mijnheer Henk,’ hoorde hij de Chinees met onvervalste Chinese tongval zeggen, ‘wat kan ik voor u doen?’
‘Ik zou graag een menu voor twee personen hebben maar er moet wel venkel in zitten.’
Hoe de Pizzachinees een Chinese blijkt te zijn en de vraag blijft of er venkel in zit
Henk hoorde de voordeurbel gaan. Ze hadden zo'n ouderwetse, met zo'n trekstang door een gat, gestoken, geboord in de deurpost en uiteindelijk verbonden met een bel met klepel.
Echt ouderwets was de bel niet, het was slechts een gebrekkige remake van een klassiek ontwerp. Hij viel in ieder geval niet te missen want op zolder was hij luid en duidelijk te horen.
Daar zou je de “pizzachinees” hebben zoals hij steevast elke thuisbezorgende koeriersdienst noemde. Hij stond op van achter zijn computer, waar hij net de laatste hand aan het leggen was aan een lijvig eindrapport voor één van zijn opdrachtgevers.
Het was een aflopende klus. Het werd tijd zijn netwerk maar weer eens te benaderen voor een nieuwe klus, bedacht hij, terwijl hij de trap afliep naar de voordeur. Hij stelde dat altijd tot op het laatste moment uit. Hij had een hekel aan acquisitie.
Het gebedel om werk, zoals hij dat zag, lag hem niet. Een aantal jaren geleden was hij uit pure noodzaak begonnen als interimmer en hij had gemerkt dat hij uitblonk in het korte werk. Analyse, orde in de chaos scheppen, niet te detaillistisch. De grote lijn, dat was zijn kwaliteit. En dan uiteindelijk komen met een gelikt advies dat heel erg op de vorm steunde, maar inhoudelijk ook gewoon goed was. Hij vond het heerlijk om eerst aan de lay-out te werken, vaak kwamen de volzinnen dan van zelf binnen. Nog een beetje schaven een presentatietje in elkaar draaien en hij wist: bewondering zou zijn deel zijn.
Maar met binnenkomen, zich zelf verkopen, daar had hij moeite mee.
Ingrid daarentegen liep gewoon bij iedereen binnen, had direct contact en zat voor zij het wist tot haar nek in allerlei vage projecten die soms verrassend veel, ook geld, opleverden, maar toch vooral gekenschetst konden worden als vrijwilligerswerk of ruim gesubsidieerde linkse hobby’s.
Voor de deur stond een jongen van waarschijnlijk een jaar of zeventien die bepaald niet te omschrijven was als een chinees. Hij had een imposante helm op zijn hoofd en keek schuin naar beneden, waardoor zijn ogen niet zichtbaar waren. Maar aan zijn brede schouders en enorme omvang viel af te leiden dat het bepaald geen Aziatisch type was. Hij was dan ook verrast toen de jongen opkeek en dat het om een meisje bleek te gaan met duidelijke Chinese trekken, die zelf, gezien haar omvang, blijkbaar ook erg veel van Chinees hield.
Weer een vooroordeel naar de Filistijnen, dacht hij.
Het meisje zag zijn verrassing en lachte verlegen.
Hij voelde zich ongemakkelijk en haalde een briefje van twintig uit één van zijn zakken en betaalde met een ruime fooi, alsof hij zijn schuldgevoel vanwege zijn vooroordeel daarmee wilde afkopen.
‘Dat wordt weer een week Chinees eten,’ mompelde hij net iets te hard.
‘Wat zei u?’ vroeg het meisje.
‘Nee, nee, niets belangrijks, ik mompelde wat in mijzelf.’
In de keuken aangekomen wilde hij beginnen met het voorzichtig uitpellen van de ingepakte Chinees, maar hij bedacht zich, liep terug naar de eetkamer en zette de vier op elkaar gestapelde bakken ingepakt en al op tafel, zodat het eten lekker warm zou blijven.
Als er nu maar venkel in zit? dacht hij.
Hoe Roos wel van Chinees houdt en vindt dat Henk niet hoeft te kunnen koken.
Henk had de Chinees nog maar koud op tafel gezet of hij hoorde de garagedeur al opengaan. Ingrid was eerder dan verwacht thuisgekomen. Ze was niet alleen. Hij hoorde haar druk praten in de garage. Wie zou er mee komen proeven van zijn overheerlijke venkel. Hij had er inwendig wel een beetje lol om, maar toch ook dat knagende gevoel dat hij weer niet aan de verwachtingen had voldaan. Eén troost: ze zou niks over de Chinees durven zeggen.
Het was Roos. Ze kwam op kousenvoeten de huiskamer binnenzetten.
‘Hoi, Roos eet je mee?’ vroeg hij.
‘Ja, lekker Chinees, ruik ik dat goed?’
‘Met venkel,’ zei hij triomfantelijk.
Ingrid, die net ook de huiskamer binnen gekomen was, keek hem vernietigend aan.
Roos zag het en keek niet begrijpend om zich heen.
‘Dat is een lang verhaal Roos,’ zei hij, terwijl hij een glimlach nauwelijks kon onderdrukken, ‘maar daar zal ik je nu niet mee vervelen.’ Hij mocht Roos wel; ze had zelfspot en nam zichzelf, in tegenstelling tot Ingrid, niet altijd even serieus.
Roos was een jaar of vijfendertig, deed iets creatiefs met teksten, had daar een eigen bedrijfje in en was de voorzitster van het tuincollectief.
Het tuincollectief had van de gemeente een stuk grond gepacht, waarop, vanuit verschillende gezichtspunten, getuinierd werd. Roos zelf was net zoals Ingrid van de ‘permacultuur’. Het was een vrouwenclub en conflicten waren, naar de mening van Henk, dan ook onvermijdelijk. Ingrid vertelde nooit zoveel maar uit haar humeur kon hij regelmatig opmaken dat het af en toe, op zijn zachts gezegd, moeizaam liep.
Roos vroeg zich af waarom Ingrid zo boos keek‘Lust jij geen venkel, Ingrid?’ vroeg ze, niets vermoedend. Henk keek plotseling strak om zich heen en zat met zijn vingers aan het puntje van zijn neus, een zenuwtrekje.
‘Ja hoor ik vind venkel heerlijk, ik heb nog een hele venkel in de ijskast liggen, niet Henk? Of heb jij die hoogstpersoonlijk naar de Chinees gebracht om in dit gerecht te laten verwerken.’ Het sarcasme droop er van af.
Roos besefte dat ze de verkeerde vraag gesteld had.
Henk keek hulpeloos om zich heen, steun zoekend bij een stapel borden in de kast die hij wilde pakken. Wat moest hij hier nu weer op zeggen. Geen enkel antwoord was goed.
Ja, was natuurlijk je reinste onzin en nee, ondenkbaar.
‘Mm-mm,’ kwam er daarom nauwelijks hoorbaar uit. Hij had de borden op tafel gezet en was begonnen de plastic bakjes chinees te voorschijn te toveren uit de lagen inpakpapier waar de Chinees ze altijd in wikkelde, en wilde ze zo op tafel zetten.
‘Neem dan in ieder geval nog de moeite het eten uit die plastic bakjes te halen en in een fatsoenlijke schaal te doen.’ Ingrid voelde de woede in haar opkomen.
‘Volgens mij heb ik de verkeerde vraag gesteld?’
‘Dat kan je wel stellen,’ zei Ingrid.
‘Ik had verdorie nog een hele venkel in de ijskast liggen en mijnheer weet er niets mee te doen. Toen ik wegreed wist ik al bijna zeker dat het wel weer Chinees zou worden. Het is altijd hetzelfde als mijnheer moet koken, komt hij niet verder dan een gekookt ei of een simpele stamppot, die nergens naar smaakt.’
Dat werd Henk toch wat te gortig; zijn stamppotten smaakten best wel ergens naar, zeker met een flinke klodder tomatenketchup. ‘Ik heb verdorie op het internet moeten uitzoeken welke van de vier vreemde objecten in de koelkast de venkel was.’
‘En ben je eruit gekomen?’ riep Ingrid en haar stem sloeg over.
‘Jongens,’ zei Roos, ‘een venkel, kom op waar gaat dit allemaal over. Henk kan nu eenmaal niet koken Ingrid, nou en, hij heeft vast andere kwaliteiten.’
‘Nou ja, ik kan best …,’ wilde hij ter verdediging antwoorden, maar hij hield na de eerste woorden maar snel zijn mond.
‘Je hebt gelijk Roos, Henk heeft vast andere kwaliteiten.’
Hoofdstuk 2, Een nieuwe Opdracht
Hoe Henk extra vroeg opstaat om zich naar het noorden te spoeden voor een afspraak.
Henk was extra vroeg opgestaan. Hij moest naar een potentiële klant in het noorden van het land. Hij was zo stom geweest de afspraak om half tien te plannen omdat dat zijn gesprekspartner beter uit kwam en de klant, in zijn ogen, nog altijd koning was.
Hij voelde zich een beetje 'brak' en vroeg zich af of de alcohol al uit zijn lijf was. Hij had gisteren net één cognacje te veel op. Na het eten hadden ze nog even nagetafeld en al snel was de cognacfles naast de koffie op tafel gekomen. Hij mocht graag naar Roos kijken. Ze had een verleidelijke lach die zijn fantasie prikkelde. Zijn obligate grapjes vielen blijkbaar bij haar in de smaak. Je kon met haar rustig discussiëren zonder dat het ooit tot een handgemeen dreigde te komen. Ze had dat relativerende, niet dat fanatieke wat je vaak bij die linkse hobbyisten tegen kwam. Roos was ook belezen, dat kon je aan alles merken. Ze kwam niet zomaar met een mening op de proppen. Hij had al menigmaal zijn mening naar aanleiding van een discussie met Roos moeten bijstellen.
Nooit tijdens een discussie, daar bleef hij moeite mee hebben. Een beetje opschuiven tot daar aan toe, maar toegeven dat hij misschien wel eens ongelijk zou kunnen hebben, daar had hij moeite mee. Een vorm van halsstarrigheid en eigenwijsheid die hem nog weleens zou kunnen opbreken.
Ze hadden dit keer weer een paar heftige discussies gehad over Uruzgan, waar ze het over de belachelijkheid van de missie verrassend eens waren, de Arabische lente en of je als 63-jarige nog wel moeder moest kunnen worden.
Henk en Ingrid waren het op dat punt altijd eens geweest. Zij hoefden niet bij te dragen aan de instandhouding van het ras en om als 63-jarige nog een kind op deze wereld te willen zetten ging hen beiden te ver. Een kind kreeg je, ontving je, en dat was geen eindproduct van een bijna fabrieksmatig productieproces. Een standpunt dat een relikwie was, overgebleven uit hun christelijke opvoeding. Henk vond bovendien dat de kosten van de zorg daar niet mee belast mochten worden. Als je dan toch een kind wilde, betaalde je daar maar zelf voor en gelijk ook maar voor de te verwachte geestelijke gezondheidszorg, die het kind dat straks ouderloos moest opgroeien naar verwachting nodig zou hebben. Om over de medische kosten nog maar te zwijgen.
Het was er heftig aan toegegaan. Roos, die zelf nog een stille kinderwens had, bleek daar toch een ander standpunt over in te nemen. Henk al wat cognacjes verder had volstrekt ongenuanceerd geroepen dat wat hem betreft voor lesbiennes hetzelfde gold.
Moesten ze maar een man nemen. Ingrid had hem geschokt aangekeken en met haar hand, ter verontschuldiging, een gebaar naar Roos gemaakt dat Henk iets te diep in het glaasje had gekeken.
Uiteindelijk was Roos naar huis gegaan met de mededeling dat als zij haar kinderwens in daden wilde omzetten ze in ieder geval zeker wist dat Henk niet de donor zou zijn.
Wat Henk eigenlijk toch wel weer jammer vond, want stiekem vond hij Roos zeker de zonde waard.
Uiteindelijk was hij een beetje aangeschoten naar bed gegaan. Nog een beetje onder invloed van de prettige verschijning van Roos had hij, toen ook Ingrid het bed in stapte, een voorzichtige toenaderingspoging gedaan. Maar ze had zich resoluut omgedraaid, met de rug naar hem toe.
Uiteindelijk was hij binnen vijf minuten in slaap gevallen.
Hij was Zwolle gepasseerd. Hij merkte dat hij ongemerkt harder was gaan rijden in zijn nieuwe laser-red Saab 9.3 sport estate, wat bijna vanzelf ging als je niet uitkeek. Hij had gekozen voor de luxe uitvoering met alles erop en eraan, een cadeautje dat hij zich zelf had gegeven na het uitstekende jaar dat hij het vorige jaar gedraaid had. En tevens, zo voelde hij dat tenminste, een steuntje in de rug van het noodlijdende Zweedse autoconcern. Hij had altijd een zwak gehad voor de nooddruftige in de samenleving en daar schaarde hij het Zweedse automobielbedrijf nu ook onder. Veel effect had het overigens niet gehad, want echt goed ging het nog steeds niet met Saab.
Ingrid had er van gegruweld maar hij had het verdedigd met de opmerking dat het min of meer een sociale daad was en de auto een C-label had.
‘Maar je had er toch ook één met een A-label kunnen nemen of een tweedehandsje,’ had ze geroepen. Hij had geduldig uitgelegd dat tweedehandsjes nog meer co2-uitstoot hadden en dat hij met een klein autootje echt niet bij een klant aan kon komen.
De klant vertrouwde nu eenmaal een interim-manager met een kleine auto niet, dat kon nooit wat zijn. Die kón niet goed zijn. Het was natuurlijk weer een eindeloze en vooral nutteloze discussie geworden, de auto had immers al op de oprijlaan gestaan en zijn buurman, Johan, had er al bewonderend omheen gelopen en zachtjes over de motorkap geaaid. Waarschijnlijk vervuld van jaloezie.
Gek eigenlijk hoe mannen auto's bijna als levende wezens met gevoel beschouwde die geknuffeld en vertroeteld moesten worden. Johan gaf zijn auto, een zilvergrijze Audi( zonder pluspakket vanwege de kosten) bijna elke zondagochtend een wasbeurt. De langslopende kerkgangers die na de Christelijk Gereformeerde kerk aan het eind van de straat liepen waar zij ter kerke gingen, keken hem altijd vuil aan, temeer daar hij de gewoonte had zijn autoradio op fors volume te laten aanstaan tijdens de wasbeurt. En aangezien Johan een liefhebber was van het Nederlandse lied, had de muziek niet het niveau van zijn naamgenoot Johan de Heer, welke liederen vol overgave, nog op hele noten gezongen, tot ver in de omtrek van het kerkgebouw te horen waren.
Johan liep tegen zijn pensioen, was ambtenaar, had een goede baan gehad, maar was een beetje stoffig, een echte risicomijder. Iemand, zo schatte Henk in, die door gebrek aan gewicht uiteindelijk was boven komen drijven.
Inmiddels was zijn snelheid gezakt tot tachtig kilometer per uur, harder mocht je op dit stuk niet rijden. In de achteruitkijkspiegel zag hij twee motoragenten naderen, hij ging naar de rechterbaan. Zouden ze hem moeten hebben? De alcohol zat vast nog in zijn bloed.
Dat kon hij nu echt niet hebben. Hij merkte dat hij begon te zweten. Gelukkig ze reden voorbij. De hele weg tot zijn eindbestemming reed hij vervolgens keurig, zich houdende aan de snelheidslimieten, maar toch bang dat ze hem ergens op zouden wachten.
Op de radio werd op opgewonden toon gediscussieerd over een voorstel van de grote blonde misleider om een nieuwe feestdag in te stellen: “De International Leave Islam Day”. Misschien was het een idee om ook feestdagen te organiseren voor ex-Katholieken, ex-Gereformeerden of misschien zelfs wel ex-pvv-stemmers. Die laatste dag zou hij graag mee vieren.
Wat zouden ’Henk en Ingrid’ daar eigenlijk van vinden?
Gekker moest het toch niet worden!
Hoe Henk een parkeerplek vindt en de dame van de receptie hem vriendelijk toelacht.
Henk draaide zijn Saab het grote parkeerterrein op. Langzaam reed hij langs de parkeervakken, zoekend naar een plaatsje . Het probleem met dikke auto's was dat de parkeerplekken te smal en de ruimte tussen de aan weerszijde van het middenpad geparkeerde auto’s te kort was om er in één keer in te draaien. Voorwaarts instekend moest hij al een keer extra steken, en helemaal als hij zijn auto met de achterkant als eerste wilde insteken, zoals echte mannen dat deden. Daar hielp geen parkeersensor aan. Hij had ooit eens gelezen hoe je op een parkeerterrein kon herkennen of een auto ingeparkeerd was door een man of een vrouw. Een vrouw parkeerde met de neus naar voren een man schoof hem met de kont er eerst in. Het had hem onlogisch geleken want vrouwen probeerden, naar zijn oordeel, juist overal hun kont in te draaien en mannen waren juist van de frontale penetratie.
Sinds die tijd probeerde hij altijd achteruit in te parkeren, uit misplaatst macho-gevoel. Toen hij eindelijk een plekje gevonden had kwam hij echter al snel tot de conclusie dat achteruit parkeren, zonder schade te veroorzaken, hier geen optie was.
Hij zag zichzelf toch een goede chauffeur maar achteruit rijden was niet echt zijn ding. Sowieso een stapje terugdoen kostte hem moeite. Hij was meer van het vooruit kijken en in het voorkomende geval was de vlucht naar voren een goede optie.
Hij parkeerde, pakte zijn attachékoffer van de bijrijdersstoel en zijn jasje dat hij over zo'n handig hangertje, gemonteerd achter de hoofdsteun van zijn stoel, had gehangen.
Voor hij verder liep om te kijken in welk gebouw hij moest zijn van het enorme zorgcomplex, stak hij zijn duimen onder de heupband van zijn pantalon. Zijn hemd was uit zijn broek gekropen.
Hij trok zijn broek iets omhoog en terwijl hij met zijn rechterhand wat ruimte schiep tussen zijn buik en de broekband, frommelde hij met zijn linkerhand zijn overhemd in zijn broek. Hij herhaalde de zelfde actie met zijn linkerhand onder de heupband en nadat hij ook aan de achterzijde zijn pantalon op orde had gebracht liep hij langzaam naar één van de ingangen waar een groot bord hing waarop diverse routes vermeld stonden naar de belangrijkste bestemmingen.
Al snel vond hij wat hij zocht, directie, gebouw d, route 54. Hij stond blijkbaar voor gebouw h, want rechts van de schuifdeuren, die automatisch opengingen toen hij aan kwam lopen, hing een bordje met de letter 'h'. Daaronder stond geschreven: ehbo. Hij keek schielijk om, om te controleren of hij niet op een vrij te houden plaats was gaan staan ten behoeve van de 'Eerste hulp'. Hij was weleens per ongeluk op een invalidenplek gaan staan en had slechts met veel moeite een prent kunnen voorkomen.
Route 54, liep via “kruip-door-sluip-door” wegen en een heuse loopbrug, die hem al was opgevallen bij het oprijden van het immense parkeerterrein, naar een vleugel van het complex die tot kantoorruimte was omgebouwd. Het zorgcomplex dat bestond uit een aantal verpleegafdelingen, een ziekenboeg en een hospice was duidelijk gedateerd. Er was een nobele poging gedaan tot uitstel van executie, maar uiteindelijk was, enige tijd geleden eigenlijk al, het moment aangebroken dat nieuwbouw niet meer uit te stellen was.
Hij was benaderd als procesbegeleider. Hij zou de migratie van oud naar nieuw moeten begeleiden, waarbij afdelingen samengevoegd en taken veranderd moesten worden. Personeelsplannen, scholing, vakbonden, de hele bende.
Een vriendje had hem bij de directie aanbevolen. Zo ging dat in zijn werk. Je moest elkaar af en toe wat toeschuiven, gunnen.
Hij had getwijfeld of het niet te hoog gegrepen was of hij het wel aankon, maar praten was nooit verkeerd. Zodoende was hij uiteindelijk hier aangekomen voor een verkennend gesprek met de directeur-bestuurder.
Hij hoedde zich ervoor dat hij niet per ongeluk, uit angst dat hij even zonder een opdracht zou komen te zitten, ‘ja’ zei en later de consequenties overziend, op de blaren moest zitten.
Hij was al aardig gedesoriënteerd en was inmiddels één van de vele liften ingestapt. Langzaam voelde hij de lift naar boven gaan. Na een klein schokje, waaraan hij merkte dat de lift tot stilstand was gekomen, opende de deuren zich.
Recht tegenover hem bevond zich midden in de grote hal, een balie. Rechts scheen de zon door een grote glazen wand naar binnen. Hij zag de immense parkeerplaats liggen en keek snel of hij zijn auto kon onderscheiden, wat natuurlijk onmogelijk was, ook omdat de zon in zijn gezicht scheen.
Hij was op de plaats van bestemming aangekomen.
Achter de balie stond een bepaald niet onknappe dame van een jaar of dertig. Op haar linker revier, was een naambordje vastgespeld, ‘José’ stond daarop.
‘Hoi José,’ zei hij, ‘ik ben Henk.’
‘Van Ingrid?’ zei ze vragend, terwijl ze vriendelijk naar hem lachte.
‘Inderdaad van Ingrid.’ En hij lachte zijn vriendelijkste lach terug.
Hoe Henk José ontmoet en zijn laatste slok cappuccino snel naar binnen werkt.
‘Sorry,’ had ze gezegd en hij had geantwoord dat dat nu ook weer niet nodig was. Hij was nu eenmaal getrouwd met Ingrid en dat een politicus, louter om populistische redenen, gekozen had om deze naam-combinatie te gebruiken als archetype voor zijn stemvee, de gewone hardwerkende xenofobe autochtoon, dat was het noodlot dat hen trof. Ze had er om moeten lachen en hij voelde zich wat licht worden, geen vlinders in de buik, maar meer het aangename gevoel in de nabijheid van een vrouw te zijn, waarop hij, als de juiste omstandigheid zich voordeed, zomaar verliefd zou kunnen worden.
Dat had hij wel vaker, een enkele keer ging het verder dan dat ene moment, sloeg zijn fantasie op hol, een korte geestelijke flirt. Maar hij redde zichzelf altijd weer door de gedachte: “Te ingewikkeld”. Hij wist zijn hormonale toestand altijd weer goed in de hand te houden door dit soort gevoelens te onderdrukken, door een wolk van pragmatisme en de vaste overtuiging dat hij toch geen schijn van kans zou maken. Ingrid zou woest zijn, einde relatie, huis verkopen, elke avond chinees al of niet met venkel of een pizza. Bepaald geen aantrekkelijk vooruitzicht.
De cappuccino die hij van José gekregen had was, op een enkele slok na, op. Hij had het kopje net in zijn hand en wilde een laatste slok nemen toen hij iemand, waarschijnlijk zijn afspraak, aan het einde van de gang zag aankomen. Snel dronk hij het laatste restje cappuccino in één teug op, ging staan veegde zo onopvallend mogelijk zijn mond af met de achterkant van zijn linkerhand, zodat hij zijn rechterhand schoon hield. Hij deed een paar stappen naar voren richting de rijzige man die tot op vijftien meter genaderd was. Hij schatte hem ruim één meter negentig, de man was kalend en had grijze plukjes haar rond de slapen.
‘Geert,’ stelde hij zich voor, terwijl hij met uitgestrekte hand op hem af kwam lopen.
‘Henk,’ en na een korte pauze vervolgde hij, ‘van Ingrid.’
Geert moest smakelijk lachen. ‘tis niet waar.’
‘Ja, echt hoor geen woord aan gelogen.’
Het ijs was gebroken en terwijl ze langs de balie liepen gunde hij José nog een blik en zei haar snel gedag.
Hoe Henk Geert ontmoet en een prettig gesprek heeft.
Aan het einde van de lange gang aangekomen, hield Geert stil voor een openstaande deur. “Treedt binnen,” zei hij plechtig, terwijl hij zijn hand met een uitnodigend gebaar uitstrekte richting de openstaande deur. Midden in de kamer stond een ronde tafel, waar omheen al drie mensen zaten, twee mannen en één vrouw.
Eén kende hij al, dat was de vriend die zijn naam genoemd had.
Wouter, zo heette hij, was een echte techneut maar dan wel één met de gave van het woord. Hij kon prima beslissingen voorbereiden in dikke rapporten, met prachtige analyses over vastgoedkeuzes, maar hij bleef toch altijd de techneut die met enthousiasme kon vertellen over allerlei nieuwe technologische ontwikkelingen en toepassingen, zonder in de gaten te hebben dat zijn gesprekspartner al lang met zijn gedachten ergens anders zat en de aandacht verloren had.
Alvorens Wouter te begroeten werd hij door Geert voorgesteld aan de overige twee gespreksdeelnemers.
De vrouw heette Trude ze was midden veertig, had kort donker haar, was gekleed in een mantelpakje en was verantwoordelijk voor het hele personeelsbestand.
Ze had iets van personeelsmanagement gestudeerd, hrm heette dat tegenwoordig, op academisch niveau zelfs, zo vertelde ze vol trots, want bij het noemen van haar opleiding, rechte ze haar rug, ging recht op zitten en begon een beetje te stralen. Het ging zijn ene oor in en zijn andere ook gelijk weer uit. Waarom mensen zich lieten voorstaan op hun verworven theoretische kennis en hun opleiding erbij haalde om zichzelf een bepaald niveau toe te eigenen, verbaasde hem toch elke keer weer. Was het een gevoel van minderwaardigheid of was het om de ander te imponeren? Hij geloofde niet in diploma’s. ‘Learning by doing’ was zijn adagium. Hij vroeg zich af of ze ook iets wist van de sociale kant van het personeelswerk.
De man heette Frans, was al wat ouder en was een echte selfmade manager met een rijke ervaring binnen allerlei organisaties en was nu met zijn laatste klus bezig.
Hij zag er onberispelijk uit, de kwaliteit droop van zijn pak af, de stropdas strak gestrikt in een dubbele Nelson. Hij had een kort grijs baardje, maar het meest opvallende was de bril die hij op zijn neus had, een roze, zo’n halve, voor het lezen. Hij moest gevoel voor humor hebben, iemand die zichzelf blijkbaar niet al te serieus nam. Hij keek over zijn bril Henk aan en lachte vriendelijk toen hij hem de hand schudde.
Nadat verder alle handen geschut waren en hij een blik van verstandhouding met Wouter had gewisseld, de koffie uit de gereedstaande thermoskan was ingeschonken, Trude haar zakje thee in het hete water in haar kopje had gedoopt en Geert, die de algemeen directeur bleek, nog even de grap van Henk en Ingrid had verteld, was het gesprek al snel gekomen op het onderwerp van de bespreking.
Henk hield wel van deze voortvarende aanpak.
Ze hadden hem uitgenodigd om de transitie van oud naar nieuw te begeleiden. Frans had meer dan genoeg werk aan de lopende zaken binnen het facilitaire bedrijf, zat ook al redelijk dicht tegen zijn pensioen aan en ze zochten nu iemand die de processen zou beschrijven, samenhangende met de nieuwe locatie, en daarbij ook nog de nieuwe organisatiestructuur zou vormgeven. Dit laatst natuurlijk in nauwe samenwerking met Trude. De klus zou ongeveer een jaar duren met een mogelijke uitloop van nog een jaar. Allemaal afhankelijk van Frans zijn beslissing al dan niet vervroegd met pensioen te gaan.
Trude maakte op hem een beetje gespannen en bepaald geen prettige indruk. Ze schoof een beetje onrustig op haar stoel, had nu al drie keer met haar lepeltje in haar thee zitten roeren en keek hem bij voortduring steeds slechts vluchtig aan. Eerst maar eens peilen waar zij in dit proces stond. Dus toen Frans was uitgesproken vroeg hij op een gegeven moment: ‘Hoe moet ik die samenwerking met Trude zien, is het een kwestie van ideeën wisselen of is het meer in rechtspositionele ondersteunende zin.’
Trude’s hoofd werd wat roder, ze roerde wat harder in haar thee, schraapte hoorbaar met het lepeltje over de bodem en keek hem even venijnig aan. Daar zit een hoop frustratie stelde hij vast. Hij wist het antwoord al, wisselen van ideeën was voor Trude eigenlijk al een stap te ver.
‘Nee Henk, het gaat in hoofdzaak om die laatste vorm van ondersteuning,’ antwoorde Geert, die niet eens de moeite nam Trude zelfs maar even aan te kijken om te checken of ze daar wellicht anders over dacht. Trude wist waar ze aan toe was en was op haar plaats gezet. Henk hoefde zich om haar geen zorgen te maken. Hij zou voldoende mandaat hebben.
Henk stelde nog wat inhoudelijke vragen om af te tasten op welke verdere medewerking hij kon rekenen en om te bepalen hoe groot de omvang van de klus nu exact was.
Hij werd steeds enthousiaster. Wouter had het goed gezien een echte klus voor hem.
Hapklare brokken maken van een complexe situatie, zijn kwaliteit.
Het gesprek duurde ongeveer een anderhalf uur.
Bij het afscheid nemen, schudde ze elkaar vriendelijk de hand. Een verlegen lachje was zichtbaar om de mond van Trude. Die kon hij hebben wist hij.
Geert liep met hem mee, richting de liften, en in het voorbijgaan zag hij José achter de balie zitten. Ze lachte nog steeds vriendelijk. Even dacht hij haar een knipoog te geven, maar verder dan een wat mislukte grimas kwam hij niet.
Hoe Henk een bon krijgt en huiswaarts keert.
Zijn auto terugvinden op het immense parkeerterrein bleek minder moeite te kosten dan hij in eerste instantie had gedacht. Het feit dat hij precies tegenover de EHBO-post geparkeerd stond was daar waarschijnlijk debet aan. Tevreden liep hij naar zijn auto. Hij had last van een goed humeur. Zijn auto knipperde van plezier toen hij aan kwam lopen en zijn Saab van een afstandje ontgrendelde. Hij stapte in en installeerde zich op zijn gemak in de leren fauteuil. Hij startte de motor en boog zich voorover om zijn usb-stickje in de radio te stoppen waar hij de dag van te voren nog de hele Eagels-discografie illegaal op had gedownload en die hij op de heenreis vergeten was in te pluggen. Hij ging rechtop zitten om zijn gordel om te doen toen zijn oog viel op een geel papiertje dat onder de ruitenwisser gestopt was. Een krachtterm ontsnapte uit zijn mond. Hij had direct herkend wat daar zo nonchalant onder zijn ruitenwisser gestopt was: een bon.
Hij begreep er niets van. Hij stapte uit de auto. Inmiddels was het gaan miezeren. Ook dat nog, dacht hij. Het was inderdaad een parkeerbon. Hij liep een stukje naar achteren om beter te kunnen zien of er toch ergens een bord stond dat hij over het hoofd gezien had. Dat moest wel, anders had hij geen bon gekregen. Er klonk een luide claxon vlak achter hem. Hij schrok en snel deed hij een stap naar voren. Hij stond dan wel bij de EHBO geparkeerd maar dat hoefde natuurlijk nog geen reden te zijn zich vrijwillig te laten opnemen met een gapende beenwond of erger nog, ernstig hersenletsel.
Een meter of vijfentwintig aan zijn linkerkant, de kant waar hij vandaan gekomen was, stond een bord. Hij liep ernaar toe en las: Alleen kort parkeren, maximaal dertig minuten. Hij vroeg zich af wie vastgesteld had dat hij daar langer dan een half uur geparkeerd gestaan had. Iemand moest de politie gewaarschuwd hebben? Hij verwierp het idee meteen, die hadden toch wel wat beters te doen dan hem een parkeerbon te geven op dit parkeerterrein, boeven of loslopende honden vangen als animalcop.
Hij was natuurlijk gewoon vergeten hier zijn parkeerschijf te zetten, wat niets had uitgemaakt want er was al bijna twee uur verstreken sinds de tijd dat hij zijn auto geparkeerd had.
Toen hij weer in de auto zat bekeek hij de parkeerbon nog eens aandachtig. Deze kwam bepaald niet van de plaatselijke politie, blijkbaar mocht de uitbater van het parkeerterrein bonnen uitdelen bij overtredingen.
Hij moest nog maar eens kijken of hij die ging aanvechten, als hij de klus zou aanvaarden kon hij hem waarschijnlijk gewoon verscheuren. Hij stapte weer in de auto en reed het parkeerterrein af. Een uitrijkaart had hij in ieder geval wel gekregen. Dat scheelde weer een paar Euro. Hij reed vlot door en was al snel bij de afslag naar de snelweg.
Inmiddels waren de Eagles bij Hotel California aangekomen. Hij was op weg naar de ‘dark dessert highway’.
Hij luisterde naar de tekst.
'There she stood in the doorway,
I heard the mission bell
And I was thinking to myself,
This could be Heaven or this could be Hell'.
Onwillekeurig moest hij bij het luisteren naar de tekst aan José denken. Ze had indruk gemaakt. Bij het oprijden van de snelweg zat hij inmiddels luid mee te galmen.
Zijn humeur kon, ondanks de bon, niet meer kapot, “hij had er zin an”, het was alleen zo verrekte ver weg. Hij drukte het gaspedaal nog maar eens flink in, misschien viel het dan wel mee.
Hoe Henk thuiskomt en met Ingrid van een gezonde lunch geniet.
Hij had ter hoogte van Zwolle alvast naar Ingrid gebeld om te zeggen dat hij voor de lunch thuis zou zijn. Toen hij tenslotte thuis kwam, het pad naar de garage opreed, waar hij zijn auto nooit inzette, altijd bang dat Ingrid, die overigens hoogst zelden de auto gebruikte, bij het wegrijden één van de twee openslaande garagedeuren zou meenemen, was de tafel al gedekt.
‘Je bent laat,’ zei Ingrid. Ze was het er niet mee eens geweest dat hij het aannemen van deze opdracht alleen maar al overwogen had. Een opdracht waarvoor hij elke dag minstens drie uur in de auto moest zitten. Henk had dat ook als een minpunt beschouwd, maar hij ging er vanuit dat hij waarschijnlijk voor een groot deel thuis zou kunnen werken.
‘Dat valt toch wel mee,’ antwoordde Henk, ‘dat laatste stukje door de stad valt altijd qua tijd een beetje tegen, dat klopt, vijf kwartier, meer heb ik er niet over gedaan.’
‘Als dat maar weer geen bonnen worden.’
‘Ik heb er al tenminste één, voor fout parkeren.’
‘Hoe kan dat nou weer, er is toch altijd wel een aparte plek voor bezoekers?’
‘Dat is een lang verhaal,’ zei Henk.
Ingrid baalde van al die bonnen, meestal snelheidsovertredingen, die Henk verzamelde.
Ze zat afwachtend te kijken wanneer Henk het lange verhaal zou gaan vertellen. Blijkbaar moest ze het uit hem trekken.
‘Nou, en?’
‘Hoezo? Wat nou, en?’
‘Nou dat lange verhaal.’
‘Nee nee, dat ga ik niet helemaal vertellen.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat het een lang verhaal is.’
‘Zolang kan dat toch niet zijn, het is maar een parkeerbon.’
‘Dat heeft er niks mee te maken, het is gewoon niet zo'n interessant verhaal.’
Henk merkte dat hij er niet onderuit kon en vertelde in het kort wat er gebeurd was.
‘Maar de politie kan toch alleen bonnen uitschrijven?’
‘Het zal wel zo’n soort parkeerwacht zijn, die mogen ook bonnen schrijven.’
‘Ja, dat zal dan wel,’ zei Ingrid, ‘het is in ieder geval een raar verhaal.’
Ingrid had haar best gedaan op de lunch.
Warme broodjes uit de oven, van die gezonde, met harde stukjes erin.
Sinds hij een paar jaar geleden een kleine fysieke waarschuwing had gehad zorgde ze goed voor hem. De boter was afgeschaft, ‘dat is alleen maar het plakmiddel tegen het van de boterham afvallen van de hagelslag,’ zo had ze gezegd, ‘en dat mag je toch niet meer veel te vet.’
Hij vond dat wel jammer want hij hield wel van een vers wit broodje met dikke roomboter en iets van vlees erop. Hij nam uiteindelijk een broodje met een plakje magere geitenkaas, met wat van dat groene spul dat in de tuin groeide, alfalfa, er overheen en wat zout en peper om het af te maken. Hij at het geheel met smaak op, want gezond hoefde niet altijd vies te zijn zo had hij gemerkt. Al moest hij nog steeds wennen aan de aubergines, courgettes en de venkel die hij regelmatig te eten kreeg. Goddank, was Ingrid geen vegetariër geworden. Hij was een carnivoor van huis uit. Hij hield wel van een stukje vlees op zijn tijd.
Op de tafel stond een pak karnemelk.
‘Is er ook nog gewone melk?’ vroeg hij.
Dit is toch gewone melk, zei Ingrid.
‘Nee, gewone melk is de melk die direct uit de uier van een koe komt, geen magere, geen halfvolle of gepasteuriseerde, gewoon volle melk, liefst zoals vroeger uit een fles.’
Ingrid negeerde hem en liep naar de koelkast en haalde er een pak melk uit, halfvolle.
Hoe de ochtend wordt doorgenomen en er daarna toch nog een gezellige middag volgt.
‘Hoe ging het vanmorgen?’
‘Hij heette Geert, grappig hè!”
‘Wat is daar nu weer voor grappigs aan?’
‘Nou ja, Geert, Henk en Ingrid.’
Dat begreep Ingrid ook wel. Toen ze voor het eerst had gehoord dat de naamcombinatie Henk en Ingrid gebruikt werd voor politiek gewin en symbool stond voor de oude vertrouwde Jan Modaal en zijn vrouw, maar dan geen lid van de vakbond maar gewoon rechts a-politiek, had ze overwogen haar naam te veranderen. Veranderen was het nu eigenlijk ook weer niet want ze had tenslotte drie namen (Ingrid Clara Maria), een kwestie van inwisselen.
Maar Clara, vernoemd naar haar oma die op een boerderij was opgegroeid, deed haar altijd aan koeien denken, Clara-33, geel label in de oren en herkauwen maar en Maria paste op één of andere manier niet bij haar.
Henk had er ook erg hard om moeten lachen en uiteindelijk had ze besloten het maar bij Ingrid te laten. Maar nu Henk er weer over begon vond ze het toch jammer dat ze het niet had doorgezet. Marja had toch ook gekund?
‘Maar was het wat? Het is wel erg ver weg,’ kwam er als overbodige toevoeging achteraan. Ze kon het niet vaak genoeg benadrukken dat ze het er niet mee eens was een opdracht zo ver weg. Daar kon alleen maar ellende van komen.
‘Ja, het lijkt me wel wat, ik heb vanmorgen gesproken met Geert, de algemeen directeur en een zeker Frans, de facilitaire manager. Die gaat bijna met pensioen. Deze klus erbij is te veel van het goede, ik zal hem moeten gaan ondersteunen. Het hoofd personeel was er ook nog bij, Trude, en Wouter, natuurlijk.’ Bij het noemen van de namen moest hij onwillekeurig even aan José denken. Maar hij kon toch moeilijk zeggen en José, die zat achter de balie.
‘Heeft Wouter dit geregeld?’ ze mocht Wouter niet. Wouter was een enkele keer op bezoek geweest, puur zakelijk, maar hij had haar nauwelijks een blik waardig gegund.
Ze kon met iedereen wel een praatje maken maar met Wouter was dat niet gelukt. Een echte techneut die waarschijnlijk uren lang boeiend over dakpannen en bakstenen kon praten. Niet een onderwerp waar Ingrid erg in geïnteresseerd was.
‘Ja, dit kwam via Wouter.’ Hij wist ze mocht hem niet.
‘Ga je het doen?’
‘Dat weet ik niet, ik weet niet eens of ze me wel willen hebben.’
‘Denk je wel om je gezondheid? Elke dag twee keer anderhalf uur rijden lijkt mij erg vermoeiend en dan heb ik 's-avonds niks meer aan je.’
Henk vroeg zich af wat Ingrid daar nu weer mee bedoelde. Ze deden 'savonds bijna nooit wat samen. Hij werkte vaak nog wat door, Ingrid had haar vriendinnen van de ‘permacultuur’, ze volgde nog een cursus vilten waar ze erg druk mee was en zat in allerlei vergadercircuitjes van allerlei, in zijn ogen, vage projectjes.
Het floepte er zomaar uit. Maar ze was bang dat Henk in de auto van vermoeidheid in slaap zou vallen, ze was altijd bang voor de meest vreselijke dingen.
Henk zou haar zeker niet onverzorgd achterlaten, maar ze had hem nodig.
Ze hield ondanks alles van hem, met die gekke pijp en dat buikje van hem.
Ze zou niet weten wat zonder hem te beginnen. Ze stond van tafel op en terwijl ze langs hem, richting de keuken liep, streek ze hem over zijn hoofd en gaf hem een kus in de nek. Henk keek verbaasd op en lachte verlegen.
Vanmiddag zou er niets van werken komen.
Hoe Henk aan José denkt en Ingrid Roos ineens naast zich op het bed heeft zitten.
Henk stond onder de douche. Hij voelde zich moe maar voldaan. Het was even verrassend als opwindend geweest. Ineens had hij José op zijn netvlies gehad. Hij was geschrokken, gelukkig had Ingrid niks gemerkt.
Hij draaide de kraan dicht stapte uit de douche en pakte een handdoek en begon zich langzaam af te drogen. Hij keek in de spiegel, zo'n verwarmde die niet kon beslaan. Hij hield zijn buik krampachtig in, ging een beetje schuin voor de spiegel staan, en vond dat hij er zo voor zijn leeftijd nog best mocht zijn. Hij liep naar de slaapkamer waar zijn kleren op een hoopje op de grond lagen. Hij hing ze over de dressboy die in een hoekje van de kamer stond en pakte schone kleren uit de kast, spijkerbroek, overhemd en trui. ‘Ik zie je zo,’ zei hij zacht tegen Ingrid, die nog een beetje lag te doezelen in bed, en liep vervolgens langzaam de trap af.
Ingrid lag nog in bed. Ze voelde zich moe en was nog een beetje opgewonden. Ze wist niet wat haar bezield had, maar ineens had ze hem naar boven gesleept. Ze had er zo'n zin in gehad.
Het was ook al weer een poosje geleden. Ze droomde een beetje weg, langzaam dwaalde haar gedachten af. Ineens stond Roos bij haar in de slaapkamer. ‘Hoi Ingrid,’ zei ze zacht en ging naast haar op het bed zitten. Ze boog zich langzaam naar Ingrid toe. Ingrid kon haar bijna ruiken, een zoetige lucht dwarrelde haar neus binnen een haarlok kriebelde op haar wang. Ze voelde zich blij en gelukkig.
In de verte hoorde ze roepen: ‘Ingrid,’! iets harder nu, ‘Ingrid.’!
Ze schrok wakker, Karel hun lapjeskat liep spinnend over haar heen, zijn staart kriebelde in haar gezicht. Ze rook de koekjes nog die ze die ochtend gebakken had.
Ze was geamuseerd, ‘wie had dat nu gedacht,’ mompelde ze zachtjes voor zich uit. Ze liep naar de badkamer, douchte zich, schoot wat kleren aan en liep vrolijk naar beneden.
‘Ik doe het,’ zei Henk toen ze beneden kwam.
‘Ik werd net opgebeld en ze hebben me gevraagd de klus op te pakken. Overmorgen ga ik er heen om de zaak definitief te regelen.’
Weg was haar goede humeur.
‘Ik had liever gehad dat het wat dichterbij was.’
“Ja Ingrid, dat had ik ook prettiger gevonden, maar het werk ligt op het ogenblik niet voor het oprapen en het is wel een heel leuke uitdagende klus.’
Ingrid wist dat ze er niks meer aan kon veranderen.
Henk had voor zich zelf een cognacje ingeschonken.
‘En wat wil jij?’
‘Doe mij maar een sherry.’
Ze had trek in een sigaret.
Hoe Ingrid Henk helpt zijn kamer op te ruimen en Henk een pijpje probeert te roken.
Ze waren de hele dag bezig geweest met opruimen. Het was eigenlijk meer uitmesten dan opruimen geweest. Ingrid had geholpen, wat eigenlijk helemaal niet hoefde want het was immers zijn troep. Hij had altijd de goede gewoonte voor hij aan een nieuwe klus begon de oude zooi op te ruimen. Nooit na afloop van een oude klus, nee vlak voor het begin van een nieuwe. Een subtiel verschil.
In de tussenliggende periode, die soms wel een paar weken kon duren, moest hij geen leeg bureau voor zich zien. Dat maakte hem onrustig, alsof alle energie uit hem wegstroomde. Het gaf hem het beeld van niets te doen te hebben, leeg, werkeloos. Alsof alles wat in zijn hoofd zat opgesloten aan ideeën, tegelijkertijd met het leeg maken van zijn bureau verdwenen was.
Ingrid had bij de buurtsuper zeven bananendozen gehaald om de papiertroep die weggegooid moest, af te voeren. Ze had bij hoge uitzondering met zijn Saab naar de stort mogen rijden en was opgelucht dat zij deze taak volledig krasloos had weten te volbrengen.
De man bij de stort had keurig netjes de zeven dozen uit de auto gepakt, dat was immers geen vrouwenwerk, zo had hij gezegd. Hij had gevraagd of ze de dozen terug wilde hebben. Dat was niet nodig geweest en ze had gezien hoe hij de dozen keurig netje opstapelde in de hoek van de loods, waar al het oud papier opgestapeld lag.
De wat gevoeliger stukken waren via de papierversnipperaar, die overuren draaide, in de papierbak die één keer per maand aan de straatkant gezet moest worden, beland. Het leverde uiteindelijk weer een groot aantal legen mappen op die met een schoon etiket gewoon weer opnieuw dienst konden doen.
Ingrid verbaasde zich over de onbeschrijfelijke wanorde waarin Henk kon werken.
‘Henk, ik snap niet dat jij hierin kunt werken,’ had ze gezegd en hij had begrepen wat ze bedoelde. Maar ja, hij was een man en die zaten nu eenmaal anders in elkaar. Als er een stapeltje op de trap lag met de duidelijke bedoeling dat het mee naar boven genomen moest worden als je toch naar boven ging dan konden mannen het dagen lang zien liggen maar nooit op het idee komen dat het misschien handig was om het in de loop mee te nemen. Of als de afwasmachine piepte ten teken dat de afwas gedaan was, hem alleen uitzetten maar niet op het idee komen om leeg te ruimen. Altijd uitstellen: Doe ik zo meteen. Ja, straks.
Heel bijzonder allemaal. De troep benauwde Henk soms ook wel eens, maar elke keer als hij begon met opruimen kreeg hij na een paar minuten weer een brainwave en moest hij wel weer achter zijn computer kruipen om deze uit te werken.
Hij schoof zijn bureau dan, zo goed en zo kwaad als dat ging, leeg en begon te werken, geen acht meer slaand op de troep. Soms werd het hem ook wel eens te veel en als het dan even rustig was begon hij toch maar op te ruimen, maar weggooien deed hij bijna nooit. Met als gevolg dat op een gegeven moment er overal in zijn werkkamer stapeltje verschenen.
Ingrid was bedreven in het ordenen. Haar eigen werkkamertje waar zij af en toe tijd doorbracht zag er altijd netjes en geordend uit. Er stonden wel overal prulletjes zoals hij dat noemde, kaboutertjes, schilderijtjes en allerlei andere nauwelijks te beschrijven objecten, maar het was netjes en overzichtelijk.
Nu zaten ze genoeglijk, in het voorjaarszonnetje, achter in de tuin, uit de wind, Henk had een glas cognac binnen handbereik. Hij had zijn pijp gepakt en probeerde hem te vergeefs aan de praat te krijgen.
Ingrid zat geamuseerd toe te kijken. Ze had een glas kiwiwijn ingeschonken, die verdacht veel naar sherry smaakte. Een restant van een experiment dat ze vorig jaar hadden uitgevoerd met de kiwi's die ze geoogst hadden van hun eigen kiwiboom. Eigenlijk was het meer een soort klimplant die een beetje door de tuin heen woekerde.
“Geef het nu toch een keer op, die pijp,’ zei ze.
‘Je zult nooit een volleerd pijproker worden en om je de waarheid te zeggen ziet het er ook een beetje belachelijk uit, dat geworstel met die pijp.’
“Mm-mm,” zei Henk terwijl hij nog eens hard aan zijn pijp zoog terwijl hij een brandende lucifer bij de kop van de pijp hield. Er verscheen een klein beetje rook en een licht rode gloed werd zichtbaar onder de, natuurlijk weer veel te hard samengedrukte, tabak.
Eindelijk hij leek het te gaan doen.
Hoe de venkel uiteindelijk toch nog in het eten beland en het toch geen groot succes is.
Ingrid had besloten het zich vooral gemakkelijk te maken en had de nog steeds in de koelkast liggende venkel verwerkt in een groentetaart die al een poosje in de oven stond gaar te stoven. Ze was al een paar keer naar de keuken gelopen om te kijken of die al gaar was. Maar de juiste consistentie was nog niet bereikt. Als ze hem uit de oven schoof blubberde de bovenkant nog een beetje heen en weer.
Te veel vocht.
Ze had Henk nog net kunnen weerhouden een zak chips open te trekken die hij altijd weer in de winkelwagen bij de supermarkt wist te krijgen en waar ze bij het afrekenen meestal pas achter kwam.
‘Ik moet de quiche maar eens uit de oven halen, hij is nog wat vochtig maar dat krijg ik er toch niet meer uit en als die er nog langer in staat verbrandt hij,” zei Ingrid na een poosje. De quiche had twee keer zo lang dan normaal in de oven gestaan.
‘Buiten of binnen?’ zei Henk.
‘Laten we maar binnen gaan eten want als de zon uit de tuin verdwijnt, koelt het snel af,’ zei Ingrid. Henk sloeg zijn pijp leeg in een oude melkbus, die naast hem op het terras stond, en die hij speciaal voor dit doel ergens op een rommelmarkt op de kop had getikt.
Hij vond het wel zonde want hij had zijn pijp net een minuut of vijf geleden aangekregen. Hij sloeg snel zijn laatste slok cognac naar binnen en liep achter Ingrid aan de keuken in. Hij pakte twee borden en begon de tafel te dekken.
De quiche was inderdaad nog wat zompig, want terwijl Ingrid de springvorm voorzichtig opende, liep de inhoud tussen de bodem en de rand langzaam over de tafel.
‘Henk een theedoek, een theedoek, pak snel een theedoek, hij loopt leeg,’ riep ze in lichte paniek.
‘Doe dan snel die vorm dicht’! riep Henk. “Verdorie, zo gaat onze hele tafel naar de kloten.”
‘Moet dat nu allemaal weer zo grof’! riep Ingrid.
“Ja, lekker belangrijk, op mijn taalgebruik letten in plaats van dat je eerst eens nadenkt. Je weet toch dat de kans groot is dat die quiche leegloopt. Het is tenslotte niet de eerste keer dat dit je overkomt’
Henk had inmiddels een theedoek gegrepen en was zo goed en zo kwaad als dat ging de tafel aan het schoonmaken. Ingrid had een keukenrol gepakt en probeerde daarmee de restjes, die Henk met de theedoek vergeten was, bij elkaar te vegen.
Henk liep nog wat na te mopperen.
‘Verdorie, daar kan ik toch ook niks aan doen.’
‘Dat is nu juist het probleem,’ zei Henk, ‘dat kan je wel. Het is een kwestie van minder vocht,je maakt die dingen te nat.’
‘Alsof jij dat allemaal zo goed weet, kook dan zelf,’ beet ze hem venijnig toe.
De sfeer zat er weer goed in.
Gelukkig morgen begon hij aan zijn nieuwe opdracht.
Zou José nog even vriendelijk lachen?
Hoofdstuk 3, Roos
Hoe Olga een halve draai naar rechts doet en Ingrid zich afvraagt wat vandaag eens te doen.
Henk was vroeg vertrokken naar zijn nieuwe opdracht. Ingrid lag in bed nog wat na te doezelen. Meestal ontbeten ze samen, dat vond ze prettig want dat gaf haar een goede reden om ook het bed uit te stappen. Ze wist dat ze anders de neiging had een gat in de dag te slapen en vervolgens op te staan met een enorm schuldcomplex, dat de hele dag bleef hangen en waardoor ze vervolgens nergens meer aan toe kwam.
Het was inmiddels over negenen, Olga Commandeur was net begonnen met haar ochtendgymnastiek. ‘En naar voren, halve draai naar rechts,’ schalde het uit de televisie.
Ze had blijkbaar in haar slaap haar hand op de afstandsbediening gelegd met haar vinger precies op het volumeknopje. Ze was wakker geworden van het almaar oplopende volume. Tijdens Wakker-Nederland was ze in slaap gevallen, over rechts gesproken. Dat was minstens een hele draai naar rechts geweest. De presentator had zich weer hevig zitten opwinden over allerlei zogenaamde linkse hobby’s. Hoezo onafhankelijke journalistiek? Toen het blonde hoofd was langs gekomen, om het één en ander toe te lichten, had ze het geluid zacht gezet. Ze kon hem niet verdragen. Ook al heette ze Ingrid.
Ze moest toen even weggedoezeld zijn.
Resoluut stapte ze uit bed en liep naar de badkamer om te douchen. Ze hadden een paar jaar geleden de badkamer laten verbouwen: Een bubbelbad, aparte douche en een enorme verwarmde spiegel waren toegevoegd aan hun persoonlijk badgeluk. Het was hard nodig geweest want het interieur stamde nog uit de jaren zeventig, bruin, beige en groen. Soms, als het bad te vol was, stroomde het water zelfs beneden langs de keukenmuur. Een heel gedoe was het geweest, want ze hadden weken moeten douchen in de garage waar een provisorische douche gemaakt was. Ook handig voor in de zomer, dus na afronding van de verbouwing was de tijdelijke douche niet weggehaald maar in de garage gebleven.
Ze stapte de douchecabine in en draaide de kraan open. Het water kwam van alle kanten op haar af. Het was een aangenaam gevoel, maar het had één nadeel: lekker inzepen zat er niet meer in, want het sop verdween gelijk het afvoerputje in.
Ze draaide de kraan dicht en stapte druipend de douche uit en terwijl ze voor de spiegel stond begon ze zich langzaam af te drogen. Ze vond dat ze er nog best goed uitzag, strak in het vel, zeker voor haar leeftijd. Daar zou ze toch meer mee moeten doen. Stelde ze gniffelend vast. Ze bleef een moment staan kijken. Tevreden liep ze de badkamer uit de inloopkast in, waar de kleinste slaapkamer op deze verdieping in was omgetoverd. Ze twijfelde even, terwijl ze met haar hand langs een paar jurken voorbij ging, maar besloot snel wat luchtigs aan te schieten.
Nadat ze het bed had strak getrokken en de vuile was verzameld had, liep ze de trap af naar de garage, waar de wasmachine stond. De wasmand was nog leeg. Ze deed de vuile was in de mand en liep door de garagedeur naar buiten.
Ze haalde de krant uit de brievenbus die aan de straatkant stond. Het was zo’n beetje de enige post, op een enkele in de zomer te ontvangen vakantiekaart na, die ze uit de brievenbus wist te vissen. Henk had, toen hij voor zich zelf begonnen was, een postbus genomen omdat hij het niet vertrouwde zo'n plastic brievenbus aan de straatkant waar iedereen gewoon bij kon. Ze had het maar overdreven gevonden, maar hij had volhard, omdat naar zijn zeggen hij in het verleden weleens belangrijke rekeningen niet ontvangen had, waardoor er uiteindelijk administratiekosten in rekening gebracht waren en in een enkel geval zelfs een deurwaarder aan de deur was geweest. Heel gênant allemaal.
Zij hield het er op dat door zijn slordigheid de rekeningen gewoon ergens op een stapeltje waren beland en dat hij dit excuus altijd met dankbaarheid aanvaardde.
Ze vroeg zich af wat ze vandaag eens zou gaan doen. Haar agenda was nog leeg voor deze dag. Eigenlijk was haar agenda sowieso een beetje leeg aan het raken. Het werd tijd weer wat nieuwe activiteiten op te pakken.
Hoe Ingrid een ontbijtje nuttigt en Roos haar een beetje in de war brengt.
Het zonnetje scheen, het zou een graad of vijfentwintig worden. Nadat ze een ontbijtje gemaakt had, twee crackers met geitenkaas en een glaasje vers uitgeperste sap, ging ze in de tuin zitten. Naast de garage was een mooi beschut plekje waar je in het vroege voorjaar al snel buiten kon zitten. Uit de wind en in de zon. De zon was al lekker warm zo vroeg op de ochtend. Ze trok haar jurk op tot iets boven de knieën en richtte haar blik naar boven richting de zon, de ogen gesloten. Even op temperatuur komen in het zonnetje, eerst even genieten van het voorjaar dat al volop in de lucht hing. Zometeen ging ze de krant wel lezen. Een vast ritueel elke ochtend weer. Henk verweet haar weleens dat ze te weinig op de hoogte was van de actualiteit. Maar zij was geïnteresseerd in andere zaken. De waan van de dag liet ze zoveel mogelijk aan haar voorbij gaan. Het milieu, wat mensen bewoog had haar interesse.
Ze had de krant opengeslagen voor zich op tafel liggen. Haar oog viel op een kort berichtje over een onderzoek onder christelijke jongeren die een hoog zondebesef schenen te hebben ten aanzien van hun eigen seksuele gedrag. De streng kerkelijke moraal waarin seks van oudsher als zondig werd gezien en alleen bedoeld voor de voortplanting was hier blijkbaar debet aan.
Ze vroeg zich af hoe dat bij haar zat, ze had tenslotte een fijn christelijke enigszins dogmatische opvoeding gehad.
Ze was dan wellicht een beetje preuts, maar er waren toch voldoende momenten waarop ze er toch ook van kon genieten, zeker als het onverwacht was, zo’n plotselinge aanval van geiligheid. Dan kon ze er volledig in opgaan en zich overgeven (van zondebesef was dan al helemaal geen sprake). Henk was dan wel niet de ’swerelds grootste minnaar maar een goede zeven wist hij toch zo af en toe wel te scoren. Ze moest onwillekeurig denken aan de laatste keer dat ze gevreeën hadden een paar dagen geleden, het was zo plotseling gekomen. Ze had er gewoon ineens vreselijk veel zin in gehad, een acute aanval van geiligheid. Henk was volkomen verrast geweest. Het nagenieten was alleen van korte duur geweest; eerst die rare droom over Roos die naast haar op bed had gezeten en daarna de mededeling van Henk dat hij die interim klus aanvaard had.
Ze nam een grote slok van haar jus d'orange. Ze had nog steeds niet bedacht wat ze vandaag zou gaan doen. Na wat opties overwogen te hebben besloot ze haar aandacht vandaag maar eens op de tuin te richten. Het was tenslotte voorjaar, de tijd om de tuin klaar te maken voor de jonge aanplant, die over een maand, als het weer goed bleef, uitgezet kon worden. In tegenstelling tot de permacultuurtuin die volgens strenge regels was aangelegd, was haar tuin een meer traditionele tuin. De kolen, de sla en de boontjes zouden straks in rechte rijen strak naast elkaar uitgezet worden. Sinds de aankoop van het huis was er aan de indeling en samenstelling van de tuin eigenlijk niet veel veranderd. Ze had een kasje neergezet achter de schuur, ze probeerde wat groenten te kweken en Henk had een pergola in elkaar getimmerd, waarlangs twee druiven groeide, een witte en een blauwe en natuurlijk de kiwi. Meer was er niet gebeurd.
Er werd aan de bel getrokken, met kracht, duidelijk hoorbaar in de tuin. Ze schrok op uit haar mijmering.
‘Wie zou dat nu weer zijn?’ sprak Ingrid hardop. Ze begon al in zichzelf te praten, merkte ze op. Geen goed teken. Seniliteit komt vroeg, zo oud was ze toch ook nog niet.
Door de openstaande tuindeuren liep ze de huiskamer in. Gelijk zag ze Roos voor het raam, aan de zijkant van de zo typisch jarendertig erker, staan met één hand boven de ogen, voorover gebogen, door het raam naar binnen proberend te kijken of er iemand thuis was. Zodra ze Ingrid zag zwaaide ze enthousiast en deed een stap terug het tuinpad op, richting de voordeur.
‘Hoi Roos,’ zei Ingrid toen ze de deur had opengedaan, ‘wat brengt jou hier?’
‘Ik was toevallig in de buurt en dacht ik wip even bij Ingrid langs, kijken of de venkel al opgegeten is, anders weet ik nog wel een gerecht,’ ze lachte vrolijk om haar eigen grap.
‘Kom op, Ingrid, niet zo beteuterd kijken, ik kom gezellig een kop koffie halen,’ zei Roos joviaal.
Ingrid merkte dat de venkel inderdaad nog wat gevoelig lag. Zeker nadat de quiche, met venkel, ook nog eens mislukt was. Ze wist niet zo goed wat ze nu met Roos haar spontane bezoek aan moest. Ze had toch altijd wat moeite met het onverwachte. Ze kon niet zo goed omgaan met van die spontane acties. Haar planning, zelfs als die nog niet volledig vast stond, was haar heilig. Afwijkingen van het vaste patroon kon ze maar moeilijk hebben. Niet dat ze moeite had met sociale contacten, juist niet. In groepen maakte ze altijd direct contact met mensen. Ze had altijd haar praatje klaar. Maar dit soort spontane acties lag anders, zeker nu het Roos betrof.
‘Kom verder,’ zei ze een beetje kortaf, ‘ik was nog aan het ontbijt, maar heb je trek in koffie of heb je liever thee of een sapje?’
‘Koffie is prima.’
Ze liepen door de gang naar de keuken. Ingrid zette water op, pakte de cafetière uit de kast, schudde de koffie uit het pak zodat zich een laagje van ongeveer een vingerdikte op de bodem van de glazen kan van de caftière vormde.
Ze pakte twee kopjes uit de kast en zette die alvast op de tafel buiten neer.
Roos stond in de keuken op één been rustend, haar andere been kruislings achter haar knie omhoog getrokken, nonchalant met haar billen tegen het aanrecht geleund.
Ze had een losjes om haar heen hangend linnen jurkje aan, die net boven haar knie reikte en omdat ze tegen het aanrechtblad geleund stond, was die iets omhoog gekropen tot halverwege haar dij. Ze lachte(een beetje uitdagend?) terwijl Ingrid terug de keuken inliep. Ingrid was tevreden met zichzelf, maar Roos mocht helemaal niet mopperen.
Ze begon zich wat ongemakkelijk te voelen.
Had ze soms voorspellende dromen?
Hoe Roos de tuin aan een korte inspectie onderwerpt en voorstelt de boel eens flink aan te pakken.
De koffie smaakte goed.
Ze hadden wat over de laatste ontwikkelingen op de permacultuurtuin gesproken. Liedewei scheen van plan te zijn een jaar na Afrika te vertrekken, een lang gekoesterde droom die ze eindelijk bleek te kunnen realiseren. Achter de ruwe bolster zat blijkbaar toch een hele blanke pit. Ook de chinees van onlangs was nog een keer de revue gepasseerd. Roos had verteld hoe gezellig ze het eten laatst had gevonden.
‘Jij was wel erg fanatiek zeg met die venkel, moest je daar naderhand ook niet vreselijk om lachen,’ had Roos op een gegeven moment het onderwerp venkel nog maar eens aangesneden.
Ingrid had geantwoord dat ze het wel erg sukkelig van Henk had gevonden.
‘Sorry trouwens van die opmerking van Henk over lesbiennes en het recht op kinderen krijgen. Dat was over de grens.’
‘Ach Ingrid, ik ben wel wat gewend en voor straf mag hij bij mij het kind niet verwekken’
‘Ben je wat van plan dan? Zal ik nog een kopje inschenken?’ vroeg Ingrid.
‘Ja graag,’ Roos lustte nog wel een bakje koffie.
‘Het kind of de koffie?’ vroeg Ingrid terwijl ze opstond en de keuken inliep om de cafetière te pakken. Roos gaf geen antwoord.
‘Jullie tuin kan wel weer eens een grote beurt gebruiken,’ zei Roos. Ze was opgestaan en stond de tuin te bestuderen. ‘Henk is zeker niet zo van de permacultuur?’
‘Nee, wat denk je, gras, tegels, bloemen en liefst asfalt, dat is Henk ten voeten uit,’ riep Ingrid vanuit de keuken.
Roos was op haar hurken gaan zitten. Ze was begonnen wat zevenblad te verwijderen. Haar jurk, strak om haar billen gespannen, kroop iets omhoog.
Ingrid kwam met de cafetière naar buiten lopen. Haar pas haperde, toen ze Roos zo zag zitten, een moment en ze voelde dat ze licht kleurde.
Het ongemakkelijke gevoel dat ze even eerder in de keuken had gehad kwam gelijk in verhevigde mate weer terug. Roos merkte de lichte aarzeling, keek op en zag Ingrids reactie.
‘Kom op Ingrid, vrouwen onder elkaar, zat ik wat ongelukkig?’
‘Nee hoor, dat viel wel mee, ik was alleen verrast dat je al met de tuin bezig was. Het bloed stroomt blijkbaar waar het niet gaan kan,’ loog ze professioneel, terwijl ze de kleur in haar gezicht voelde toenemen. Roos deed net of ze het niet zag.
‘Zullen we na de koffie jouw tuin is even flink onder handen nemen? Mijn handen beginnen gewoon te jeuken als ik, met alle respect, deze fantasieloze ordening zie. Jullie tuin schreeuwt het bijna uit: ‘Pak me eens lekker aan!’ Niet gelijk een permacultuurtje aanleggen, natuurlijk. Gewoon even eerst wat onkruid wieden en dan eens rustig nadenken hoe we je tuin wellicht kunnen herinrichten, of had je andere plannen?’
Roos was altijd zo vreselijk kort door de bocht, recht door zee en creatief bovendien. Eigenlijk kwam het haar goed uit twee extra handen. Ze was toch al van plan geweest aan de tuin te beginnen en het gezelschap van Roos vond ze, hoewel af en toe wat verwarrend, wel heel aangenaam. Ze wist eigenlijk belachelijk weinig van Roos, nauwelijks wat ze deed. Iets creatiefs met taal en fotografie. Ze werkte voor zichzelf, zoveel wist ze dan nog net wel.
‘Nee, ik had niet echt plannen,’ antwoordde ze uiteindelijk, ‘maar dan ga ik me nu eerst even omkleden.’
Roos stond Ingrid na te kijken terwijl ze naar binnen liep om iets anders aan te trekken.
Ze vond Ingrid best een aantrekkelijke vrouw, de zonde meer dan waard. Niet dat zij daar nu direct op uit was maar als er iets zou gebeuren dan vond ze dat helemaal niet vervelend en gezien de eerdere reacties van Ingrid bracht zij haar op zijn minst in verwarring. Misschien kon ze haar een keer verleiden om voor haar lens te verschijnen. Dat zouden best mooi foto’s kunnen worden.
Ze was Ingrid ooit tegengekomen bij een bijeenkomst over gezonde voeding, waar zij een voordracht had gehouden over het permacultuur-concept.
Ze was haar gelijk opgevallen. Ze had een zeker charisma. Als freelance fotografe had ze daar kijk op. Ingrid was iemand die gelijk contact wist te maken en in de pauze was Ingrid naar haar toegekomen en had zich opgegeven voor de werkgroep permacultuur waarvoor Roos, zoals ze tijdens haar voordracht had verteld, nog kandidaten zocht.
De lezing had plaatsgevonden in een voormalig vrouwenhuis dat na de tweede feministische golf een zachte dood aan het sterven was en maar waar mannen nog steeds niet welkom waren. Ingrid was een beetje uit de toon gevallen, qua kleding en uitstraling. Ze had een spijkerbroek aan gehad van een duidelijk wat duurder merk en hoewel de prijskaartjes er niet meer aanhingen kon je zien dat de blouse, die ze aanhad, met het bijpassende jasje, ook duidelijk niet uit de rweedehands modezaak kwam.
In tegenstelling tot veel andere daar aanwezige vrouwen had ze haar haar niet met henna bewerkt ondanks de grijze plukken die tussen het donkerblond al herkenbaar waren.
Roos was nieuwsgierig naar haar geworden. Roos, hoewel niet van de vrouwenliefde,Roos hield wel van een experiment. Ze was ongebonden, had af en toe wel een vriend en had heel eventjes wat gehad met een vrouw, maar dat was op niets uitgelopen omdat langdurige relaties niet haar ding waren.
Ze waren beste vriendinnen geworden. De laatste tijd merkte Roos steeds vaker dat Ingrid wat gereserveerd, ja bijna angstig reageerde, als ze met z’n tweeën waren. Ze was dan ook niet helemaal zonder bijbedoeling langs gekomen. Ze wilde weten hoe dat zat. Confronteren had bij Ingrid geen zin, ze zou handig van onderwerp veranderen, wist Roos.
Ingrid was inmiddels beneden gekomen, had een oude lange broek aangetrokken en een hoog sluitend T-shirt.
‘Ik vond het jurkje leuker,’ zei Roos.
‘Maar dit is handiger,’ antwoordde Ingrid terwijl ze naar de houten schuur met tuingereedschap liep die achter in de tuin stond.
Hoe Roos even doucht en Ingrid een degelijk jurkje uitzoekt.
Ze hadden de hele ochtend in de tuin gewerkt. De temperatuur was langzaam opgelopen en bij Roos stond het zweet inmiddels op de rug.
Ze waren even gaan zitten en Ingrid had twee grote glazen water ingeschonken uit een groot kartonnen pak dat ze bij de biologische supermarkt had kocht. Er stond met grote letters eko opgeschreven en het was natuurlijk veel te duur geweest. Henk had meewarig naar het pak water in de ijskast gekeken. ‘Weet je hoeveel een liter water uit de kraan kost?’ had hij gevraagd. Zonder het antwoord af te wachten had hij gezegd: ‘Nul komma nul nul veertien eurocent, verder niets’.
‘Volgens mij hebben jullie sinds jullie hier wonen nog nooit echt iets met de tuin gedaan,’ zei Roos. Ze nam een grote slok water. Ingrid moest toegeven dat Henk geen groene vingers had en zij had, al haar energie op de permacultuur tuin gooiende, niet geweten waar precies te beginnen.
‘Zullen we anders samen een plannetje maken, kan jij dat met Henk overleggen,’ ging Roos verder.
‘Nou, Henk vindt alles goed zolang hij zelf maar niets hoeft te doen. Het enige wat hij in de tuin wil doen is barbecueën.’ Roos moest lachen, ‘maar verder is hij toch wel lief, niet?’
Ingrid wilde bijna ‘niet’ zeggen, maar bedacht zich. Ze had dan wel regelmatig kleine aanvaringen met Henk, maar Roos had gelijk, verder was hij wel lief. Ze lachte met Roos mee.
Ingrid schonk nog een glas water in. Kan ik iets te eten voor je klaar maken?”
‘Nee, maar ik zou wel even willen douchen als dat mag?’ vroeg Roos, je hebt zo’n handige douche in de garage.
‘Je mag ook wel even boven douchen, hoor.’
‘Nee, dat is niet nodig maar als je voor mij iets schoons hebt om aan te trekken, dan graag.’
Terwijl Roos alvast richting de garage ging, liep Ingrid naar binnen.
Toen ze in de inloopkast stond keek ze naar haar ruime voorraad zomerjurkjes. Roos had ongeveer haar maat dus dat was het probleem niet. Het probleem was meer welke jurk ze zou pakken. Een degelijke, een wat ondeugender of iets er precies tussenin.
Ze pakte een jurk waar ze Roos graag in zou zien. Een wijd uithangend model met een smalle taille en een mooi diep decolleté. Ze hield hem aan het hangertje vast een halve meter voor haar uit, draaide de jurk een paar keer om, twijfelde, bekeek hem aandachtig en dacht: Te bloot.
Ze besloot toch maar voor een wat degelijker variant te gaan. Een wat ruim zittend model dat hoog bij de hals sloot. Ze pakte een handdoek uit de badkamer.
Toch tevreden met haar keus liep ze de trap af naar beneden. Via een deur in de gang kwam ze direct de garage in.
Achterin de garage was de kleine douchecabine geplaatst. Roos stond nog te douchen. Ze kon vaag, door het beslagen figuratieve glas van de deur, dat toegang gaf tot de douchecabine, Roos onderscheiden.
Roos hoorde haar aankomen, draaide de kraan dicht en deed pontificaal de deur van de douchecabine open. Daar had Ingrid geen rekening mee gehouden. Ze wende haar hoofd automatisch af en gaf Roos snel de handdoek aan. Roos begon zich rustig en nauwgezet af te drogen.
‘Jij hebt zeker nooit op een vrouwensportvereniging gezeten, met gezamenlijke douches?’ vroeg Roos terwijl ze voorovergebogen begonnen was, haar benen af te drogen. Ze keek schuin omhoog naar Roos die drie meter voor haar stond en duidelijk niet precies wist hoe te reageren en vooral waar te kijken.
‘Nee, niet echt,’ zei Ingrid.
‘Dat dacht ik al,’ zei Roos, die inmiddels de jurk van Ingrid had aangepakt.
Ze hield de jurk, op enige afstand, voor zich in haar handen vast. Ze keek met een meewarige blik naar het stuk textiel ‘Wil je dat ik het klooster in ga, heb je er ook een kapje bij? Waren de boerka’s allemaal in de was? Vind je het heel erg als ik boven even een andere pak?’
Zonder het antwoord af te wachten liep ze langs Ingrid de gang in, de trap op naar boven. In het voorbijgaan gaf ze Ingrid een kus op haar wang. Een warme, nog ligt vochtige, borst gleed langs haar arm.
Ingrid was blij dat de raampartij in de gang van glas-in-lood was.
Ze liep licht in verwarring gebracht de keuken in om de afwas in de vaatwasmachine te doen.
De twee koffiemokken, het bordje nog van het ontbijt en de drie glazen konden nog net in de reeds voor driekwart gevulde afwasmachine, die ze natuurlijk eigenlijk niet nodig hadden maar die voor Henk toch een onontbeerlijk apparaat was in een moderne keuken.
Ze zette de machine aan.
Ze hoorde Roos de trap af komen lopen, en nieuwsgierig welke jurk ze gekozen had, draaide ze zich om.
Het was de Jurk die ze in haar handen had gehad, die met het diepe decolleté.
‘Deze is beter toch?’ zei Roos vrolijk.
Hoofdstuk 4, A day at the office
Hoe Henk een sok aantrekt en José met een parkeerbon opscheept.
Hij had Ingrid vanmorgen maar weer laten slapen, halfzeven ’sochtends, dat wilde hij haar toch echt niet aandoen voor een gezamenlijk ontbijt, zoals ze gewend waren. Hij had zacht een kus op haar voorhoofd gedrukt, was de slaapkamer uitgeslopen en had snel een douche genomen.
Zijn nette pak hing al klaar in de inloopkast. Hij schoot snel wat ondergoed aan, probeerde op één been balancerend, zijn evenwicht zoekend, een sok aan te trekken.
Eerst op het linkerbeen staand zijn rechter sok en daarna ook zijn linker sok, balancerend op zijn rechterbeen. Na twee mislukte pogingen, waarbij hij bijna onderuit ging,de complete inhoud van het kledingrek meenemende, was hij er toch maar bij gaan zitten.
Het was nog te vroeg voor dit soort acrobatische toeren, al vroeg hij zich af of er een tijdstip op de dag was waarop het hem wel gelukt was.
Op één of andere manier was hij beter in staat op zijn linkerbeen te balanceren dan op zijn rechterbeen, terwijl hij toch rechtshandig was, of zou dat juist de oorzaak zijn?
Hij bedacht, dat als hij op zijn linkerbeen stond, hij het verst verwijderd was van zijn rechterarm. Door deze arm nu zo te bewegen dat het punt op de grond, waar hij stond, als het ware door een rechte lijn verbonden was met zijn zwaaiende arm, ontstond er een loodlijn haaks op het horizontale vlak, de vloer zijnde, zodat hij zijn evenwicht kon bewaren. Pure mechanica. Alleen had hij dan een hand te kort om zijn sok aan te trekken, een niet onbelangrijk detail. Het was eigenlijk ook veel te vroeg voor zulk soort ingewikkelde analyses.
Al met al besloot hij na zijn overhemd en pantalon aangeschoten te hebben de rest van de aankleedpartij maar naar de huiskamer te verplaatsen. Hij sloop op kousenvoeten naar beneden.
Hij maakte aan het aanrechtblad snel een ontbijtje klaar, zette water op voor de koffie en perste een vers glaasje jus uit. Hij zag dat hij nog maar tien minuten had.
Hij besloot het broodje dat hij nog niet op had snel in een trommeltje te stoppen en mee te nemen. Niet dat hij dacht daar zijn lunch mee te doen maar als hij het liet liggen kreeg hij Ingrid weer over zich heen.
Het restje koffie deed hij in een afsluitbare mok die hij in de auto kon meenemen. Een kerstcadeautje dat hij vorig jaar van Ingrid had gehad. Hij kon zich niet meer herinneren wat hij aan Ingrid had gegeven. Hij nam snel de laatste slok vers uitgeperste sinaasappelsap, pakte zijn elektrische tandenborstel die hij de avond daarvoor al beneden had klaargezet, poetste zijn tanden en na een korte sanitaire stop was hij klaar om weg te gaan.
Hij keek op zijn horloge vijf over zeven. Morgen vijf minuten sneller, nam hij zich voor.
Het was rustig geweest onderweg en hij had lekker door kunnen doorrijden, waardoor hij tien minuten eerder op de plaats van bestemming was dan verwacht. Hij kon dus eventueel een kwartiertje later opstaan, al hield hij er wel van een beetje marge te hebben en een kwartiertje extra slaap maakte het ’s-ochtends echt niet makkelijker om op te staan. Halfzeven of kwart voor zeven, het voelde hetzelfde.
Al snel vond hij een plaatsje op het enorme parkeerterrein, waar hij zijn auto kon neerzetten. Niet ver van de ingang van gebouw D, waar hij moest zijn. Hij keek snel om zich heen of er geen verkeersborden verdekt opgesteld stonden. Eén parkeerbon was voldoende.
Als eerste moest hij snel een parkeerkaart zien te regelen. Dat moest toch simpel zijn.
Maar even aan José vragen, zou ze er al zijn? Hij had onderweg geen seconde aan José gedacht, maar hij merkte dat hij nu toch al sneller ging lopen. De lift stond klaar, hij drukte op het knopje met cijfer vier, de verdieping waar het management gehuisvest was. De liftdeuren gingen tergend langzaam open, voor zich zag hij de balie met daarachter, José. Ze zag hem ook. Ze lachte vriendelijk.
‘Hoi, Henk jij bent er vroeg bij.’
‘Ja, ik wilde een zekere parkeerplaats hebben. De vorige keer had ik een prent.’
‘Dat doet me er aan denken…’ Hij zette zijn tas op de balie en begon in één van de vakken te zoeken waar hij dacht de bon ingedaan te hebben. Hij kon hem niet zo snel vinden. Langzaam begon hij zijn tas leeg te halen en de inhoud op de balie voor zich neer te leggen. José keek geamuseerd toe.
‘Wat ben je eigenlijk aan het doen?’
‘Mijn eerste declaratie aan het zoeken. Ah, hier heb ik hem.’ Hij haalde het gele papiertje uit zijn tas. Het was licht verkreukeld. Hij legde het vodje op de balie, streek het met zijn handen weer strak en overhandigde het aan José.
‘Wat moet ik daarmee?’
‘Mijn eerste declaratie, een prachtige parkeerbon. Hier op de parkeerplaats gescoord,’ zei hij triomfantelijk.
‘Het is niet onze policy om verkeersovertredingen te vergoeden,’ repliceerde José uiterst formeel en koel.
Henk schrok even van de zakelijke toon. Dit was duidelijk een andere, nog te ontdekken kant van José. Ze had haar gezicht glad in de plooi getrokken en keek hem emotieloos en staalhard aan.
‘Het is mijn verwachting dat als ik ergens een afspraak heb, van een zeker niveau, er een parkeerplaats gereserveerd is, waar ik mijn auto in alle rust neer kan zetten zonder om te hoeven kijken naar eventueel verdekt opgesteld staande parkeerautomaten of parkeerverbodsborden.” Hij sprak de zin langzaam en helder articulerend uit.
‘Aangezien dat niet het geval was neem ik dus aan dat ik dit gele vodje hier kan achterlaten.’
‘Zijn Frans en Geert er overigens al?’
‘Ja, Geert heb ik in ieder geval gezien, Frans nog niet.’
Ze probeerde nog een glimlach op haar gezicht te toveren, maar meer dan een goede poging was het niet.
Hoe Henk zijn eerste declaratie indient en Geert open kaart speelt.
Henk liep in alle rust naar het eind van de gang. Hij had zijn spullen weer terug gedaan in de daarvoor bestemde vakken in zijn tas. Een dame met haar op de tanden, zo constateerde hij: teasen, pleasen en diepvriezen. Het hele arsenaal had ze blijkbaar onder de knie. Een dame om vooral te vriend te houden en op de juiste manier en het juiste moment in te zetten. Hij zou nog veel plezier aan José kunnen beleven. Straks proberen haar eerst maar eens voor zich te winnen. Geert had het slim aangepakt. Hij wist wie hij op welke plek het best kon gebruiken. Leidinggeven op dit niveau was eigenlijk niet meer dan een informatievoorsprong hebben, de lijntjes goed in beeld hebben en de kunst van het subtiel manipuleren. Waarschijnlijk gebruikte hij José als zijn ogen en oren op de werkvloer.
Hij was benieuwd hoe snel Geert, van de kleine aanvaring, op de hoogte zou worden gebracht en vooral, of hij iets zou laten merken.
De deur van de kamer van Geert stond open. Hij was aan het bellen. Toen hij Henk zag aankomen wenkte hij hem naar binnen en wees een stoel aan waar Henk kon gaan zitten.
Met zijn mond vormde hij geluidloos het woord: ‘koffie.’ Henk stak zijn duim omhoog als teken van instemming.
Geert knikte dat hij het begrepen had.
‘José, kan jij ons straks even twee koffie brengen?‘
Het was dus José aan de andere kant van de lijn. Ze had er duidelijk geen gras over laten groeien.
‘Je had een parkeerbon de vorige keer, begreep ik.’ Zijn stem ging aan het eind van de zin iets omhoog alsof het een vraag betrof.
‘Het is niet onze policy dat verkeersovertredingen gedeclareerd en uitbetaald kunnen worden. Ik zal zorgen dat je een eigen parkeerplaats krijgt, wel zo handig.’
José was inmiddels binnen komen lopen met twee kopjes koffie.
‘José wil jij er voor zorgen dat Henk een eigen parkeerplaats krijgt voor de duur van zijn opdracht.’
‘Zal ik voor zorgen. Henk kan jij je kentekenbewijs dan even afgeven straks, kan ik een extra kentekenplaat voor je aanvragen, of heb je er toevallig zelf nog één?’
Hij had ooit op het punt gestaan een extra kentekenplaat te bestellen maar toen hij uiteindelijk het hele formulier digitaal had ingevuld was er één of ander belangrijk telefoontje tussendoor gekomen waardoor hij het hele formulier daarna weer was vergeten.
Zijn nieuwsgierigheid was sneller bevredigd dan hij had gedacht. José had direct gebeld en Geert had het adequaat en rimpelloos opgelost. In zijn hoofd was hij de eerste lijntjes al aan het trekken van wat uiteindelijk een ingewikkeld en complex relatienetwerk zou moeten worden. Onontbeerlijk voor dit soort klussen waar het niet zo zeer ging om inhoudelijke kennis van zaken maar vooral om hoe je iedereen in het gareel kreeg op weg naar een werkzame oplossing.
Hij wist, de komende dagen zouden er nog vele lijntjes volgen.
Geert liep naar de deur en deed hem dicht. ‘Dat was dus José, mijn steun en toeverlaat buiten deze kamer. Je hebt gemerkt, ik heb geen eigen directiesecretaresse en mijn deur staat bijna altijd open,’ zo ging hij verder, ‘maar ik heb José. Zij houdt de lijntjes strak, signaleert tijdig opkomende problemen, sust conflictjes in de dop, de smeerolie waarop deze organisatie draait, of moet ik misschien het glijmiddel zeggen.’ Hij keek Henk verwachtingsvol aan. Henk lachte beschaafd om het enigszins seksistische grapje. ‘Ik vind dat elke organisatie eigenlijk zijn eigen José zou moeten hebben,’ ging hij vrolijk verder. Hij stond op en liep naar een laag kastje in de hoek van de verder zeer summier ingerichte kamer en pakte een grote papieren kantooragenda die daar bovenop lag. Geert was blijkbaar niet van de moderne digitale hulpmiddelen. Geen toys for boys hier.
‘Ik raad je overigens aan goede maatjes met José te worden,’ zei hij terwijl hij terug liep en weer ging zitten.
‘Ik zal open kaart met je spelen,’ zo ging hij verder, ‘je hebt vorige week twee van mijn mt-leden gezien en ervaren uit mijn bedrijfsvoerings-mt, en vandaag ga je kennismaken met het hoofd ict en Financiën. De laatste is mijn plaatsvervanger en degene die het bedrijfsvoerings-mt meestal voorzit. Ik ben je opdrachtgever, wat inhoudt dat wij, voorlopig eerst wekelijks, terugkoppelen. Ik zal José vragen daarvoor een vast tijdstip te prikken. Heb je een voorkeur voor een vast moment,’? zo vervolgde hij, terwijl hij de agenda openklapte.
‘Maandagochtend begin van de week aan de hand van een rapportje wat ik je in het weekend meestal zondagavond zal toesturen,’ stelde Henk voor. ‘Ik neem aan dat maandag jullie vaste vergaderdag is.’
‘Ik ben hier meestal al om acht uur, is dat te vroeg?’ vroeg Geert.
Henk vond het prima, kon hij voor de files uit rijden. De zondagavond was voor hem altijd de meest vruchtbare geweest, hij had dan het hele weekend de tijd gehad om alle ervaringen, de week daarvoor opgedaan, een plaats te geven en vervolgens met enige distantie terug te kijken.
‘Mag ik je vragen wat je eerste indruk was vorige week?’ vervolgde Geert.
‘Vragen mag altijd, maar ik vind het wel wat lastig, eerste indrukken zeggen niet altijd wat en zijn zeker niet altijd de juiste. Ik merkte wel wat onderhuidse wrevel bij Trude en kreeg ook niet echt de indruk dat jullie een ingespeeld team waren.’
Henk had ook opgemerkt dat er van enige gelijkwaardigheid tussen Geert en zijn mt geen sprake was. Geert was duidelijk de baas, degene die het voor het zeggen had en ogenschijnlijk weinig tegenspraak duldde, maar het leek hem niet verstandig deze constatering te delen. Geert ging wat makkelijker in zijn stoel zitten, leunde achterover en er verscheen een voorzichtig lachje rondom zijn mond. Voor Henk een teken dat hij nog wat verder kon gaan, blijkbaar was dit wat Geert zelf ook vond en graag wilde horen. ‘Volgens mij is Trude het niet helemaal eens met mijn komst en heeft Frans nog maar weinig energie over voor een laatste kunstje anders had hij het zelf wel opgepakt.’
‘Kijk!,’ zei Geert, ‘ mijn probleem in een notendop. De één kan het niet maar wil het wel en de ander wil het niet meer maar kan het wel. En daar kom jij in beeld.’
Hoe Henk zijn kamer aan een korte inspectie bloot stelt en probeert een naakt te laten verwijderen.
Henk had een kamer toegewezen gekregen aan het begin van de gang vlak achter de balie.
Daar had Geert vast over nagedacht, ver verwijderd van alle mt-leden aan het eind van de gang en dicht bij José. Zijn kamer was eenvoudig ingericht. Er stond een ruime ovale vergadertafel in het midden van de kamer waar zo nodig met acht man aan vergaderd kon worden, gezien het aantal stoelen dat om de tafel stond.
In de hoek van de kamer stond een klein bureautje met daarop slechts een pc. Blijkbaar werd er van hem verwacht vooral veel overleg en gesprekken te voeren De wand tussen de gang en zijn kamer bestond uit een vaste kastenwand met afsluitbare deuren waarvan één gedeelte gek genoeg deuren aan de gangzijde had. Waarschijnlijk in gebruik bij José zo bedacht hij. Eén deel van het interieur van de kast was ingericht met hangmappen, de rest met planken, waarop al een paar lege ordners waren klaargezet. De kamer bevond zich precies in de oksel van twee bouwdelen, de ochtendzon scheen naar binnen maar gezien de situering van het gebouw zou die aan het eind van de ochtend wel verdwenen zijn.
Aan de muur hingen twee schilderijen, van onduidelijke oorsprong. De één stelde een tropisch strand voor met een ondergaande zon, wat bootjes die lusteloos in het water dreven en een groepje palmbomen, van het soort dertien in een dozijn.
Het ander was opvallender en trok bij binnenkomst direct al de aandacht. Niet alleen door de afmetingen, minstens twee meter hoog en slechts een kleine zeventig centimeter breed, maar vooral ook door het onderwerp; een staand vrij expliciet vrouwelijk naakt op ware grote die met een hand in de zij uitdagend de wereld in stond te kijken.
Hij stond even naar het schilderij te kijken en besloot dat, hoewel de vrouw die voor de schilder model had gestaan van een zekere schoonheid was, hij José zou vragen het schilderij te laten verwijderen. Het zou zijn bezoek, maar vooral hem, te veel afleiden. Hij voegde de daad bij het woord en liep de gang op naar José die dit keer niet achter de balie stond. Hij keek om zich heen of hij haar ergens zag staan, wilde zich al omdraaien toen hij haar vanuit een andere gang zag aankomen.
‘Hoi José, ik heb een verzoek. Zou jij één van de schilderijen uit mijn kamer kunnen laten verwijderen?’ vroeg hij toen ze op spreekafstand was. Ze liep gelijk door naar zijn kamer. Hij liep achter haar aan en kon niet voorkomen dat zijn blik afgleed naar haar billen, die mooi in haar iets te strakke rok meedraaide met de stevige pas die ze er inhield. De zonde meer dan waard dacht hij.
‘Je bedoelt zeker het zeegezicht,’ zei José toen ze in de kamer was aangekomen. Ze ging demonstratief met haar rug naar het naakt staan. ‘Ook bepaald niet mijn favoriet, dertien in een dozijn hè’
‘Wat denk je nu zelf?’ zei Henk.
‘Je bedoelt toch niet die prachtige blote mevrouw achter mij?’ Ze draaide zich om en ging uitdagend met haar rechterbeen iets naar voren, haar linkerhand in haar zij, haar rechterhand de kin ondersteunend van een afstandje het schilderij staan opnemen.
‘Je moet toch toegeven dat het een plaatje is, niets verhullend, in volledige ontspanning. Ze staat daar je vanaf het doek aan te kijken met die blik van: wie doet mij wat?’
‘José, je had kunstcritica moeten worden. Ik kan het niet ontkennen, maar denk je niet dat ze een beetje afleid bij het werken?’
José moest lachen, weer die verleidelijke lach waar hij maar met moeite weerstand aan kon bieden.
“Te ingewikkeld, te ingewikkeld”, ging het mantra in zijn hoofd.
‘Ik zal haar laten weghalen. Ze heeft overal al gehangen. Frans noemt haar altijd gekscherend de hoer van Babylon. De vorige directeur schijnt haar ooit eens te hebben aangeschaft. Het gerucht ging dat het een vriendinnetje van hem was. Verder is de kamer oké?’
‘Als je de pc wilt gebruiken, het wachtwoord is 'jose', zonder streepje op de 'e'. Ik raad je overigens aan het informatiebeveiligingsprotocol eerst te lezen voordat je aan synchroniseren van agenda’s of usb-sticks gaat denken. We hebben hier een nogal expliciet beleid op dat terrein. Oud netwerk, oude servers, je begrijpt het wel. O ja, Geert laat weten om tien uur een uitgebreid mt, op zijn kamer.’
Ze liep de kamer uit.
“Te ingewikkeld, te ingewikkeld”, dacht hij nog terwijl hij haar de kamer uitzag lopen.
Hoe Henk kennismaakt met het management en Frans ziek is.
Het was kwart voor tien. Hij had een kop koffie uit de automaat gehaald, had de pc aangezet, het beveiligingsprotocol eens doorgebladerd en geconcludeerd dat hij de geleverde pc alleen zou gebruiken voor het intranet en eventuele noodzakelijke interne groepsmailtjes. Hij zou hoofdzakelijk zijn laptop gaan gebruiken en voor de backup zou hij een los hard schijfje laten bestellen.
Hij had op het intranet al wat hoofden voorbij laten trekken van mensen waar hij de komende tijden veel mee zou moeten optrekken.
Er was een keurige 'wie-is-wie' beschikbaar waarop iedereen zich kort introduceerde.
Zo had hij gezien dat de directeur financiën een hooggeleerde heer was, die na zijn Heao-opleiding bedrijfseconomie had gestudeerd en nu bezig was te promoveren met een proefschrift over de financiering van de zorg, iets met inkomens afhankelijke zorgpremies en de meer principiële ethische vraag over de grens aan de zorg en de eindigheid van het leven. Hoe lang moest je levensverlengend handelen en zat daar een kostenplafond aan? Een onderwerp dat hem ook bovenmatig interesseerde en waar hij vrij radicale standpunten over had. Het leven was eindig en op een gegeven moment gingen de kosten die gemaakt moesten worden om nog enige kwaliteit van leven te waarborgen zwaarder wegen dan het leven zelf en was behandeling zinloos.
Hij was 43 jaar, getrouwd, 3 kinderen en had als hobby’s schaken en waterpolo. Dat laatste had hij in zijn studententijd, naar eigen zeggen, op redelijk hoog niveau beoefend. Henk-Jan heette hij.
Op de gang was het inmiddels een drukte van belang. Hij besloot richting de kamer van Geert te lopen om alvast kennis te maken met de mt -leden. Toen hij zijn kamer uitliep, werd hij begroet door een korte gedrongen man van een jaar of vijftig met een beetje stoffig uiterlijk. Hij had een corduroy jasje aan en een wat vale spijkerbroek, waar zijn onderste buikplooi enigszins overheen hing.
‘hoi, ik ben Sjef,’ zei hij met een onvervalst zuidelijk accent.
‘Dat weet ik,’ zei Henk, ‘hoofd ict, zoals ik op jullie ‘wie-is-wie’ heb kunnen lezen.’
‘Goed voorbereid zie ik.’
‘Nee hoor net gewoon even gebladerd door jullie intranet.’
Ze waren bij de kamer van Geert aangekomen. Hij zag Trude en Henk-Jan al zitten. De kamer was voller dan verwacht. Om de tafel zaten ook nog twee andere personen, een jonge vrouw met een blocnote voor zich en een wat oudere man in een witte jas, dat moest de geneesheer-directeur zijn. Het mankeerde er nog net aan dat er geen verse bloedspetters op zijn witte jas zichtbaar waren. José kwam achter hem ook de kamer binnen. Hij liep een rondje om de tafel en schudde wat handen en stelde zich voor aan diegene die hij voor het eerst zag.
Hij had gelijk, de man in de witte jas was iets medisch alleen heette dat hier directeur-zorg.
Hij heette Ronald en werkte hier al minstens 20 jaar.
Iedereen was er, behalve Frans.
‘Heeft één van jullie vanmorgen Frans al gezien?’ vroeg Geert, terwijl hij de tafel rond keek of iemand reageerde op zijn vraag.
Niemand zei wat.
‘Niemand dus,’ mompelde hij wat verstoord omdat niemand aan tafel reageerde op zijn vraag.
‘José wil jij z’n mobiel even bellen?’
José liep de kamer uit om te bellen. Geert opende de vergadering en deed voor de goede orde toch nog maar een uitgebreid voorstelrondje, schetste de voorgeschiedenis, omschreef nog maar eens de specifieke opdracht waarmee hij de boer was opgegaan bij het zoeken naar een geschikte kandidaat en wilde net beginnen met het schetsen van de kaders waarbinnen één en ander zijn beslag zou krijgen toen José binnen kwam zetten.
Geert keek op. ‘En, waar blijft-tie?’
‘Hij komt niet want hij voelt zich niet lekker,’ zei José.
Geert fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoezo niet lekker?’
‘Ja, dat weet ik niet, ik ben geen arts. Hij klonk in ieder geval niet lekker.’
‘En ik kan telefonisch geen diagnose stellen,’ kwam Ronald onverwacht uit de hoek. Alsof hij de vraag voor wilde zijn van Geert om Frans te bellen en vast te stellen wat hem mankeerde.
‘Niets voor Frans om het te laten afweten,’ mompelde Geert en keek bezorgd.
De vergadering duurde niet lang. Er werden wat vragen gesteld aan Henk over zijn werkwijzen, of hem al dingen waren opgevallen en tot slot werd er afgesproken dat José afspraken zou inplannen voor alle MT-leden apart, met Henk.
Toen iedereen de kamer wilde verlaten hield Geert Henk tegen.
‘Henk kan jij nog even blijven en José ook.’
Iedereen had de kamer inmiddels verlaten.
‘Jongens, ik maak me toch wel wat zorgen om Frans, zo ken ik hem helemaal niet. Frans laat het nooit afweten en zeker niet zonder zelf eerst even te bellen. Heb jij wat aan hem gemerkt de laatste tijd José?’
‘Hij scheen misschien wat vermoeider maar dat is met de kennis van nu,’ zei José.
‘Is het handig als ik hem even bel José? Jij hebt hem gesproken en weet hoe hij klonk.’
‘Dat lijkt mij sowieso wel een goed plan.’
‘Henk, dat ik jou er even bijvraag is omdat Frans toch in een kwetsbare leeftijd zit en ik hem eigenlijk in dit proces niet kan missen’
‘Loop je niet bij een beetje hard van stapel?’ Interrumpeerde José hem.
‘Regeren is vooruit zien en mocht hij langdurig uit de running zijn dan zullen we de bakens qua planning toch wat moeten verzetten.’
Henk vond ook dat Geert gelijk wel erg doordraafde. Regeren was inderdaad vooruitzien maar dit leek toch meer op paniekvoetbal, allerlei leeuwen en beren op het pad zien die er absoluut niet waren.
‘In welke zin Geert?’ vroeg Henk.
‘Dat weet ik nu nog niet exact, maar ik denk dat de nadruk dan in eerste instantie toch meer alleen op de facilitaire aansturing zal komen te liggen.’ Dat beviel Henk niets.
Hoe Frans toch zieker blijkt en Geert Henks opdracht aanpast.
Toen Henk even later op zijn kamer zat, hij had zich inmiddels aardig geïnstalleerd, kwam Geert binnen.
‘Ik heb net met Frans gebeld, het gaat niet echt goed met hem. Die is voorlopig nog wel even thuis en uit de running als die überhaupt nog terugkomt. Mijn gevoel was dus zoals gewoonlijk juist, het bedriegt mij zelden of nooit.’
Henk vond het wat pedant zo niet arrogant klinken.
‘Dat klinkt ernstig. Wat is er met hem aan de hand?’ vroeg Henk belangstellend. Hij had zich verheugd op de samenwerking met deze oude rot in het vak. Iemand van wie hij nog veel kon leren en wat zijn inzetbaarheid op de huidige lastige markt aanzienlijk zou vergroten.
‘Hij heeft een klein herseninfarctje gehad, geen uitvalverschijnselen maar hij heeft even absolute rust nodig.” Geert had tijdens het antwoorden de deur dicht gedaan en was er bij gaan zitten, aan de grote ovale tafel. Plotseling stond hij weer op. “Koffie?” Henk knikte.
Hij deed de deur weer open en keek om het hoekje om te kijken of José op haar plek was. ‘Kan je ons even twee koffie brengen,’ zei hij tegen José.
Hij liet de deur openstaan en ging weer aan de tafel zitten. Duidelijk voor zich zelf de opties in zijn hoofd aan het doornemen. José kwam binnen met de koffie.
‘Wil je de deur dicht doen als je weggaat?’ vroeg Geert.
‘Is goed,’ zei José.
‘Frans was een essentieel onderdeel van mijn plan. Ik zag veel perspectief in jullie samenwerking. Jullie hadden elkaar goed kunnen aanvullen. Je moet weten Frans was gepokt en gemazeld in zijn vak. Leiding geven aansturen, verbinden allemaal uit de losse pols. Hij had nooit een personeelsprobleem en dat is met dit soort afdelingen heel bijzonder.’
Hij sprak alsof Frans al overleden was en had tijdens het spreken langzaam in zijn kopje zitten roeren. Maar nu nam hij even de tijd om een slok te nemen. Henk zag het meteen Geert was een fervente roker geweest, hij gebruikte de slok koffie op de zelfde manier als dat een roker een trekje van zijn sigaret nam. Even herpakken, een denkpauze, een aanloop naar een nieuwe zin. De barrière slechten, de weerstand overwinnen.
Hij was benieuwd tot welke conclusie Geert was gekomen. Even dacht hij dat dit de kortste interim-klus allertijden zou zijn. En hij had net zijn zolderkamer opgeruimd!
‘Mijn eerste prioriteit is nu de al dan niet tijdelijke vervanging van Frans en dat is niet, met alle respect, iets wat ik direct bij jou vind passen. Jouw kwaliteiten liggen volgens mij op een ander vlak.’
Weer die arrogantie. Hoe lang kende hij Henk nu en hem gelijk vertellen waar zijn kwaliteiten lagen. Het vervelende was ook nog dat hij gelijk had.
‘Ik zit nu even hardop te denken,’ ging hij verder, ‘maar ik heb intern eigenlijk geen alternatieven. Binnen facilitaire zaken niet en ook niet binnen het mt. Sjef is een ict-techneut die nauwelijks zijn eigen afdeling kan aansturen en Henk-Jan weet niet eens hoe hij moet communiceren met mensen die minder dan HBO hebben.’
Henk luisterde, ondanks de af en toe wat arrogante toon, toch aandachtig, Geert gaf een mooi doorkijkje in hoe hij tegen de organisatie aankeek. Het relatienetwerk wat in zijn hoofd aan het ontstaan was kreeg er steeds meer interessante lijntjes bij. Hij zou al snel één en ander aan het papier kunnen toevertrouwen.
‘Ik weet ook niet hoe lang dit gaat duren, dus misschien voorzie ik wel problemen die er helemaal niet zijn.’ Hij nam nog een slok van zijn koffie en dacht nu wat langer na. Henk wachtte rustig af. Hij wist dat dit niet het moment was om mee te denken. Geert was het type man die eerst een eigen standpunt innam en daarna pas de anderen toeliet daar iets tegen in te brengen, maar liefst op aan te vullen.
‘Ik wil het als volgt doen,’ zei hij na een tijdje. ‘Jij neemt toch even tijdelijk de functie van Frans waar. Dat houdt in dat je opdracht vooralsnog beperkt blijft tot alleen de facilitaire dienst, aansturing en positionering. Dat laatste zit zo bij jou ingebakken heb ik gemerkt. Dat gaat als vanzelf. Het wekelijkse overleg houden we er even in, en op enig moment kan je doorpakken naar je feitelijke opdracht waarvoor ik je heb binnengehaald.’
‘Is dat een werkzame oplossing?’
Het was eigenlijk meer een vaststelling dan een vraag. Nu was het tijd voor Henk om even in alle rust een slok koffie te nemen. Alsof hij aan het wikken en wegen was of dit inderdaad wel de juiste oplossing was. Het interim-management bleef toch één groot spel, wat op de juiste manier gespeeld diende te worden.
‘Ik denk Geert, dat dit een werkbare oplossing zou kunnen zijn,’ zei hij na enige tijd. ‘Het is even aftasten, richting zoeken. Ik hoop dat Frans in ieder geval snel weer een beetje aanspreekbaar is. Wellicht dat er dan een moment gevonden kan worden om ook met hem hierover te overleggen, wellicht wat overdracht.’
Geert knikte instemmend.
Hij keek met een wat vreemde glazige blik, die Henk direct opviel, naar het grote, niet te missen naakt aan de muur. ‘Wist je dat Frans dat schilderij de hoer van Babylon noemde.? Hij vond het wel mooi, geloof ik, maar niet passen in een kantoor. Ach smaken verschillen.’
Hoe Henk ineens een andere opdracht heeft en daar niet echt blij mee is.
Het was een hectische eerste dag geweest. In de auto op de weg terug naar huis dwaalden zijn gedachten alle kanten op. Hij was in een niet-gewenste situatie terecht gekomen, waar hij de regie niet meer over had. Hij zat nu ineens vast aan een opdracht waar zijn aanwezigheid verwacht werd. Dagelijks operationele aansturing, met alle daarbij behorende ellende. Vreemd hoe dingen soms liepen.
De afdeling van Frans was geen kleine, ruim tweehonderd man. Geert had op een, in de haast georganiseerde, personeelsbijeenkomst uitgelegd wat de situatie was, de hoop en verwachting uitgesproken dat Frans weer snel aan de slag zou gaan en gelijk zich gelukkig geprezen dat hij Henk bereid had gevonden de taken tijdelijk waar te nemen tot Frans weer terug was.
Het was een korte bijeenkomst geweest, hooguit een kwartiertje, in de stijl van Geert kort en krachtig, zonder omhaal van woorden.
Daarna had hij kort met het mt van Frans kennisgemaakt. Eén van de aanwezigen kende hij al, zijn vriend Wouter, die de voorbereiding van de nieuwbouw begeleidde. Dat was een voordeel. Hij was niet helemaal op de hoogte geweest of Wouter al een andere opdracht aanvaard had en hij was blij dat de opdracht van Wouter blijkbaar nog even doorliep. Voor beperkte duur, daar ging hij vanuit, want bouwbegeleiding was niet helemaal Wouter zijn kopje thee.
Naast Wouter waren er nog twee andere mt-leden aanwezig geweest, Judith, die al het ondersteunende niet verplegend personeel aanstuurde en Rob die verantwoordelijk was voor de techniek.
Judith was een fors uitgevallen vrouw van tegen de zestig met een prettige uitstraling, het moederlijke type. Ze was duidelijk onder de indruk van de situatie want nu ze met z’n vieren bij elkaar zaten begonnen de waterlanders over haar gezicht te stromen. Rob had nog gezegd dat de soep niet zo heet geheten werd, wat het tranendal alleen maar had doen toenemen. Uiteindelijk had hij zijn mond maar gehouden. Techneuten en emoties het ging toch altijd moeizaam samen. Rob, een begin veertiger, die al vroeg kaal begon te worden, had ooit in de avonduren een mts-opleiding werktuigbouw gedaan en na het doorlopen van allerlei aanvullende cursussen was hij uiteindelijk hoofd technische dienst geworden. Frans had hen in het verleden beiden een kans gegeven en die hadden ze met beide handen aangegrepen. Hun loyaliteit was dan ook groot.
Ze hadden hem met het nodige wantrouwen aangekeken en hij was duidelijk niet in staat geweest om dat direct weg te nemen. Hij had ook geen echte poging ondernomen, wetende dat dat verspeelde moeite zou zijn.
Zijn positie zou bevochten moeten worden en hij hoopte maar dat Wouter goed genoeg lag om hem nog dat noodzakelijke zetje in de rug te geven
Hoe Henk naar huis rijdt en Wouter hem de tip geeft met Ingrid langs Frans te gaan.
Wouter had toegezegd nog even te bellen.
Hij was al flink op streek en verwachte half-om-half eigenlijk wel een telefoontje van hem.
De telefoon ging over, alsof Wouter het aanvoelde.
‘Hoi met Ingrid. Hoe laat kom je thuis?’
‘Wacht even, ik zal het dak dicht doen.’
Hij had de gewoonte zodra het weer het maar even toeliet het schuifdak van zijn Saab open te doen. Lekker de zon op je hoofd. Hij bruinde altijd snel. Het nadeel was dat zodra de telefoon ging het dak snel dicht moest omdat het microfoontje van zijn handsfree-set aan zijn achteruitkijkspiegel gemonteerd zat.
‘Ja, daar ben ik weer. Ik ben al halverwege, nog een kleine drie kwartier.’
‘Zal je niet te hard rijden. Ik heb gelukkig al heel lang geen enveloppe van het cjib gezien.’
Dat kon wel kloppen want Henk zorgde er de laatste tijd goed voor dat Ingrid de cjib -enveloppe niet te zien kreeg. Hij had zijn postbusnummer, zei het met enige moeite, als adres kunnen doorgegeven.
‘Hoe ging het vandaag,’ ging ze verder.
‘Beetje rare dag, Frans, je weet wel die facility manager, is ziek en nu gaat de opdracht er toch wat anders uitzien.’
‘Hoe bedoel je anders, langer, drukker? Pas je wel goed op jezelf?’
Hij werd gered door een “piep” ten teken dat er een wisselgesprek was.
‘Ingrid, ik krijg een ander gesprek door, waarschijnlijk Wouter, ik moet ophangen.’
Hij drukte Ingrid, voor dat ze antwoord kon geven weg, en nam het andere gesprek aan. Op de display zag hij dat het nu wel Wouter was.
‘Hoi Wouter, rare dag hè.’
‘Ja, zo gaan ze niet alle dagen hoor.’
‘Je begrijpt, ik ben niet gelukkig met de gang van zaken. Zit ik ineens in een operationele rol. Niet mijn sterkste kant. Heb ik in deze situatie iets aan Judith en Rob?Ik heb niet de indruk,’ viel hij gelijk met de deur in huis.
‘Wat zal ik zeggen Henk, je hebt ze nodig.’
Dat begreep Henk ook nog wel.
‘Frans is natuurlijk de grote leider, maar dat wil niet zeggen dat ze geheel onvermogend zijn. Ik heb de laatste maanden meer met Rob te maken gehad dan met Judith. Kijk en zolang ik nog blijf hoef je je over die kant geen zorgen te maken. Maar misschien is het allemaal zo voorbij en staat Frans volgende week gewoon weer fris en fruitig op de stoep. Je weet het bij hem nooit.’
Dat leek Henk stug. Hij kende Frans dan wel nauwelijks, maar het leek hem geen gezond gedrag om signalen van je lichaam te verwaarlozen. Het hoefde nu ook weer niet zoals Ingrid, dat je gelijk aan de : permacultuur moest, een tussenweg zou ook mooi zijn.
‘En Judith?’
‘Ja, Judith is een geval apart. Die geeft leiding op basis van gezelligheid, de boel bij elkaar houden.’
‘Veel thee drinken, begrijp ik.’ Wouter moest om het grapje lachen.
‘Kijk,’ zei Wouter,‘ als er uiteindelijk een onaangename beslissing genomen moest worden dan deed Frans dat. Judith kan dat niet, maar haar medewerkers gaan wel voor haar door het vuur. En ook andersom als iemand privé even moeilijk zit probeert ze het desnoods zelf op te lossen. Heel onprofessioneel natuurlijk allemaal, maar wel effectief.’
‘Maar als ik je een advies mag geven Henk, grijp alleen in als het echt nodig is. Gebruik daarvoor je voelhorens en probeer een afspraak met Frans te maken bij hem thuis. Hij heeft een mooie verbouwde boerderij. Volgens mij zelfs met een permacultuurtje Leuk voor Ingrid. Gewoon meenemen.’
Henk moest toch even nadenken over het advies van Wouter. Ingrid en werk gingen altijd moeizaam samen. Zijn hoofd stond er even niet naar het was een vermoeiende dag geweest at the office.
Hoofdstuk 5, Sluimerende conflicten
Hoe Ingrid Roos een beetje mist en besluit haar stoute schoenen aan te trekken.
Ze had Roos alweer twee weken geleden voor het laatst gezien. Daar was op zich niets vreemd aan want buiten het tuinseizoen om zagen Roos en Ingrid elkaar wel vaker langere tijd niet. Maar nu, na die wat ongemakkelijke ochtend bijna twee weken geleden, voelde het toch vreemd. Op zijn minst had ze verwacht dat Roos de jurk die ze geleend had wel zou hebben teruggebracht. Of zou Roos ook een beetje geschrokken zijn. Ze verwierp de gedachte meteen, zo was Roos niet. Terugdenkend aan die ochtend vond Ingrid dat ze zich belachelijk gedragen had. Het was wel heel erg kinderachtig van haar geweest om zo geschokt te reageren omdat Roos blijkbaar veel minder last van schaamtegevoel had als het ging om het tonen van haar toch wel prachtiger lijf dan zijzelf had. Daar had ze dan ook geen enkele reden toe. De lichte aanraking had een onverwachte kleine tinteling bij haar teweeg gebracht.
Ze had het gevoel toen, en nu nog steeds, dat er meer aan de hand was geweest. Er had een vreemd soort spanning over die ochtend gelegen. Iets ongrijpbaars, iets verlangends, zowel bij haar als bij Roos. Daar zou de vreemde droom die ze vlak daarvoor over Roos had gehad ook wel debet aan geweest zijn. Roos had haar uitgedaagd, onmiskenbaar, ze begreep niet waarom. Roos was prachtig, zij tegen de vijftig. Had Roos zich verveeld, was het één van haar experimentjes geweest, had ze het weleens willen doen met een vrouw van tegen de vijftig? Ze was boos en vereerd tegelijk dat Roos haar blijkbaar interessant genoeg vond om het experiment aan te gaan.
Ze had achteraf het gevoel dat er maar íets had hoeven gebeuren en het was heel anders afgelopen en ze wist niet of ze daar blij om was. Kortom, verwarrend allemaal.
Was ze soms lesbisch? Ze hoorde wel vaker van vrouwen maar ook van mannen dat ze op latere leeftijd ineens een andere seksuele geaardheid ontwikkelden. Het zou wel iets met de hormoonhuishouding te maken hebben of misschien ontevredenheid over de seksuele relatie met je partner. Niemand scheen honderd procent hetero te zijn.
Het was altijd een mix die afhankelijk van het moment en de situatie een bepaalde kant kon op gaan. Maar ze was bang en verward geweest, een vriendschap op het spel zetten voor een kort moment van verlangen paste niet bij haar.
Daar was ze te voorzichtig voor, te veel de kat uit de boom kijkend. Ze was bang dat ze door haar gedrag Roos misschien juist nu wel als vriendin aan het kwijt raken was. Die eeuwige twijfel toch altijd.
Diepere emoties gingen haar nooit zo goed af en zeker dit soort emoties niet. Ja, ze was vlot in de omgang, maakte met iedereen makkelijk een praatje en had snel contact, maar echt diep doordringen tot haar eigen en diepere zielenroerselen van anderen, dat was van een andere orde. Ze was er ook nog niet uit waarom ze juist op die manier gereageerd had. Was ze ontvankelijker geweest, zat het misschien in de lucht, het naderende voorjaar, de eerste bijna zomerse dag of had het met Henk te maken.
Nu Henk hele dagen werkte en ’s avonds pas laat thuis kwam deden ze steeds minder samen. Ze verwierp de gedachte meteen, het had niks met Henk te maken. Zoveel samen deden ze nu ook weer niet en het was onlangs nog erg gezellig geweest.
Ze zou binnenkort gewoon een keer de stoute schoenen aantrekken en bij Roos langsgaan.
Stoute schoenen, ze moest inwendig een beetje lachen, het klonk ondeugend, een dubbele bodem die ze niet zo bedoelde.
Hoe Henk een bui op zijn hoofd krijgt en Ingrid zich niet op haar gemak voelt.
Ze stond in de keuken te koken, het was al zeven uur. Nu Henk tegenwoordig zo laat thuis kwam had ze daar steeds minder zin in. Er was geen tijd meer voor even een gezellig drankje zo vlak voor het eten. Gewoon even op je gemak de dag doornemen, delen waar je mee bezig was. Het zat er niet meer in. Als hij thuis kwam was hij moe, vaak een beetje chagrijnig en wilde eigenlijk gelijk eten. Om tien uur viel hij meestal al in slaap op de bank. Zelfs de late avond talkshow op het eerste net waar hij altijd naar keek als hij eenmaal in bed lag, hield hij niet meer vol tot het eind. Niet dat hij het vroeger wel tot het eind toe kon volgen, want meestal waren ze na het eerste onderwerp al in een zo’n heftige discussie verzeild geraakt, dat ze de laatste onderwerpen al niet meer meekregen.
Ze keek naar buiten. Er kwam een donkere lucht aanzetten. Het was de hele dag broeierig warm geweest. Heel ongewoon zo vroeg in het jaar. Ze liep naar de Ipad, die in zijn standaard op de tafel stond en zocht de buienradar op. Een grote donkerblauwe vlek was op het scherm zichtbaar hier en daar waren rode plekken te herkennen ten teken dat het op die plek echt heftig tekeer ging. Terwijl de loop van het laatste uur op het scherm verscheen zag ze steeds meer rode vlekken ontstaan. De bui werd steeds actiever. Het zou snel gaan regenen. Ze liep naar de erker aan de voorkant en keek naar de lucht. Was het achter al donker, aan de voorkant was het bijna zwart. Ze liep snel naar boven om te kijken of er geen ramen openstonden. Het dakraampje op zolder dat altijd op een kiertje stond deed ze snel dicht.
Sinds ze in de permacultuurtuin werkte had het weer haar bovengemiddelde interesse. Ze had zelfs een eenvoudig weerstationnetje gekocht maar toen de batterijen, sneller dan verwacht, leeg waren had ze, teleurgesteld om zoveel energieverspilling, geen nieuwe meer gekocht. We moeten tenslotte zuinig zijn op onze energievoorraden.
Toen ze weer beneden was pakte ze de telefoon, haalde uit het geheugen het mobiele nummer van Henk en drukte op het groene knopje met het telefoontje. Hij ging een paar keer over.
‘Hoi Henk, waar zit je nu?’
‘In mijn auto,’ klonk het aan de andere kant. Hij wist precies waarom ze belde, Ingrid was als de dood voor onweer en het zag er naar uit dat de bui die hij het laatste half uur al voor zich had zien ontwikkelen snel zou losbarsten.
‘Ja, ja, ik zie de bui al hangen, nog vijf minuten, dan ben ik er, tot zo.’
Henk had Ingrid alweer weggedrukt. Ze hoorde de eerste vette druppels op de deksel van de grijze container, die buiten vlak bij de keuken stond opgesteld, neerkomen.
Ze was altijd bang geweest voor onweer, als klein kind ging ze onder de tafel zitten als de donder losbarstte. Tot voor enkele jaren liep ze door het hele huis om overal de stekkers uit te trekken. Tot ze een keer de stekker van de computer bij Henk eruit had getrokken, net op het moment dat er een software-upgrade werd geïnstalleerd.
Henk was dagen bezig geweest om de verloren gegevens weer op te halen en zij had nog weken moeten horen hoeveel ellende ze daarmee veroorzaakt had. Uiteindelijk had hij de computer naar een mannetje in de stad gebracht om te laten repareren en was met een nieuwe computer thuisgekomen.
Het begon steeds harder te regenen. Ze kon het schuurtje achter in de tuin nog nauwelijks zien. Ze voelde zich onrustig worden, waar bleef Henk toch?
Een felle flits verlichtte de tuin hel. Ze begon bijna automatisch te tellen. 21, 22, 23, 24, 25.
Een enorme knal, de ramen trilde in de sponningen. In de huiskamer viel iets op de grond. Ze liep op het geluid af om te kijken wat er gebeurd was. Op dat moment zag ze de koplampen van Henk zijn Saab de oprijlaan opdraaien. Gelukkig, Henk was er. Een zucht van verlichting, alsof hij het onweren kon doen stoppen. Ze liep binnendoor naar de schuur om de garagedeuren te openen zodat Henk droog in de garage kon uitstappen.
Hij was echter al uitgestapt en kwam, zijn tas boven zijn hoofd houdende als een soort van paraplu, de garage binnen rennen.
‘Tering wat een bui,’ was zijn enige commentaar, ‘de ruitenwissers konden het nauwelijks aan.’
Hoe Henk een fles wijn opentrekt en Ingrid spontaan een hekel aan Frans begint te krijgen.
Henk had even snel gedoucht en kwam de huiskamer binnenlopen. Het ging nog steeds behoorlijk te keer buiten, maar de bui was al duidelijk aan het overdrijven. De tijd tussen de flits en de donder lag al op vijftien seconden, wat inhield dat de bui al een kilometer of vijf was weggedreven.
‘Dat was een stevige,’ zei Henk lachend, ‘nog onder de tafel gezeten?’
Ingrid kon niet om het flauwe grapje lachen. Angsten moest je serieus nemen. Die kon je niet weglachen.
‘Heb je trek in een wijntje?’ vroeg Henk.
Ingrid was helemaal verbaasd, meestal wilde Henk snel eten omdat hij moe was. Ze vroeg zich af wat de reden was van dit sociale gebaar. Wellicht moest ze er niets achter zoeken en was het gewoon bedoeld om de spanning die de onweersbui bij haar teweeg had gebracht een beetje weg te nemen. Ze verwierp het idee, zo was Henk niet.
‘Dan moet ik wel even de oven laag zetten.’
Henk liep naar het wijnrek in de kamer waar hij altijd een paar flessen, uit een grotere voorraad die in de kelder opgeslagen stond op kamertemperatuur had staan en pakt er ééntje uit.
Hij pakte twee grote, een beetje bolle, glazen waar je neus zo heerlijk in kon verdwijnen om de reuk goed tot je te laten doordringen en schonk ze niet te vol. Hij was geen kenner maar hij wist dat rood meestal op kamertemperatuur geschonken moest worden, dat de glazen bescheiden gevuld moesten zijn, vooral groot moesten zijn en dat een fles van rondom de tien euro altijd goed was, of dat hij zich er tenminste geen buil aan kon vallen. Hij haalde ze altijd bij de slijter in de stad die ze zelf importeerde en die bij elke fles die hij uit het schap haalde keek alsof hij nu echt het pareltje onder de rode wijnen te pakken had. Het maakte bij Henk voldoende indruk om er geloof aan te hechten.
Hij had het glas van Ingrid op de tafel gezet en was er zelf alvast bij gaan zitten. Ingrid kwam uit de keuken zetten en pakte in de loop naar het zitgedeelte van de woonkamer, dat gescheiden werd van het eetgedeelte door twee schuifdeuren, de originele kamer-en-suite was gelukkig nog aanwezig, haar glas van de tafel en ging tegenover Henk zitten.
‘Proost,’ zei ze.
Henk had duidelijk wat op zijn lever. Ze kende hem lang genoeg om te weten dat als er zomaar zonder enige aanleiding een fles wijn op tafel kwam er iets te bespreken viel. Ze bedacht zich dat zij beter zelf het initiatief kon nemen. Henk wist in dit soort situaties nooit de juiste toon te treffen. Meestal viel hij met de deur in huis, kort en zakelijk alsof hij op zijn werk zat en een dienstmededeling te doen had. Het had al tot menig ruzietje geleid, zij zat dan gelijk als een bok op de haverkist en Henk schoot in een onderdanige en mea-culpaiaanse reflex, waarbij de inhoud van de boodschap al snel verdrongen werd door de aanvaring met de boodschapper zelf. Daar had ze nu geen zin in.
‘Hoe was het vandaag, viel het nog een beetje mee?’ begon ze.
‘Ach ja, het is wel spannend allemaal. Een beetje nieuw voor mij, alleen maar even op de tent passen, zolang Frans er niet is. Ik weet niet of ik dit jaren zou kunnen volhouden. Vooral toch veel gezeur van al dat personeel met van die kleine futiele probleempjes die werkelijk nergens over gaan.’
‘Gelukkig hoeft dat ook niet. Komt Frans overigens snel terug?’
‘Daar wou ik het eigenlijk met je over hebben. Ik vrees dat het nog wel even gaat duren.’ Dat was het dus, de klus liep uit de hand, het zou langer duren dan gepland. Hij moest Frans langdurig vervangen.
Ze begon spontaan een hekel aan Frans te krijgen.
Hoe Henk in het weekend een zakelijke afspraak heeft en Ingrid niet mee wil.
Ze kende de goede man niet eens. Waarom moest die nou zo nodig ineens ziek worden. Ze was al helemaal niet gelukkig geweest met het feit dat Henk de opdracht geaccepteerd had, zonder op haar bezwaren acht te slaan en nu ging die nog langer duren ook. Henk kwam elke avond al uitgewoond thuis, kon geen boe of bah meer zeggen. Haar bloed steeg langzaam naar het kookpunt. Rustig, rustig blijven, ruzie maken had geen zin. Ze wist, Henk zou toch zijn eigen weg gaan en als hij dat nu ook nog deed met een schuldcomplex van hier tot Tokyo zou dat alleen maar ten koste van zijn gezondheid gaan. Dat wilde ze niet. Ze was zuinig op Henk.
‘Hoe lang?’
‘Dat weet ik dus niet. Het enige wat ik weet is dat hij voorlopig nog niet terug is en dat ik nog niet eens aan mijn eigenlijke opdracht begonnen ben.’
‘Het is verdorie toch altijd hetzelfde, die klussen lopen altijd uit.’ Ze kon zich toch weer even niet inhouden. Maar het was ook niet anders. Altijd liepen de dingen bij Henk zijn klussen anders dan ze van te voren bedacht hadden.
‘Meestal zorg ik daar zelf voor als het goed te bereizen is en ik nog geen andere opdracht heb,’ zei Henk lachend.
Ingrid hield zich goed, vond Henk, de stoom kwam nog niet uit haar oren. Hij wist dat hij het subtiel moest brengen, desnoods in etappes. Niet gelijk het hele verhaal, langzaam laten wennen aan de harde realiteit dat hij waarschijnlijk de eerste anderhalf jaar heen en weer zou moeten reizen, ook iets waar hij zelf overigens tegenop zag. Misschien was een tijdelijk onderkomen voor de duur van zijn klus wat?
Ze hadden dus een gemeenschappelijk belang.
‘Ik heb wel een deadline want voor het eind van het jaar zal er ingehuisd moeten worden op de nieuwe locatie en zal de organisatie daar op ingericht moeten zijn, met of zonder Frans. Dus veel uitlopen zal het niet.’
‘En zonet zei je nog dat het nog wel even kan duren. Wat is het nou?’
Hij dacht toch werkelijk dat hij de stoom nu wel uit haar oren zag komen. Dat was ook niet zo handig van hem geweest eerst zeggen dat het wat langer kon gaan duren en nog geen halve minuut later het tegenovergestelde beweren. Dat ging er bij Ingrid echt niet in. Hij had niet te maken met één van zijn medewerkers die dat misschien niet zou opvallen, maar met Ingrid die juist zulk soort details opviel.
Hij was na vier zinnen al op achterstand gezet, het moest toch niet gekker worden. Hij wist dat hij in discussies met Ingrid vaak het onderspit moest delven. Niet omdat haar discussietechnieken nou zo goed waren of haar argumenten zo sterk, maar simpel weg omdat zij binnen no time hem een schuldcomplex wist te bezorgen. Dan maar gelijk tot de kern gaan en de bui over zich heen laten komen, besloot hij.
‘Ik weet gewoon niet hoelang het uiteindelijk gaat duren. Wat ik wel weet is dat voor eind van het jaar een belangrijk deel van de opdracht afgerond moet zijn.’
‘Zonet zei je trouwens nog heel wat anders,’ beet ze hem toe.
‘Ik heb gewoon nu nog niet een goed beeld van wat Frans nu precies deed, hoe hij leiding gaf en of en hoe ik dat moet overnemen. Ik moet daar met hem nog over praten.’
‘Maar hij is toch ziek?’
‘Ja, daarom heb ik afgesproken bij hem langs te gaan van het weekend.’
Dat was het dus, daar kwam de aap uit de mauw en hij heette Frans. Hij had een zakelijke afspraak gemaakt in het weekend. Iets waarvan ze ooit hadden afgesproken dat dat echt niet kon.
Werken deed hij wel vaker in het weekend maar eigenlijk bijna altijd thuis. De hoogst zelden voorkomende keer dat hij ergens heen moest was het steevast op ruzie uitgelopen en dat probeerde hij nu met veel omwegen te voorkomen.
‘Frans zou het leuk vinden als je mee kwam.’
‘Maar hij kent mij niet ineens, wat is dat nu weer voor onzin.
Ik heb helemaal geen zin om mijn halve weekend op te offeren aan iemand die ik helemaal niet ken, niet wil kennen en die ik waarschijnlijk ook nog helemaal niet kan uitstaan.’
‘Hij wil er ook iets gezelligs van maken, het is tenslotte weekend. Hij woont buiten op een boerderij en zijn vrouw doet ook iets met biologisch-dynamisch tuinieren.’
‘Permacultuur, Henk, permacultuur. Ik doe niet aan biologisch-dynamisch tuinieren, ik doe aan permacultuur.’
Hoe Femke Henk de weg wijst en Radio2 gelukkig Nederlandstalig draait.
Het was zaterdag, eind van de ochtend, Henk was boven nog wat paperassen bij elkaar aan het zoeken en Ingrid zat sacherijnig in de tuin nog een kop koffie te drinken. Ze zouden zo richting Frans vertrekken. Als ze ergens geen zin in had dan was het nu wel bij een collega van Henk langs te gaan.
Ze dronk haar kop koffie op, liep de keuken in, deed de buitendeur alvast op slot en liep direct de gang in. Ze hoorde Henk de trap afstommelen.
‘Ben je zover?’ vroeg hij.
‘Allang, ik zat op je te wachten.’
Ze liepen zwijgend de voordeur uit. Henk draaide het slot gewoontegetrouw twee keer om en ontgrendelde van afstand zijn Saab. Ingrid deed de portier open en ging zitten. Henk legde zijn koffer met stukken op de achterbank en hing zijn jasje over de hanger die aan de achterkant van zijn stoel bevestigd zat.
Waarom Henk in vredesnaam altijd zijn jasje aan moest als hij iets ging doen wat op werk leek, vroeg Ingrid zich geërgerd af, een trui had toch ook niet misstaan. Het was verdorie zaterdag!
Langzaam reed Henk de oprijlaan af, de stoep over, de straat op. Het zonnetje scheen al lekker. Henk deed het open dak open, zette zijn zonnebril op en schoof zijn mobiel in de carkit. De route was blijkbaar al ingesteld want al snel hoorde ze het zo herkenbare stemgeluid van Femke Halsema zeggen dat hij na tweehonderd meter rechts af moest. Henk had de stem van Femke(alhoewel niet zijn politieke voorkeur) die zij ooit beschikbaar had gesteld aan Tomtom tijdens een verkiezingscampagne, voor de grap gedownload. Het beviel hem vooral als ze ‘rechts af’ zei met haar net iets te geaffecteerde stem.
In het begin had hij consequent geroepen ‘Nee, links af trut, Groenrechts bestaat niet!’ of iets van gelijke strekking. Al scheen Rutte daar heel anders over te denken. Totdat hij een keer naast Ingrid in de auto zat terwijl zij, wat overigens hoogst zelden voorkwam, achter het stuur zat, en zij in een reflex het stuur naar links draaide in plaats van naar rechts en er geen afslag aan de linkerkant bleek te zijn. Ze hadden nog net een tegenligger kunnen ontwijken.
Liever had hij overigens Alexander Pechtold gehad maar een vrouwenstem vond hij prettiger en voor de verandering eens een opdracht van een vrouw opvolgen leek hem ook wel wat.
‘Bij de rotonde links af,’ klonk het.
Hij nam de rotonde voor driekwart.
‘Ik wou dat jij altijd zo goed naar vrouwen luisterde,’ zei Ingrid.
‘Ik hoop overigens dat ze dit commando nog drie keer herhaald dan zijn we weer thuis.’
‘Je gaat toch niet de hele weg zitten miezemuizen? Het wordt echt gezellig en het is in ieder geval een mooi rit.’
Ingrid kon niet ontkennen dat Henk daar wel eens gelijk in zou kunnen hebben. Ze was nog nooit in noordoost Groningen geweest.
De radio stond aan. Er was een discussieprogramma. Henk luisterde daar wel vaker naar op de zaterdagochtend, en hoewel de zendgemachtigde zijn voorkeur niet was, vond hij het wel onderhoudend. De discussie ging over Europa en de benarde financiële situatie van de zuidelijke lidstaten en hoe sommige partijen in de kamer geen cent meer aan Griekenland wilde geven. De gesprekpartners, allen overigens van andere partijen vonden het blijk geven van onverantwoord populisme en naar de mond praten van de kiezer. Ze waren het er allemaal over eens dat het effect van het mogelijk failliet gaan van een enkel land weleens een domino-effect kon bewerkstelligen waarvan de uitkomst en de invloed op de wereldeconomie ongewis was. Een enkele oppositiepartij deed een opzichtige poging een wig te drijven in het regeringsblok.
‘Ik snap niet dat ze het aldoor over dat verschrikkelijke peroxide hoofd hebben, die man spint toch alleen maar garen bij al die aandacht. Elke keer roept die weer iets anders belachelijks. Kan die niet op een andere zender?’ zei Ingrid.
Ingrid drukte zich altijd nogal expliciet uit als ze iemand niet mocht.
‘Ze zeggen nu wel allemaal dat je die economieën moet steunen, maar het is toch eigenlijk gewoon een bodemloze put. Daar heeft hij toch eigenlijk wel een beetje gelijk ,’ zei Henk.
‘Ga je het nu ook nog opnemen voor die vreselijke man. Je doet je naam wel eer aan. We hebben het al zo moeilijk als Henk en Ingrid zijnde.’
Henk hield zijn mond maar en zette de radio op Radio2. Hepie en Hepie klonken uit de boxen. Gelukkig Nederlandstalig, precies zoals Geert het wilde.
Hoe Ingrid zich ergert aan haar medeweggebruikers en Femke nu toch echt een beetje de weg kwijt is.
Ze waren Assen gepasseerd. Toen ze in de buurt van Groningen waren riep Femke: ‘Na driehonderd meter ga rechts de snelweg af.’
Ze reden door het Groningse landschap links en rechts van de weg stonden prachtige boerderijen, sommigen nog in gebruik als boerenbedrijf, andere ten prooi gevallen aan rijke westerlingen, die het platteland hadden ontdekt en vooral paarden en soms ook pony’s op het eigen land bleken te hebben lopen. Hier en daar was een stukje boerenland met behulp van ruime Europese subsidies omgevormd tot een stukje natuur.
Ze reden door een paar kleine dorpje heen, vaak niet groter dan een kerk, een brink en wat boerderijen, andere lang uitgestrekt langs een veengeul. Soms moesten ze wat uitwijken voor groepjes fietsers die deze dag blijkbaar hadden aangegrepen voor een fietstocht, opvallend veel bejaarden die slingerend hun weg zochten over de smalle wegen.
Ingrid kon het niet laten bij elke slingerende bejaarde die ze passeerde een blijk van ongenoegen te laten horen. Ze had het niet zo op bejaarden, wat Henk bijzonder onredelijk vond want uiteindelijk werd iedereen, met een beetje geluk, bejaard. In één van hun vele discussies over dit onderwerp had Ingrid een keer geroepen ‘Ik wil helemaal niet oud worden, ik vind vijfenzeventig prima.’ Henk had gevraagd waar Ingrid dacht dat bejaard eigenlijk begon.
Toen ze een kolonne solex-rijdende toeristen tegenkwamen gehuld in lange leren jassen hield ze het niet meer.
‘Wat is dit nu weer voor iets?’ riep ze verontwaardigd uit, ‘kunnen die mensen niet gewoon een andere hobby kiezen dan ons een beetje in de weg te rijden met die achterlijke leren jassen. Wie gaat er nu op zo’n dag in een lange leren jas en zo’n belachelijke helm op het hoofd een beetje door Groningen crossen.’
‘Ach dat lijkt mij eigenlijk best wel leuk,’ zei Henk.
‘Dan ga je dat met Frans toch lekker doen straks.’
Ze waren inmiddels op een steeds smaller wordende weg uitgekomen die uiteindelijk overgegaan was in een zandpad. Links lag het uitgestrekte vlakke Groningse land, in de verte liepen wat koeien, de lange rechte sloten die het veen doorkliefden liepen schijnbaar eindeloos door, aan de horizon was een rijtje windmolens te onderscheiden, waarschijnlijk was dat al Duits grondgebied want de wieken waren rood-wit geblokt. Windmolens werden om één of andere onverklaarbare reden net zoals kerncentrales altijd tegen de grens van het buurland geplaatst.
‘Rijden we wel goed?’ vroeg Ingrid ‘Wie wil hier nu wonen in de middle of nowhere?’
‘Dit is toch het einde van de wereld, als je straks vergeet te remmen vallen we er nog van af.’
Ineens zei Femke: ‘bestemming bereikt.’
Er was niets te zien.
‘Ik geloof toch dat Femke nu echt de weg een beetje kwijt is,’ zei Ingrid.
‘Ja, dat zou zo maar eens kunnen. Ik begrijp er ook niets van,’ zei Henk
Hij reikte met zijn rechterhand naar zijn mobiel en begon het nummer van Frans te zoeken. De telefoon ging een paar keer over.
‘Hoi Henk, kan je het niet vinden,’ schalde de stem van Frans vrolijk door de auto. ‘Ik zie jou overigens wel’
‘Hè, hoe kan dat? Er is hier nergens een huis te bekennen, of woon je misschien onder de grond in zo’n alternatief, duurzaam, ecologisch verantwoorde molshoop,’ zei Henk niet begrijpend.
‘Een verrekijker, je moet nog ongeveer vijfhonderd meter doorrijden en dan naar rechts, een foutje in de kaart die Tomtom gebruikt. Ik zie je zo,’ zei hij vrolijk.
Ze reden door en na inderdaad vijfhonderd meter was aan hun rechterkant een afslag, een pad dat na enkele meters afgesloten werd met een groot houten hek. Henk draaide de oprijlaan op en stopte voor het houten hek. Ineens zwenkte het hek naar twee zijden langzaam open. Henk reed een stukje naar achter om ruimte te maken voor het naar buiten draaiende hek.
Eenmaal open reed hij langzaam een kleine honderd meter door richting een mooi gerenoveerde boerderij.
Frans stond al in de deur opening.
‘Kijk daar hebben we Henk, en Ingrid,’ stelde Frans vrolijk vast, niets wetende van de sluimerende conflicten die vlak onder de oppervlak verborgen lagen.
Hoofdstuk 6, Frans
Hoe Frans een boerderij verbouwd heeft en Ingrid daar nog niet dood wil worden gevonden.
Frans had een aantal jaren geleden, voor een appel en een ei, een zwaar verwaarloosde boerderij gekocht. Ver van de bewoonde wereld. De boer die tot op het laatst zijn boerenbedrijf had uitgeoefend was overleden. De buren, die bijna op een kilometer afstand woonden, waren ongerust geworden toen ze hem al een poos niet meer gezien hadden. Ze waren eerst eens langs de boerderij gelopen, hadden naar binnen gekeken en toen ze niemand zagen hadden ze uiteindelijk de politie gebeld. Die had de voordeur opengebroken. De geur die ze tegemoet was gekomen liet niets te raden over. Het was een verschrikkelijk tafereel geweest. De boer was al een paar weken daarvoor overleden en dat de inwonende katten niet alleen muizen en kattenbrokjes aten was snel duidelijk geworden.
Daarna had de boerderij een poos leeg gestaan omdat niemand er belangstelling voor had gehad, gezien het tafereel dat zich daar had afgespeeld. De bank echter, die nog een paar vorderingen had openstaan, besloot het pand naar de veiling te brengen en Frans had het daar ongezien op aanraden van een collega en tot zijn eigen verbazing voor een habbekrats op de kop getikt. Niets wetende over het gruwelijke lot van de vorige bewoner.
Toen ze de sleutel hadden omgedraaid om hun nieuw verworven bezit in ogenschouw te nemen was de lucht duidelijk nog niet geheel weggetrokken. Frans had van zijn vrouw weken lang alle ramen moeten laten openstaan, wat de boerderij ook niet ten goede was gekomen vanwege de vele regenbuien die op dat moment het land teisterden.
Uiteindelijk hadden ze een aannemer ingehuurd voor het grove werk en was Frans begonnen met de moeizame en lange verbouwing. Maar Henk moest toegeven, Frans had misschien wel dríe rechter handen, het was een klein paleisje geworden.
‘Kom verder, kom verder,’ zei Frans joviaal. ‘Leuk dat jij er ook bij bent, Ingrid.’ Hij legde bij het naar binnen lopen een hand op haar schouder. Frans was van het warme type, mensen aanraken om ze op het gemak stellen was zijn manier van doen.
‘Mag ik jullie aan mijn vrouw voorstellen,’ zei hij, terwijl hij de tot woonruimte verbouwde deel opliep. Hilda, een kleine volslanke vrouw van een jaar of zestig kwam naar hen toegelopen. Ze had een vriendelijke lach en ze was gekleed in een jurk die uit los over elkaar heen hangende lagen samengesteld leek te zijn, een typische relikwie uit de jaren zestig. Ook het halflange krullend, met henna geverfde haar, ontbrak niet aan het stereotype jarenzestig beeld.
‘Leuk dat je ook meegekomen bent,’ zei ze tegen Ingrid.
Ingrid begon langzaam te ontdooien. Ach, wat loop ik me toch altijd aan te stellen, dacht ze.
‘Hoi Hilda, leuk met jullie kennis te maken, wat wonen jullie hier prachtig maar wel bijna aan het eind van wat wij beschaving noemen. Noordoost Groningen, je wilt hier toch nog niet dood gevonden,’ zei ze lachend, niet op de hoogte zijnde van de geschiedenis die zich had afgespeeld. Ze zag Hilda en Frans elkaar snel een vluchtige blik toewerpen en kreeg het gevoel alsof “de dominee net voorbij kwam”. Er viel even een pijnlijke stilte. Blijkbaar had ze een gevoelig punt aangesneden. Henk greep snel in en begon een heel verhaal over de mooie rit en hoe schitterend Frans de boerderij verbouwd had.
Het gesprek ging al snel over op een aantal luchtiger onderwerpen en de gezondheid van Frans, waar het gelukkig een stuk beter mee ging.
Hilda verdween in de half open keuken en kwam met een blad met vier kopjes terug. ‘Iedereen koffie?’ vroeg ze opgeruimd.
Hoe Henk een lekker sigaartje met Frans rookt en Frans hem vertelt niet meer terug te komen.
Na een poosje zei Frans tegen Henk: ‘zullen we ons even terugtrekken? Ik geloof dat we een aantal zakelijke aangelegenheden moeten bespreken, daar wil ik de dames niet mee vervelen.’ Henk liep Frans achterna naar de studeerkamer.
De kamer links van de voordeur in het voorhuis van de boerderij was ingericht als studeerkamer. Een groot klassiek Engels bureau dat Frans, zoals hij vertelde, ooit ergens uit een failliete boedel op de kop had getikt, stond pontificaal midden in de kamer opgesteld. Frans was blijkbaar een fervent bezoeker van veilingen. Het bureau was leeg, in een paar bijpassende kasten die tegen twee lange wanden stonden opgesteld, stonden enkele ordners en vooral veel boeken, heel veel boeken. Frans was blijkbaar breed geïnteresseerd. Boeken over politiek, filosofie, management, literatuur, buitenlandse en binnenlandse schrijvers, zwaar en licht verteerbaar; alles had wel ergens een plekje op een plank in één van de kasten gevonden.
Ze liepen de kamer door, langs het bureau naar een deur die gesloten was. Frans deed de deur voor Henk open. Voor hem lag de opkamer, vijf treetjes hoger liggend.
‘Het Heilige der Heilige,’ zei Frans licht spottend, ‘hier worden diepe gedachtes zorgvuldig geformuleerd en met het nodige respect uitgesproken, maar vreest niet want hier wordt ook een goede sigaar gerookt en een goed glas gedronken, maar voor dat laatste is het noch wat te vroeg.’ Hij wees Henk een grote leren fauteuil aan, en liep zelf naar de kast waar hij een houten kistje met Corona’s uit pakte, ‘sigaartje?’
‘Ik ben eigenlijk nog niet zo lang geleden gestopt maar een sigaartje wil ik mijzelf af en toe nog wel gunnen.’
In de vensterbank stond een blad met twee kopjes en een Nespresso-apparaat. ‘Nespressootje?’ Vroeg Frans, ‘nog voorkeur voor een smaak?’
‘Doe mij maar zo’n blauw cupje.’
‘Een Vivalto, apart gebrande Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse Arabica’s,” vermeldde hij er ongevraagd als aanvullende informatie bij.
‘Laat ik maar gelijk met de deur in huis vallen. Ik kom niet meer terug,’ begon Frans.
‘Niet dat ik het niet meer kan, ik heb er gewoon geen zin meer in en financieel heb ik het niet nodig. Ik heb het één en ander al met Geert afgestemd. Ik woon hier mooi en misschien wordt ik hier nog wel eens dood aangetroffen.’ Hij moest lachen.
Henk keek niet begrijpend en Frans vertelde het hele verhaal hoe hij het huis gekocht had en waarom het zo goedkoop op de markt was aangeboden. Henk begreep waarom Hilda en Frans elkaar kort hadden aangekeken toen Ingrid begonnen was over hier nog niet dood te willen worden aangetroffen.
Hij had gedacht dat het te maken had met het infarctje van Frans.
Frans had een dikke map gemaakt met allerlei informatie over zijn inmiddels oud-collega’s hun kwaliteiten en eigenaardigheden, maar ook lopende projecten, interne processen en andere wetenswaardigheden die Henk konden helpen bij het waarnemen van Frans.
Trude passeerde de revue, Henk-Jan en natuurlijk José over wie Frans erg duidelijk was.
‘Laat je niet afleiden door haar verschijning, blijf altijd op je hoede. Geert is niet voor niets op die positie terecht gekomen en heeft José niet voor niets op die plek neergezet.’
‘Geert heeft mij al het één en ander verteld, zei Henk.
Frans was verbaasd. “Blijkbaar heeft hij veel vertrouwen in je. De meesten moeten het door schade en schande ervaren, dat iets te breedsprakigheid jegens José zomaar kan leiden tot een zijspoor in de organisatie. Op dat niveau is het altijd een beetje verdeel-en-heers en dat is eigenlijk ook een beetje de reden dat ik opstap. Ik heb daar geen zin meer in.’
Nadat ze ruim een uur met elkaar gesproken hadden zei Frans: ‘Kom we moeten de dames maar eens opzoeken. Ze zullen wel in de tuin zijn. Permacultuur, was het niet?’
Hoe Hilda, Ingrid de tuin laat zien en Henk toch weer over venkel begint.
Ingrid was met Hilda, direct nadat Frans en Henk zich hadden teruggetrokken voor hun overleg , de tuin ingelopen. Ze verbaasde zich over de verscheidenheid aan planten. Hilda hield blijkbaar van een ‘eetbare’ tuin want door de enorme tuin heen waren overal vruchtdragende struiken en bomen te herkennen. Daar tussen perceeltjes met allerlei soorten groenten. Door de tuin liep een klein watertje dat in een ondiep poeltje eindigde. Op verschillende plekken in de tuin waren kleine rustplekjes gecreëerd;soms met een zitje en op andere plekken slechts voorzien van een boomstam waarop gezeten kon worden. Midden in de tuin bij het ondiepe poeltje was een wat groter terras aangelegd, grenzend aan een stukje grasveld, waar een kleine kweekkas stond. Frans had daar, waarschijnlijk vanuit een hang naar ooit een ver verleden als padvinder, een kampvuurkuil gegraven met een gemetselde barbecue.
‘Jullie hebben een kiwiboom, zie ik dat nu goed? En draagt die vrucht?’
‘Nee, helaas nog niet,” zei Hilda.
‘Je moet er altijd twee hebben, een vrouwtje en een mannetje, heb ik eens ergens gelezen. Wij hebben er ook één en die draagt wel vrucht, blijkbaar staat er bij ons in de buurt in een andere tuin ook een kiwi.’
‘Je hebt zeker een tuinman?’ ging Ingrid verder.
‘Nee, ik doe het helemaal alleen, nou ja, met hulp van Frans natuurlijk maar die is meer van het bouwen. Alles zelf gemaakt; de tuinmeubeltjes, de gemetselde muurtjes, de vijver. Hij had energie voor tien’
Ingrid zag dat Hilda haar ogen vochtig waren geworden. Hilda veegde met de achterkant van haar hand nonchalant in haar oog.
‘Sorry.’
‘Van mij hoef je geen sorry te zeggen,’ zei Ingrid. ‘Ik weet hoe zwaar het is, als ineens alle grond onder je voeten dreigt weg te vallen. Ik heb hetzelfde met Henk meegemaakt. Drie jaar geleden had hij ineens hevige kramp op zijn borst, 112 gebeld. Hij is gelijk gedotterd. Maar je schrikt vreselijk. Sinds die tijd hebben we het roer radicaal omgegooid. Alleen nog maar biologisch en liefst ook eigen kweek. Ik heb me aangesloten bij een tuingroep, alleen vrouwen,’ ratelde Ingrid door.
‘Permacultuur,’ zei Hilda, ‘geloof ik.’
‘Ja, in de permacultuur gaat men er vanuit dat planten, indien zo in combinatie met elkaar neergezet, bepaalde plantenziekten kunnen voorkomen en slakken, luizen, en dergelijke zo op een natuurlijke wijze kunnen bestrijden. Wij bouwen voort op de grond van het vorige jaar, dus niet spitten, want dan verstoor je het natuurlijke evenwicht.’
Ingrid raakte altijd enthousiast als het onderwerp permacultuur aan de orde kwam.
Ingrid en Hilda waren er bij gaan zitten en spraken geanimeerd over tuinen, zieke mannen en vele andere zaken die vrouwen toch zo anders maakten dan mannen. Ingrid begon Hilda steeds meer te mogen. Ze moesten vreselijke lachen om de onhebbelijkheden van Frans en ook die van Henk die verdacht veel op elkaar leken en wel een gevolg moesten zijn van het feit dat de hersenen van mannen voornamelijk hormonaal gestuurd werden.
‘Zitten jullie daar,’ hoorde ze plotseling achter zich. Henk en Frans kwamen aanlopen.
‘Zo Henk, ik hoorde net van Ingrid dat jij ook een klein infarct heb gehad een paar jaar geleden.’
‘Ik ben gedotterd, stelde niet veel voor. Het gaat nu weer prima.’
‘Volop bezig met biologische producten en voeding hoorde ik van Ingrid.’
‘Ja, Ingrid. Ik kan nauwelijks een courgette van een venkel onderscheiden.’
Hoe een simpele vraag tot een moeizaam antwoord leidt en ze uiteindelijk blijven slapen.
‘Jongens blijven jullie een hapje eten?’ vroeg Frans joviaal.
‘Ik heb nog een heel varken voor op de barbecue in de vriezer liggen, wel in stukjes natuurlijk.’
Henk wilde gelijk spontaan ‘Ja’ roepen maar bedacht zich op tijd. In plaats van Henk nam Ingrid het woord. “Nou Frans, ik vind het erg aardig van je aangeboden maar ik heb het eigenlijk niet zo op vlees.’
‘Oh, maar dat is helemaal niet erg hoor,’ zei Hilda, ‘ik ben ook niet zo’n vleeseter. Ik heb nog wat aubergine-, tahoe- en fruitspiesjes in de vriezer liggen. Met wat gevulde tomaatjes, krielaardappeltje en misschien een gepofte aardappel krijgen wij onze buikjes ook wel rond. Laat de heren maar aan het vlees gaan.’
Ingrid had het niet zo op de verkleinwoordjes. Baby’s en kleine kinderen hadden buikjes zij had een buik en een mooie platte bovendien.
‘Maar wordt het dan niet vreselijk laat Henk, we moeten ook nog naar huis rijden. En je houdt van een biertje bij de Barbecue?’
Het was een dilemma. Ze konden geen van tweeën hier echt goed mee omgaan. Zeker nu het hen beiden betrof en ze in gezamenlijkheid, onder het oog van anderen, een besluit moesten nemen, waar ze in normale omstandigheden al niet uit kwamen. Wat bovendien door hun gebrekkige onderlinge communicatie steevast op ruzie uitliep. Vertwijfeld keken ze elkaar aan. Als Henk er alleen voor had gestaan, dan had hij het wel geweten, hij had gelijk toegehapt en waarschijnlijk een slaapplaats geregeld voor de nacht, zodat hij lekker wat kon drinken en de volgende ochtend pas zou hoeven te vertrekken. Maar Ingrid kon zo moeilijk met verrassingen omgaan. Ze gooide dan de kont tegen de krib en kwam dan soms zo onhandig uit de hoek, dat hij spontaan last reeg van plaatsvervangend schaamte. Heel ingewikkeld allemaal. Bovendien had Ingrid sowieso niet naar Frans gewild. Hij keek naar Ingrid en schatte zo in dat er een heel denkproces in haar hoofd omging.
Ingrid keek naar Henk hun ogen kruisten elkaar. Ze had geen flauw idee wat er in zijn hoofd omging. Het was waarschijnlijk een te ingewikkeld denkproces voor hem. Niet alleen mee eten maar dan ook nog niets mogen drinken, want haar laten rijden was ondenkbaar, daarvoor zou hij alleen in comateuze toestand toestemming geven. Zij had er eigenlijk wel zin in. Het was gezellig geweest die middag. Het zou misschien wel laat worden maar ze zouden vast wel kunnen blijven slapen. Henk, wist ze, had altijd een tandenborstel in de auto liggen en de rest was geen probleem. Ze waren beide 'naaktslapers'.
Henk opende zijn mond. ‘Laten we het maar niet...’
‘Ja gezellig, maar op één voorwaarde, dat wij hier kunnen blijven slapen. Dan kan Henk nog wat drinken ook,’ onderbrak ze hem voor hij zijn zin kon afmaken.
Henk keek met grote ogen naar haar, zijn mond stond nog wagenwijd open van verbazing en van de onafgemaakte zin.
‘Nee, die slaapplaats is geregeld,’ zei Frans.
‘Henk wat kan ik voor je inschenken?’
‘Heb je cognac?’ Raapte hij zich zelf weer bij elkaar.
‘Tuurlijk, ik doe er ééntje met je mee, met een scheutje over de barbecue want dan brandt die ook wat sneller.’
Hoe Frans de barbecue aanmaakt en er verrassende standpunten op na houdt.
Ingrid was met Hilda naar de bijkeuken vertrokken, waar een paar grote vriezers stonden die de eigen kweek zorgvuldig goedhielden gedurende het jaar. Het was een imposant gezicht, twee grote vrieskisten en drie grote vriezers naast elkaar tegen de andere wand tegenover de kisten. In een donkere kast lag een hele voorraad aardappelen, krieltjes en van die grote bonken. Een open schappenkast stond vol met weckpotten en in de hoek stond een wijnrek, met wat verdacht veel leek op eigen brouwsels want de opgeplakte etiquette waren met de hand geschreven. Vlierbessenwijn las ze op één van de flessen.
‘Maak je zelf wijn?’ vroeg ze enthousiast.
‘Ja, proeven? Ik neem wel een flesje vlierbessen mee naar buiten. Hij is lekker fris, misschien een beetje aan de zoete kant.’
Frans was begonnen de barbecue aan te maken. Hij had er toen het niet gelijk lukte inderdaad een forse scheut cognac over gegooid. Bijna iets te veel, want er was een flinke steekvlam ontstaan die hem snel deed terugdeinzen. Maar toch net niet snel genoeg om een paar geschroeide wenkbrauwen te voorkomen. Als er een vuurtje gestookt moest worden kwam bij mannen altijd het kind naar boven. Het was nu wachten op het doven van de vlammen en het gloeien van de houtskool. Frans had binnen nog twee sigaren gepakt en hij en Henk zaten genoeglijk met een glas cognac onder handbereik, in de late middagzon, stilzwijgend te genieten.
‘Ik moet zeggen Henk, het was natuurlijk schrikken dat kleine herseninfarct, maar het bijeffect is niet anders dan positief te bestempelen. Relaxt over je eigen en andermans landerijen naar de einder turen een sigaartje in de ene hand en een goed glas cognac in de andere. Ik kan je het van harte aanbevelen.’ Hij kneep zijn ogen een beetje samen, schudde bevestigend met zijn hoofd alsof dat wat hij net gezegd had toch wel een bijzonder wijze gedachte was die zomaar uit zijn brein was komen opborrelen.
Henk zweeg. Hij had daar toch zijn eigen gedachten bij. Hij moest nog minstens vijftien jaar, of zoals hij in gezelschap vaak zei: ‘Ik mag nog vijftien jaar’ Maar het voelde toch altijd een beetje als moeten. Niet dat hij werken vervelend vond, in tegendeel , hij vond het leuk. Maar de druk van het moeten was soms te groot.
‘Het zijn ook onrustige tijden,’ ging Frans verder, ‘dat hele gedoe met die Grieken. Ik heb het niet zo op die landen rondom de Middellandse zee, geef mij maar Groningen, daar weten ze tenminste wat aanpakken is. Je mag het tegenwoordig niet zeggen maar wat Wilders zegt, de zaken eens wat harder aanpakken, duidelijke grenzen, genoeg is genoeg en geen cent meer naar Griekenland, zo gek is dat nog niet. Het blijft toch lastig die Islam, Pim zei het ook al. Misschien dat onze Geert zijn toon hier en daar een beetje moet aanpassen, maar die buitenlanders met die Islam brengen alleen maar ellende. Niets geen Arabische lente.’
Henk begon zich wat ongemakkelijk te voelen. Frans ontpopte zich als iemand die het gedachtengoed van Geert wel een heel warm hart toedroeg. Niet bepaald waar hij zelf voor stond.
Hoe Frans en Henk flink innemen en een paar koppen koffie zorgen voor de ontnuchtering.
De houtskooltjes begonnen al aardig te gloeien. Ingrid was al met een grote schaal met vlees naar buiten gekomen en liep nog een keer om wat brood en sausjes te halen.
Frans gooide als een geroutineerde barbecueër alvast twee stukken vlees op de barbecue.
Hilda kwam met een schotel vol vegetarisch spiesjes aanzetten.
‘Als jullie nou eens dat vlees aan de rechterkant neerleggen dan gebruiken wij de linkerkant wel voor de vegetarische hapjes,’ zei Hilda en begon de twee stukken vlees te verplaatsen.
Al snel waren de eerste groentespiesjes klaar.
Ingrid vond het gezellig zo met z’n vieren. De rust van het platteland. Alle stadse druk leek van haar af te vallen. Misschien was het ook wel iets voor hen. Dan wel iets dichter bij de stad want dit was wel heel erg eenzaam. Kon ze mooi haar eigen permacultuurtje beginnen.
Ze zou haar vriendinnen wel missen, vooral Roos. Ze kreeg een heel prettig gevoel toen ze aan Roos dacht, een lichte opwinding maakte zich weer van haar meester.
Het was al laat toen ze nog een laatste afzakkertje namen. Het was inmiddels donker geworden en het begon fris te worden. Ingrid had een vest van Hilda omgeslagen. En Henk en Frans hadden hem al zo geraakt dat ze de kou al niet eens meer voelden. De barbecue was aan het uitdoven.
‘Kom, zei Hilda, we moesten maar eens gaan slapen, het is al laat.’
Ze had Ingrid al hun slaapplaatsen gewezen, een voormalige schuur ongebouwd tot een gastenverblijf met alles er op en er aan. Ze ontvingen regelmatig logés.
Henk waggelde een beetje, dat waren toch minstens twee biertjes te veel.
Uiteindelijk was hij tijdens het barbecueën op het bier overgestapt. Toen het uiteindelijk laat was geworden hadden Frans en hij in het stroompje staan plassen, dat zo liefelijk door de tuin heen liep. Hilda had er hard om moeten lachen. Ingrid had zich diep geschaamd.
Henk stond onder de douche. Toen hij druipend onder de douche vandaan kwam, zijn buik krampachtig inhoudende in een pose of hij Atlas zelve was, lag Ingrid al in bed.
Hij was duidelijk opgewonden. Hij kroop met veel gesnuif en een beetje lacherig het bed in en viel direct in slaap.
Kijk hem nou eens liggen, dacht Ingrid, hij had nog net genoeg energie om één spier te spannen en dat was in zijn geval ook nog eens een onwillekeurige.
Ze werden beide de volgende ochtend wakker van de zon die naar binnen scheen. Henk had een knallende koppijn en Ingrid was ook niet topfit. Frans liep al door te tuin te struinen, de resten van de vorige avond opruimend.
Toen Henk uiteindelijk door de openslaande deuren naar buiten liep, vroeg Frans: ‘Al een beetje in het land der levenden?’
Nou Frans, daar heb ik toch minstens twee koppen koffie voor nodig, geloof ik’
Hilda had in de tuin een tafel gedekt voor het ontbijt. Er werd niet veel gesproken tijdens het ontbijt, pas bij het tweede kopje koffie kwam het gesprek weer op gang. Ze zouden zeker nog een tweede keer langskomen het was gezellig geweest.
Pas na een derde kop koffie en twee glazen water durfde Henk het aan om de auto in te stappen in de hoop dat de alcohol een beetje verdund was in zijn bloed.
Frans en Hilda stonden ze na te kijken.
‘Dat was Henk,’ zei Frans.
‘En Ingrid,’ vulde Hilda aan.
Hoofdstuk 7, Onrust
Hoe Ingrid over Roos droomt en in een dip zit.
Ingrid kon maar moeilijk los komen van het bezoekje aan Frans, inmiddels al weer ruim twee weken geleden. Haar eigen tuin leek ineens een stuk kleiner en de permacultuurtuin, waar ze voorheen zo veel plezier aan beleefd had, was ineens veel te ver fietsen. Ze zat in een dip, die door haar eigen fantasie was voortgebracht. Ze merkte dat ze moeite had met het accepteren van de realiteit en vluchtte in steeds wilder wordende fantasieën waarin ze beurtelings op het platteland in een boerderij woonde dan wel een veel te drukke baan had en enorm carrière aan het maken was. Iets dat in het geheel niet bij haar paste, werken laat staan hard werken voor een baas en carrière maken. Niet dat ze lui was. Juist helemaal niet. Ze bemoeide zich graag met alles, met name die dingen die met milieu of met de voedsel- en energiecrisis te maken hadden. Ze had al een paar keertjes een kraampje bevolkt op de markt tijdens milieumanifestaties. Dit zeer tegen de zin van Henk in. Niet dat hij daar iets over te zeggen had. Het maakte haar alleen maar fanatieker.
’sNachts droomde ze de gekste dromen. Verleden en heden liepen dwars door elkaar heen. Mensen uit een ver verleden kwamen in de zelfde droom voor als vage kennissen die ze in de supermarkt weleens tegen kwam. Dan stond ze ineens bij Hilda in de tuin, wilde ze naar huis en verdwaalde ze al voor ze de oprijlaan af was, of er stond een verhuiswagen voor de deur. Maar in bijna al haar dromen kwam ze Roos tegen, dan zat ze ineens naast haar in de auto en legde Roos een hand op haar dij en fluisterde iets onverstaanbaars in haar oor, op een ander moment zat ze ineens op een kantoor tegen over Roos die probeerde met haar voetje te vrijen en hoe ze ook haar best deed ze kon Roos haar voeten niet ontwijken, zelfs niet als ze ze achterwaarts onder haar stoel vouwde.
Ze had het er moeilijk mee en wist niet wat ze er mee aan moest. Overdag was ze moe en zat dagenlang televisie te kijken naar allerlei vage soaps en telsell programma’s zonder naderhand te kunnen vertellen wat ze gezien had. Ze had zelfs al wat gekocht: een 'amazing' aardappelschilmesje dat na de derde aardappel al het leven had gelaten en in de afvalbak beland was. Ze was in de war, dat was duidelijk. Ze was overduidelijk niet gelukkig en ontevreden met haar leven. Een gevaarlijke combinatie.
Het huis was te groot en de tuin te klein. Het schoonhouden van het huis begon haar steeds meer tegen te staan. Als ze links boven begon aan het begin van de week eindigde ze rechts onder op vrijdag. En altijd die stapeltje van Henk die door het huis verspreid lagen en die sokken die hij altijd net naast de wasmand gooide en nooit erin. Elke woensdag de badkamer en het toilet, donderdag de keuken zodat ze vrijdag precies wist welke weekboodschappen ze dan moest halen. Ze maakte altijd een lijstje voor de boodschappen, maar elke week zag het boodschappenlijstje er bijna hetzelfde uit. Van de honderd producten, waren er vijf anders dan de week daarvoor en van die vijf producten had ze er vier wel eens eerder gekocht zodat ze feitelijk elke week eigenlijk maar één nieuw product toevoegde aan haar boodschappenlijstje, wat theoretisch zou moeten inhouden dat na twee jaar geen enkel product meer hetzelfde zou zijn, ware het niet dat nieuw toegevoegde items het zelden langer dan twee maanden volhielden.
Ze voelde zich rot, ze was somber.
Hoe Ingrid Henks laptop gebruikt en wil verhuizen.
Op een ochtend, toen Henk naar de kapper was, stond zijn laptop nog open op tafel.
Het was een zaterdag Henk had nog wat mailtjes beantwoord. Ze had net voor zichzelf koffie gezet en was aan tafel gaan zitten met de zaterdagkrant voor zich. De achterkant van één van de katernen lag op zijn kop op tafel. Droomhuizen stond met vette letters boven aan de bladzijde. Nieuwsgierig geworden bekeek ze de foto’s. De meeste huizen lagen ver boven hun budget, maar één huis zouden ze kunnen betalen. Zo schatte ze in.
Ze schoof de laptop naar zich toe en drukte op de spatiebalk. Er werd een wachtwoord gevraagd. Ze typte op goed geluk “ingrid” en drukte op “ok”. ‘De schat,’ dacht ze, ‘hoe sukkelig kan je zijn?’
Ze opende de browser en typte: www.funda.nl.
Na wat mislukte pogingen had ze uiteindelijk een selectie te pakken van betaalbare woonboerderijen. Ze scrolde door wat pagina’s heen en opende wat nieuwe vensters om wat meer details te zien. Ze was verrast door het aanbod ‘daar moet toch wel een leuke tussen zitten,’ mompelde ze in zichzelf.
Ze zat nog bijna met haar neus in de pc toen Henk kwam binnenlopen. De kapper had weer flink huisgehouden.
‘Wat ben jij aan het doen?’
‘Ik ben op zoek naar droomhuizen.’
‘Op mijn laptop!’
Henk had er een hekel aan als iemand aan zijn laptop zat. Ze werd er altijd wat achterdochtig van, alsof hij wat te verbergen had, geheimen. Misschien had hij er wel porno op had staan of brieven aan geheime vriendinnen. Maar dat laatste had ze direct verworpen. Dat zou hij veel te ingewikkeld vinden, een geheime relatie. En Henk die romantische brieven schreef, daar kon ze zich al helemaal niets bij voorstellen.
‘Hij stond nog aan, je wachtwoord is wel heel erg simpel, maar wel lief.’
Hij moest glimlachen, meestal veranderde hij van wachtwoord bij een nieuwe opdracht. Hij nam de naam van de vrouw die in die organisatie de meeste fysieke indruk op hem maakte. Als de opdracht langer duurde of de naam was te kort dan zette hij er soms een één achter en daarna een twee of hij wisselde van naam omdat er een andere vrouw in beeld kwam die hij nog leuker vond. Eigenlijk had er “Jose” moeten staan maar dat waren maar vier posities en er was maar één José, dus had hij “Ingrid” laten staan.
‘Waarom droomhuizen, wil je verhuizen?’
‘Ja, sinds wij bij Frans zijn geweest heb ik zo’n knagend gevoel van ontevredenheid, een beetje doelloos. Zo wonen als zij lijkt mij ideaal, wel iets dichter bij een stad natuurlijk, maar een tuin met fruitbomen en verschillende plekjes waar je rustig kan zitten. Dat lijkt mij echt heel bijzonder’
‘Ja, vooral bijzonder duur. Ben je niet gewoon in de overgang.’
‘Henk!’ riep Ingrid ontzet, ‘spoel je mond, Zulke dingen zeg je toch niet, daar ben ik nog veel te jong voor’
Dat vroeg Henk zich serieus af, maar hij wist zijn mond te houden.
Hoe Henk een hele dag vergadert en nog een kop koffie met José drinkt.
Het was een rare ervaring voor Henk geweest, Ingrid achter zijn pc, browsend op het internet, zoekend naar andere woningen. Hij had haar misschien beter niet mee kunnen nemen naar Frans. Je moest werk en privé eigenlijk ook niet door elkaar halen. Hij had het prima naar zijn zin zoals hij nu woonde, een jarendertighuis een beetje richting het centrum van het land. Wat zijn inzetbaarheid en kans op opdrachten alleen maar vergrootte. Het huis was net mooi opgeknapt. Hij had aan Johan misschien een beetje een nieuwsgierige maar in ieder geval een rustige buurman. Hij kon die extra druk er nu even niet bij hebben. Hij moest er niet aan denken en hoopte dat de bui weer snel zou overdrijven.
Het werk was zwaar en het dagelijks heen en weer rijden begon hem toch een beetje op te breken. Hij had gehoopt op toch minimaal één thuiswerkdag en wellicht zo af en toe de mogelijkheid er een tweede bij te pakken, maar door alle operationele taken die hij van Frans had moeten overnemen was daar niets van terecht gekomen. In het weekend zat hij ook nog vaak te werken. Hij probeerde zo snel mogelijk de zaak af te ronden en met een gedegen advies te komen, maar hij kwam er nauwelijks aan toe om zelfs maar een begin van een analyse te maken. Hij wist, toen hij begon al, dat hij er fors aan zou moeten trekken. Het vertrouwen dat hij direct van Geert had gekregen had hem uiteindelijk over de streep getrokken.
Geert was nog steeds enthousiast over hem, maar hij zag de eerste haarscheurtjes al komen. Te laat komen soms op afspraken, namen vergeten, beloftes doen en niet nakomen. Gelukkig was daar altijd nog José, rots in de branding, die al wat beginnende brandjes handig had weten te blussen. Geert had gelijk wat moest hij zonder zo’n vrouw beginnen?
Hij was op weg naar huis. Hij had weer een paar lange vergaderingen gehad, hoofdzakelijk met Henk-Jan. Er moesten wat kortingen op het budget doorgevoerd worden wat helaas ten koste zou gaan van de formatie, met andere woorden: er gingen ontslagen vallen. De zegeningen van de marktwerking noemde Henk het altijd. Eindeloos schrappen in de overhead was steevast het gevolg. Uiteindelijk net zo ver dat in plaats van dat de kosten daalden deze gingen stijgen. Dit als gevolg van noodzakelijke externe inhuur, want uiteindelijk moesten taken toch verricht worden, of door het ontstaan van inefficiënties in de organisatie.
Ze hadden het overleg met hun tweeën gevoerd, op de tafel hadden grote financiële overzichten, op A3 formaat geprint, gelegen. Ze hadden met allerlei posten proberen te schuiven. Maar de keuzes die Henk-Jan voorstond kwamen allemaal op hetzelfde neer Meer voor minder, de kaasschaaf, terwijl soms toch echt kleine investeringen nodig waren om grote structurele besparingen te realiseren.
Zo had hij een noodzakelijke investering in een automatiseringspakket straks voor in de nieuwbouw willen schrappen, waarvan Henk wist dat dat in de nieuwbouwsituatie enorme besparingen zou opleveren. Het waren soms oeverloze discussies geweest.
Het land werd al te veel geregeerd door de boekhouders. Je moest nooit de macht aan deze rekenmeesters geven wantvoor je het wist gingen ze zich met het beleid bemoeien. Ze waren in staat om met één pennenstreek zorgvuldig uitgedachte plannen met een enorm toekomstige financiële besparingspotentieel om reden van korte termijn gewin te schrappen. Geef nooit de macht aan de boekhouders. Ze waren in staat levensvatbare instellingen volkomen kapot te bezuinigen. Het korte termijn denken van de politiek was al overgeslagen naar de publieke sector. Het populisme had een verlammende werking op de maatschappij.
Na dat hij eindelijk met Henk-Jan klaar was had hij Trude, apart, bij zich geroepen en in het kort uitgelegd hoe hij gedacht had de financiële problemen op te lossen.
‘Dat komt zeker allemaal weer uit de koker van Henk-Jan,’ had ze op hoge toon geroepen. Henk had eerst geduldig proberen uit te leggen dat de zaak toch iets anders in elkaar zat en welke afwegingen hij gemaakt had. Maar toen ze bleef mokken had hij gewoon gezegd dat ze het rechtspositioneel voorwerk maar moest voorbereiden.
‘Maar ik ga eerst Frans bellen,’ had ze nog geroepen toen ze de kamer uit liep.
‘Doe wat je niet laten kan,’ had hij gezegd en toen had José haar hoofd om de hoek gestoken met een brede glimlach en was het allemaal toch nog goed gekomen met zijn humeur.
Ze hadden samen nog een kop koffie gedronken en Henk was in de auto gestapt, eerder dan normaal.
Hoe Henk en Ingrid uit eten gaan en Ingrid nog steeds wil verhuizen.
Nu was hij dus bijna thuis. Nog een paar honderd meter. Hij parkeerde zijn auto voor de garage, pakte zijn tas van de achterbank en liep via de garage de gang in.
‘Hoi,’ riep hij, ‘ik spring eerst even onder de douche en trek mijn apenpakje uit, zie je zo!’
Binnen tien minuten was hij weer beneden, liep naar de keuken schonk zich zelf een lekker glas koude witte wijn in en liep de tuin in om te kijken of Ingrid daar was. Ze zat in het zonnetje achter de garage.
‘Waar kom jij ineens zo vroeg vandaan?” Ingrid was helemaal verbaasd Henk nu al te zien. Ze had hem blijkbaar niet horen binnen komen.
‘Ik vond het wel welletjes vandaag. De hele dag met Henk-Jan overlegd en daarna nog even met Trude en toen ben ik de auto in gesprongen. Ik had het helemaal gehad. Zullen we vanavond uit eten gaan bij dat nieuwe Turkse eethuisje,’ ging hij gelijk door, maar aan het gezicht van Ingrid te zien viel dat niet in goede aarde.
‘Het hoeft niet hoor, het was zo maar een wild idee’
‘Nee, het is prima.’ Ze had er eigenlijk niet zo’n zin in, maar bedacht zich dat het bij nader inzien het eigenlijk al weer lang geleden was dat ze samen uit eten waren geweest. En nu Henk zulke lange dagen maakten, waardoor ze elkaar zo weinig zagen was het goed om af en toe ook samen iets gezelligs ontspannens te doen.
‘Ik was toch nog niet aan het eten begonnen,’ zei ze daarom, ‘en het is alweer een poosje geleden dat wij uit eten zijn geweest. Reserveer jij? Dan fris ik mij even op.’
Het Turkse eethuisje was nieuw, eerst had op de zelfde plek een Italiaan gezeten, twee broers. Henk had er ooit één keer pizza gehaald. Hij had een half uur zitten wachten toen bleek dat ze hem vergeten waren. In de tussentijd had hij met stijgende verbazing gekeken hoe de zaak gerund werd.
De oudste, waarschijnlijk, van de twee broers had constant op de andere lopen mopperen, het ging allemaal niet snel genoeg. Op een gegeven moment had hij hem zelfs geërgerd weggeduwd en zijn werk overgenomen, zijn broer had vervolgens van een afstandje een beetje beteuterd staan kijken. Het gevolg was alleen maar geweest dat er nog meer vertraging was opgelopen. De jongere broer was bloednerveus geworden en daardoor zijn bestelling vergeten. Het meisje wat in de bediening liep, overduidelijke een scholiere met een bijbaantje, liep met een lang gezicht de klanten te bedienen.
Kortom het had hem niet verbaasd dat de zaak op de fles was gegaan.
Bij binnenkomst zag hij meteen dat het restaurant een ware metamorfose had ondergaan. De inrichting bracht je gelijk in Turkse sferen.
Ze werden gewezen naar een tafel ergens in een rustig hoekje. Het was sowieso nog erg rustig. Blijkbaar waren ze aan de vroege kant. De kaart werd gebracht en op de tafel werd alvast een mandje met een stuk Turks brood en een schaaltje met tapanade neergezet.
Het was blijkbaar de bedoeling de stukjes brood met de hand af te scheuren.
Ze bestelde een karaf witte wijn en een fles water en bestudeerden de menukaart.
‘Ze hebben hier ook goede vegetarische schotels,’ zei Ingrid na enige tijd op de menukaart gekeken te hebben, ‘ik neem denk ik de çömlek kababi’
‘Çömlek wat?’
‘Çömlek kababi, een ovengerecht met snijbonen, aubergine, wortel, paprika, aardappel, tomaat en olijfolie in een aardewerken stoofschaal,’ las Ingrid voor, ‘Ik hoef geen voorgerecht.’
Henk bestelde een peynirli et sote, ofwel een Osmaans pannetje met biefstuk, champignons, tomaten, ui, knoflook en kaas.
‘Leuk tentje, hè,’ begon Henk. Hij wilde het onderwerp graag op de kennelijke behoefte van Ingrid om te verhuizen brengen. Ze woonden er net vijf jaar. Hij wist niet goed hoe hij het onderwerp aan zou kaarten maar met een beetje geluk merkte ze dat op en begon er zelf over. Ingrid had daar een zesde zintuig voor.
‘Ik ben benieuwd naar de keuken,’ probeerde hij een neutraal conversatieonderwerp.
‘Een kwestie van even je hoofd om de hoek steken.’
Ingrid voelde feilloos aan als Henk iets op zijn lever had wat hij moeilijk vond om te vertellen en dan vervolgens maar een neutraal onderwerp pakte als gespreksonderwerp, meestal het weer, nu de keuken. Ze schepte er dan een satanisch genoegen in hem even te laten bungelen en als hij dan echt hopeloos begon te kijken en zij inmiddels al lang door had wat hem dwars zat, zelf terloops het onderwerp aan te snijden. Ze wist alleen nu nog niet wat hem dwars zat. Het zou wel iets met zijn werk te maken hebben, dacht ze.
‘Je begrijpt me wel,’ zei Henk licht geërgerd. Hij nam een slok wijn die in het geheel niet slecht smaakte. Ingrid had hem door. Ze ging weer zitten vissen. Hij gunde haar dat plezier niet. Hij besloot het onderwerp gewoon aan te snijden.
‘Dus, jij wilt…,’ begon hij toen net de ober aankwam met het eerste gerecht.
‘Çömlek kababi, ovengerecht met snijbonen, aubergine, wortel, paprika, aardappel, tomaat en olijfolie in een aardewerken stoofschaal,’ zei de ober terwijl hij het gerecht voor Ingrid op de tafel zette.
‘En voor mijnheer peynirli et sote, ofwel het Osmanisch pannetje met biefstuk, champignons, tomaten, ui, knoflook en kaas. Pas op hoor het pannetje is heet. Alles naar wens verder?’
Alles was nog naar wens, behalve dan dat Henk zijn zin halverwege had moeten inslikken.
Maar Ingrid had aan een half woord genoeg. ‘Wat ik wil?’ vroeg Ingrid, ‘Nou dat lijkt me duidelijk, verhuizen!’
Hoe Roos langs komt en het er niet makkelijker op maakt.
Dat was schrikken geweest voor Henk. Zijn zorgvuldig opgebouwde stabiele thuissituatie dreigde ineens op een erg ongelukkig moment onderuit gehaald te worden. Juist nu hij de rust nodig had, omdat de opdracht die hij geaccepteerd had toch eigenlijk net iets te zwaar was.
Hij wist niet wat hij er mee aan moest. Ingrid was heel duidelijk geweest. De rest van de avond was in een gespannen sfeer verlopen. Het onderwerp verhuizen had hij angstvallig vermeden, bang ruzie te krijgen midden in het restaurant. Hij kon natuurlijk gewoon weigeren aan de gril, zoals hij het zag, van Ingrid mee te werken maar dat ging hij altijd verliezen. Hij moest het subtieler aanpakken, misschien door een zodanige prijs voor het huis te vragen dat niemand er maar aan dacht een bod te doen. Maar de geest was uit de fles en uiteindelijk, wist hij, zou het een verloren strijd blijken te zijn. Hij zou het onderspit delven. Hij kon nu eenmaal niet tegen haar op. Voorlopig richtte hij zich maar eens op uitstel, de vertragingstactiek.
Die middag kwam Roos zo maar ineens langs, het was alweer een poos geleden dat Ingrid op ‘de permacultuur’ was geweest en Roos begon zich toch een beetje zorgen te maken. Was Ingrid misschien te zeer geschrokken naar haar vorige bezoek?
Ingrid had zich nog geen twee weken geleden voorgenomen een keer bij Roos langs te gaan om wat onuitgesproken zaken, naar aanleiding van hun laatste ontmoeting, uit te spreken maar dat was er niet meer van gekomen na het bezoek aan Frans, dat haar zo enorm in de war had gebracht. Toen Roos ineens voor de deur stond schrok ze toch weer even. Roos maakte er blijkbaar een gewoonte van, vooral onverwacht langs te komen en zij leek daar elke keer weer van te schrikken.
‘Hoi Roos, dat is lang geleden.’
‘Ja, dat vond ik ook, komt het uit?’
‘Ja natuurlijk, kom verder, we zitten in de tuin.’
Ingrid liep voorop richting de tuin. Henk zat lekker in het zonnetje de zaterdagbijlage van de Volkskrant door te nemen. Veel gedoe over bezuinigingen op cultuur en het PGB-budget en natuurlijk Griekenland. Hij maakte zich daar wel eens zorgen over. Snelle oplossingen waren er niet, dat begreep hij wel. Maar al die miljarden die er ingestoken werden, hoe moesten die nu ooit nog terugkomen? Griekenland moest het toch vooral van toerisme hebben en was dat geen uitgeklede markt inmiddels? Had Wilders hier misschien toch niet een beetje gelijk?
Negennegentig euro, twee overnachtingen, met diner en twee maal ontbijt. Hij zag ze weleens staan in de krant, dat kon toch niet uit? En dan je schulden ook nog aflossen. Hij hield de krant voor zich en wilde de bladzijde omslaan toen hij Roos aan zag komen.
‘Hoi Roos, ik zit net van die Grieken te lezen, rare jongens die Grieken. Volg jij dat nog een beetje?’
‘Ik vind het belachelijk dat er zomaar wordt geroepen: gooi die Grieken maar de euro uit,’ zei Roos boos, terwijl ze richting de lege stoel liep waar Ingrid zojuist nog op gezeten had. ‘Mensen moeten daar van zevenhonderd euro in de maand rond komen.’
‘Nou, misschien heeft die Wilders toch een beetje gelijk, hoe moeten die Grieken ooit die schuld gaan terugbetalen?’
‘Ja, zo denken vast alle Henken en Ingrids erover,’ kaatste Roos terug
‘laat mij er alsjeblieft buiten, dat Henk met de week rechtser wordt is al erg genoeg.’ Ingrid kwam aanzetten met twee koppen koffie en zag dat Roos op haar stoel was gaan zitten. Typisch Roos niet eerst vragen, gewoon doen.
‘Henk jij ook nog een kop koffie? Geef me je kopje even aan.’ Henk boog voorover en reikte naar voren om Ingrid zijn kopje aan te geven.
‘Ik vind dat we die arme Grieken moeten steunen. Eerst hebben ze al geleden onder dat verschrikkelijke kolonelsregime en dan hebben ze een democratische regering en die kunnen dan niet met geld omgaan,’ zei Ingrid, terwijl ze het kopje van Henk aanpakte.
Ze belandde als vanzelf in een heftige discussie die Henk wel amuseerde. Roos mocht dan rabiaat linkse standpunten innemen, ze wist ze wel met verve te verdedigen.
Toen Henk op een gegeven moment, nadat de Griekse micro-economie ook besproken was, vroeg waarom hij Roos zolang niet gezien had werd het ineens stil.
‘Verkeerde vraag geloof ik. Beetje ruzie?’
Hij wist hoe het soms hart tegen hart kon gaan op de tuin, dat het iets te maken had met grensgeschillen met de buren, maar het fijne wist hij er ook weer niet van.
‘We gaan verhuizen,’ zei Ingrid ineens om de stilte te doorbreken.
‘Nou we,’ mompelde Henk zachtjes, ‘het is meer dat jij wilt verhuizen.’
‘Wat leuk,’ riep Roos enthousiast, ‘hebben jullie al wat anders op het oog, dan? Jullie hebben overigens ook groot gelijk, dit huis is veel te groot voor jullie tweeën. Je bent alleen maar bezig de boel schoon te houden. Wat zoeken jullie eigenlijk precies?’
‘Ik wil meer tuin en minder huis, een oud boerderijtje lijkt mij leuk en dan kan jij af toe op bezoek komen.’
‘Om de tuin te doen,’ vulde Henk aan.
Hoe een makelaar snel gevonden is en er uiteindelijk toch een bord in de tuin komt te staan.
Na weken om de hete brei heen draaien en uitstellen, Henk was een kei in vertragingstechnieken, kon hij er echt niet langer onderuit. Als Ingrid zich eenmaal iets had voorgenomen kon bijna niets haar meer van haar doel afhouden. Hij had alle voordelen laten passeren van niet verhuizen en alle nadelen van verhuizen.
Uiteindelijk was ook geld ter sprake gekomen. Altijd een onderwerp dat met de nodige omzichtigheid behandeld moest worden omdat Ingrid nogal eens de neiging had om verkeerde conclusies te trekken als het om geld ging.
‘Verhuizen kost ook geld, wat dacht je van een verhuisbedrijf en levert het huis wel genoeg op om jouw boerderijtje te financieren?’ had hij gevraagd. Bewust had hij het haar boerderijtje genoemd aan te geven dat alleen zij het wilde.
‘Wie zegt dat ik duurder wil wonen, ik hoef niet groter, ik wil frisse lucht en de zon aan de horizon zien opkomen of ondergaan, dat maakt mij niet uit.’ En daarmee was de kous af.
Er moest een makelaar ingeschakeld worden. Henk kende gelukkig nog een makelaar en had een afspraak gemaakt. De tweede fase van de vertragingstactiek was begonnen: de vraagprijs hoog inzetten, zodat iedereen het wel zou laten hun huis te kopen.
Zes ton hadden ze afgesproken. De makelaar was langs geweest en had uitgebreid foto’s gemaakt en een bord, “Te Koop”, voor in de tuin gezet.
‘Wat wordt de vraagprijs?’ had Ingrid gevraagd.
Zes ton had Henk gezegd.
‘Zes tón, zoveel geld hebben we toch niet nodig? Belachelijk zo verkopen we het nooit!’ Henk had even de neiging gehad te zeggen dat dat ook precies zijn bedoeling was maar kon nog net op tijd aan die impuls weerstand bieden.
‘We hebben ook nog een aardige hypotheek op het huis staan die toch eerst ingelost zal moeten worden,’ zei hij daarom.
‘Die kan je toch gewoon meennemen?’
‘Je vergeet, ik ben inmiddels zzp’er geworden en ik krijg niet zo makkelijk meer een hypotheek zeker niet op mijn leeftijd en met mijn gezondheid.’ Hij speelde zijn laatste troef uit, ‘Misschien moet jij er ook wel bij gaan werken?’
‘Ik werken, dat nooit, als het zo moet, dan verhuizen we maar niet.’
Daar had Henk niet op durven hopen. Hij wist dat werken haar zwakke plek was. Niet dat Ingrid lui was, verre van dat, maar werken voor een baas, die ten koste van haar rijk werd, dat was een brug te ver. Hij was benieuwd of haar aversie tegen werken groot genoeg was om van verkoop af te zien. Was dit het argument waarmee hij haar overstag kon krijgen en wat was de houdbaarheid? Wanneer zou het niet meer werken? Hij besloot het gelijk uit te testen.
‘Ik zal het bord gelijk uit de tuin verwijderen,’ en hij liep al richting de deur. ‘Niet zo snel, Henk, we kunnen toch gewoon voorlopig kijken of er iemand op af komt. Je weet het maar nooit. Het is tenslotte een mooi huis.’
De houdbaarheid was precies één minuut geweest.
Hij ging voor het raam staan en keek naar het bord in de voortuin. Het was gaan miezeren. Hij voelde zich een beetje triest, leeg, een beetje misselijk.
Hoe Johan denkt dat de zaken slecht gaan en belangstelling voor een tweedehands Saab heeft.
‘Zo, buurman huis te koop?’ Johan kwam iets na Henk de voordeur uitlopen. Het leek wel of hij had staan wachten op het moment dat hij de deur uit zou komen.
‘Scherpe waarneming, buurman,’ zei Henk, terwijl hij richting zijn, op de oprijlaan geparkeerde, auto liep.
‘Vaak thuis,’ ging Johan verder of hij de opmerking niet gehoord had.
‘Wederom een scherpe waarneming, buurman.’ Hij lachte er vriendelijk en uitnodigend bij ten teken dat hij niet chagrijnig was maar wel vond dat het moment aangebroken was waarop Johan of een vraag moest stellen of het daarbij verder zou laten. Hij hield niet zo van nieuwsgierige mensen. Hij tolereerde zijn buurman. Verder dan een praatje op de oprijlaan kwamen ze zelden of nooit. Johan had hen weleens uitgenodigd maar Henk had het zo vaak afgewimpeld dat zelfs Johan het op een gegeven moment begrepen had en het maar opgegeven had.
Maar Johan stelde verder geen vragen en Henk stapte in zijn auto en reed weg.
Het klopte inderdaad dat hij de afgelopen tijd iets meer thuis was. Hij had even een kleine rustpauze ingelast omdat hij zich niet helemaal fit voelde, af en toe een beetje benauwd. Niets om zich zorgen over te maken.
Hij was het elke dag heen en weer rijden, de lange rit, al een poosje zat en hij had een goed moment uitgekozen om weer even op adem te komen en om weer voldoende energie bij te tanken om door te kunnen gaan. Hij had even overwogen een pied-a-terre te huren voor de duur van de klus, maar Ingrid was daar niet blij mee geweest, wat hij zich eigenlijk ook wel kon voorstellen en hij had daarom maar van het plan afgezien.
Hij moest nog naar de slijter, de cognac was op. Toen hij terug kwam, reed hij zijn Saab achterwaarts de oprit op, iets waar hij altijd moeite mee had want hij had de neiging veel teveel aan zijn stuur te draaien.
Johan stond nog in de tuin, alsof hij hem weer opgewacht had, en was bezig met een schoffel in een rozenperkje in zijn voortuin.
‘Wat vraag je er voor?’ vroeg hij toen Henk zijn auto was uitgestapt.
‘Zes ton, hij staat op funda’
‘Dat is een hoop geld.’
‘Ja dat hebben we nodig ook.’
‘Met dit economisch tij gaan de zaken zeker slecht?’ vroeg Johan bijna hoopvol.
Henk gaf geen antwoord maar hij zag Johan naar zijn Saab kijken. Johan was altijd jaloers geweest op de auto van Henk. Johan zelf reed in een Volvo, een V70 van de oude lichting.
Hij besloot Johan een beetje te voeren.
‘Ja, de economie zit inderdaad niet mee Johan, maar daar heb jij als ambtenaar vast niet zoveel last van.’ Hij trok zijn gezicht in een wat mistroostige plooi.
‘Nou, bij ons moet er anders ook veel bezuinigd worden.’
‘Maar niet op jouw salaris.’
‘Ja, het is verdomd vervelend, die economische crisis, heb je al wat anders op het oog?’
‘Nee, we zoeken wat kleiners, maar wel met heel veel grond.’
‘Handig, ‘ zei Johan, ‘dan kan Ingrid haar eigen groenten verbouwen,dat scheelt toch ook weer in de kosten’
‘En je auto?’
‘Wat is er met mijn auto?’
‘Houd je die of verkoop je die ook?’
Henk trok een gezicht als of hij nadacht over een directe verkoop om zijn acute financiële nood te ledigen.
‘Nou, Johan je overvalt me een beetje met die vraag maar als jij een acceptabel bod uitbrengt wil ik hem wel aan je verkopen. Ik heb tenslotte het geld hard nodig voor die nieuwe Audi S5 Cabrio die ik denk te gaan kopen.’ Johan keek hem aan of hij net zelf S5 had gekregen.
Hoe Ingrid een beetje spijt heeft en de druk wat van de ketel haalt.
Ingrid zag hoe Henk lachend naar binnen kwam lopen.
Dat was lang geleden dacht ze.
‘Wat moet je lachen?’
‘Ik kwam net Johan tegen. Hij dacht dat we ons huis noodgedwongen moesten verkopen. Ik heb hem in de waan gelaten en het nog een beetje aangedikt. Hij wilde mijn Saab wel overnemen. Maar toen ik zei dat ik dat geld goed kon gebruiken voor een nieuwe dure Audi begreep hij er helemaal niets meer van.’
Ingrid mocht Johan ook niet. Een veel te nieuwsgierig mannetje. Ze kon wel lachen om de grap die Henk had uitgehaald en ze zou zeker het verhaal nog een beetje aandikken, naar Johan toe, als de kans zich voordeed.
Ze was wel blij dat Henk de afgelopen weken wat gas had teruggenomen. Het was allemaal wel erg hectisch geweest en ze vroeg zich af of ze hem niet te veel onder druk had gezet met haar wens te verhuizen. Ze had het misschien allemaal iets te hard aangezet. Dat wilde niet zeggen dat ze terugkrabbelde, maar het moment was niet zo goed gekozen, net nu hij een drukke baan had. Ze moest toch op zijn gezondheid letten. Hij had een korte rustpauze genomen, alleen telefoontjes nam hij af en toe aan. Dat waren er de eerste dagen toch minstens vijf per dag geweest en zo was er van af en toe gezellig koffie drinken met z’n tweetjes ook niet veel terecht gekomen.
Hij zou na het weekend weer beginnen en was nu een fles cognac gaan halen.
Na de lunch hadden ze zich voorgenomen een stuk te gaan wandelen. Het was prachtig weer de zon scheen volop en er stond een aangenaam briesje. Ze hadden beide hun wandelschoenen aangetrokken, een rugzakje met wat proviand klaargemaakt en waren met de auto naar een stuk bos gereden waar een paar wandelingen waren uitgezet, gemarkeerd door rode, gele en groene pijltjes. Ze besloten de rode te nemen, een wandeling van 8 km door een afwisselend landschap van bosschages, heide en weide-gebieden, zoals bij het startpunt stond aangegeven. Ze liepen een poos zwijgend door het bos. Veel hadden ze elkaar over het algemeen toch niet te zeggen. Tijdens hun spaarzame wandelingen konden ze beiden enorm genieten van de stilte. Even tot rust komen, niets zeggen.
Ineens hoorde ze een zacht geruis, een bijna onvoelbare wind die langzaam door het bos hun richting kwam aanzetten, maar verder niets, alsof het hele bos verder de adem inhield.
‘Kijk!’ zei Ingrid plotseling zacht en ze wees naar een plek rechts in het bos.
Een roedel herten kwam aanrennen, lichtvoetig, alsof ze vlogen, de grond nauwelijks aanrakend, staken ze het bospad over op nog geen twintig meter voor hen. Even snel weer weg als ze gekomen waren. Met open mond stonden ze beiden te kijken in de richting waarin de herten verdwenen waren.
‘Prachtig,’ zei Henk, ‘ het leek wel of ze vlogen.’
Ze stonden beiden na te genieten van het korte schouwspel wat zich zo net voor hun ogen had afgespeeld.
‘Wat is het hier toch mooi!’ zei Henk. ‘Dit doen we eigenlijk veel te weinig, gewoon genieten.’
‘Ja, laten we meer genieten, de druk er een beetje afnemen, weg met die onrust, alleen verhuizen als er een bod komt dat we niet kunnen weigeren, afgesproken?’ Ingrid gaf hem een kus vol op de mond alsof ze een afspraak wilde bezegelen.
Hoofdstuk 8, Verleidingen
Hoe Merel een nieuwe vriendin heeft en Roos mee blijft eten.
Ingrid was de laatste weken weer wat meer op de permacultuurtuin te vinden geweest. Er was dan ook veel werk te doen. De temperatuur was aardig opgelopen en in combinatie met een enkel zomers buitje tierde, samen met de courgettes, het onkruid welig. Ze had vele uren doorgebracht met Roos maar ook Merel was regelmatig in de tuin te vinden.
Het geschil met Liedewei en de anderen biologisch-dynamisch tuinierende vrouwen was op de achtergrond gedrongen sinds de EHEC-bacterie uitbraak, die toegeschreven werd aan de biologische teelt van kiemgroenten. Wat de biologisch-dynamische dames toch tot enige reflectie op hun wellicht toch enigszins misplaatste superioriteitsgevoel had aangezet.
Het was een stuk rustiger zonder het continue commentaar vanuit de buurtuin.
Enig leedvermaak bestond er wel bij Roos en Ingrid die ruw was verstoord toen Merel met het verhaal kwam dat het niets te maken had met het dynamische tuinieren maar met de biologische kant van de kweek en dat was permacultuur tenslotte toch ook. Kortom, het was in ieder geval lekker rustig zo en waarschijnlijk was het alleen komkommernieuws geweest.
Ze hadden die dag weer hard gewerkt in de tuin en ze zaten bij te komen op de grond in de schaduw van de door de gemeente beschikbaar gestelde bouwkeet. Ingrid had uit een door haar meegenomen koelbox een aantal flesjes water gepakt.
Merel had zoals gewoonlijk weer hele verhalen, ze was het weekend naar “Roze Zaterdag” geweest in Groningen. Het was druk geweest, wel vijftigduizend vrouwen en mannen, en ze had weer een nieuwe vriendin ontmoet. Merel was er één van de losse contacten. Elke keer werd ze weer hopeloos verliefd op weer een andere vrouw en meestal was het na een paar weken voorbij waarna ze ontroostbaar was van liefdesverdriet. Merel was meer van het tuinbroeken-type, midden veertig, altijd aan de vrouw geweest. Ze had weleens wat met Roos gehad, naar verluidt, maar dat was hoogstens voor één nacht geweest en daar was een heleboel alcohol aan vooraf gegaan. Niet dat dat nodig was om iets met Merel te kunnen hebben, ze was wat mollig maar dat had ook wel wat, als je er tenminste van hield.
Joke heette de nieuwe vlam van Merel. Roos en Ingrid keken elkaar aan. Meestal was er wel een steekje los aan haar vlammen. Joke bleek ook niet helemaal van deze wereld, ze had een getraumatiseerde jeugd en had een poosje onder behandeling gestaan en in een soort zelfhulpgroep gezeten. 'Padwerk' noemde ze het, een spirituele weg van zuivering en transformatie. Heel vaag en vreselijk alternatief. Ze mocht graag wat roken en had wat problemen om van de fles af te blijven. Maar voor de rest was Joke het helemaal.
‘Merel, stort je er toch weer niet helemaal in. Je kent haar net een paar dagen,’ probeerde Ingrid voorzichtig haar zorgen uit te spreken.
‘Nee, Ingrid ik voel me bij Joke heel veilig en je kunt bovendien heel veel plezier met haar hebben.’
‘Je bent ook onverbeterlijk hè Merel,’ zei Roos op een gegeven moment, ‘maar verder ben je wel lief hoor.’ Ze stond op om de tuinspullen op te ruimen.
‘Het is genoeg geweest voor vandaag, vinden jullie ook niet?’
Ze ruimden alle spullen op, deden de bouwkeet op slot en stapte op hun fietsen.
Merel had zo’n klein bakfietsje van de fietsfabriek dat weer helemaal vol lag met de oogst van die dag. Heftig op de pedalen stampend kwam ze hijgend achter Ingrid en Roos aanfietsen.
‘Als jullie ook nog wat willen hebben zal je wel wat zachter moeten fietsen. Ik kan het zo niet bijhouden,’ riep ze al lichtelijk buiten adem. Ze minderden vaart.
Bij Ingrid aangekomen verdeelde ze de buit.
Toen Merel weer opstapte en verder fietste vroeg Ingrid aan Roos.
‘Wil je vanavond mee-eten ik ben alleen, Henk blijft een nachtje over.’
Roos keek verrast, ‘Ja, gezellig,’ zei ze .
Hoe Henk weer aan het werk gaat en in sombere gedachten vervalt.
Henk was uiteindelijk twee weken niet op kantoor geweest. Hij was benieuwd hoe de zaken er voorstonden, niet dat hij niet regelmatig contact had gehad. Hij had gemerkt dat op afstand sturen voor een kortere periode heel goed ging. Het was tenslotte een ingewerkt team, het team van Frans, zoals hij zijn afdeling nog steeds noemde.
Het ergerde hem wel dat Geert nog steeds geen zichtbare actie had ondernomen om een definitieve oplossing voor de opvulling van de vacature, die ontstaan was na het vertrek van Frans, te vinden. De organisatie was zelfs nog niet eens formeel ingelicht, met als gevolg dat in het informele roddelcircuit de wildste geruchten rond gingen. Henk had gemerkt dat Geert de neiging had zich vooral bezig te houden met strategische positioneringsvraagstukken, machtspelletjes en daardoor operationele zaken nog weleens op zijn beloop liet.
Hij was ter hoogte van Zwolle aangekomen, het verkeer begon langzaam op te stropen en het begon al wat drukker te worden.
Hij had de radio aanstaan, hij vond het prettig het nieuws een beetje te volgen. Al werd hij er soms niet vrolijker van. De hele discussie over het verhogen van de pensioenleeftijd ging aan hem voorbij. Sinds hij voor zich zelf begonnen was wist hij dat hij uiteindelijk ook voor zijn eigen oude dag zorgen moest en hij had zijn geld voor het grootste deel in hun huis zitten en als er geen rampen gebeurde was zijn financiële toekomst verzorgd. De zender viel af en toe weg omdat de zendmast in Smilde was ingestort en het bereik van Radio1 in het noorden nu duidelijk te wensen overhield. Een Duitstalige mijnheer kwam af en toe dwars door de uitzending heen. Hij hoorde tussen het gekraak door dat de pvv tot het provinciebestuur van Limburg was toegetreden. Eindelijk verantwoordelijkheid, in het veilige Limburg, genomen. Hij was benieuwd wat “Henk en Ingrid” daar van gingen merken. Er werd nog wat na gesputterd over de vrijspraak van Wilders. Altijd maar die Wilders. Wanneer begrepen de media nu eens dat er maar één garen spinde bij al die aandacht en dat was Wilders zelf. Hoe harder en ongenuanceerder hij gilde hoe meer aandacht hij kreeg.
Een jengelend kind beloonde je toch ook niet met een snoepje!
John Lennon kwam nog voorbij met zijn working class hero, ditmaal gezongen door Marianne Faithfull, een live-versie, het ging door merg en been. Gelukkig onthield de zender zich even van het gekraak en hield de Duitssprekende mijnheer ook even zijn mond. Hij werd altijd zo vreselijk links van dit nummer. Hij wist, hij had het stadium van de “working class” al ver achter zich gelaten, maar dat strijdbare zat nog ergens diep verborgen in hem.
In een grijs verleden was hij ooit nog, een blauwe maandag (of moest hij een rooie zeggen?), lid geweest van de cpn. Hij had zelfs De Waarheid rondgebracht, maar het geklaag van de heren academici wanneer hun krantje na het eten in plaats van voor het eten werd bezorgd was voor hem aanleiding geweest zijn lidmaatschap op te zeggen. Arbeiderszelfbestuur en klagende intellectuele in spé, gingen in zijn ogen toch onmogelijk samen. De Waarheid was niet meer, maar klagers waren er des te meer. Hele partijen waren er opgericht om het negatieve sentiment aan zich te binden. Of ze nu “stem tegen, stem sp” heette, lpf, Trots op Nederland of nu de pvv, het had altijd te maken met het mobiliseren van de, meestal a-politieke, ontevreden zwijgende minderheid die politici als zakkenvullers beschouwden. Het verontruste hem. De geest was al een hele tijd uit de fles en dat zou die blijven ook.
De verleiding makkelijke oplossingen voor moeilijke problemen te verzinnen was bij het opkomend populisme alom aanwezig. Maar makkelijke oplossingen bestonden niet.
Hoe Ingrid denkt een verkeerd signaal af gegeven te hebben en Roos een jurk aantrekt.
Ingrid was gespannen, ze had Roos in een opwelling uitgenodigd voor het eten en wat nog erger was, daarbij aangegeven dat Henk er niet zou zijn, zelfs niet zou komen en daarmee wellicht iets geïnsinueerd wat niet haar bedoeling was.
Ze vroeg zich af of Roos misschien de boodschap wel zo begrepen had. Ze had alleen mee-eten bedoeld, verder niets. De mededeling dat Henk er niet was, was een nutteloze toevoeging geweest, de behoefte om een verklaring te geven voor de uitnodiging, verder niets. Soms zei je dingen zonder bijbedoeling gewoon omdat “wil je vanavond mee-eten” wel een zeer beperkte manier van communiceren was en nauwelijks als een uitnodiging uitgelegd zou worden. De waarom-vraag zou trouwens ook automatisch gevolgd hebben.
Er had een ondeugend lachje om Roos haar mond gespeeld en gelijk had ze al spijt van haar uitnodiging. Waarom had ze toch altijd die behoefte om alles te verklaren, uit te leggen. Kon ze zich niet gewoon beperken tot een simpele vraag?
Als er nu maar geen valse verwachtingen waren gewekt?
Ingrid stond beneden in de keuken, een stukje kaas te snijden en wat toastjes klaar te maken. Roos was zich boven aan het douchen. Ze hoorde het water al een minuut of vijftien stromen. Er was blijkbaar een hoop schoon te maken.
Ingrid had snel zelf even de douche in de garage genomen.
Ze hoorde het water niet meer stromen. De kraan was dichtgedraaid. Ze trok een fles witte wijn open en zette de geopende fles in de wijnkoeler, die Henk ooit een keer in een kerstpakket gekregen had, buiten op de tafel.
De late middagzon stond in de tuin, de temperatuur was aangenaam. Uit de schuur pakte ze twee kussens die ze over de tuinstoelen legde. Ze zette twee glazen op tafel. De spanning trok langzaam weg.
Roos stond voor de grote inloopkast van Ingrid, slechts gekleed in een handdoek, die om haar weelderige haardos was gewikkeld. Ze had extra lang gedoucht. Wat had Ingrid nu bedoeld met de opmerking dat Henk niet thuis zou komen vanavond. Was dat bedoeld als verkapte uitnodiging voor meer dan eten alleen?
Tijdens het douchen had ze keer op keer die vraag zichzelf gesteld. Veel langer dan ze gewend was had ze gedoucht. Uiteindelijk had ze de kraan maar dicht gedraaid en was uit de douche gestapt. Durfde Ingrid ineens nu wel het experiment aan en aan haar latente gevoelens toe te geven en zocht ze toenadering nu een eventuele verhuizing naderde die naar alle waarschijnlijkheid hun fysieke afstand tot een veilige vergrootte?
Want dat er latente gevoelens bij Ingrid speelden was voor Roos overduidelijk. Zoiets voelde ze feilloos aan. Ze was er niet op uit, maar niets was er mooier aan seks dan het opbouwen van de spanning.
Niets hoefde en alles mocht wat Roos betreft. Ze zou zich laten verrassen. Ze was van nature nieuwsgierig en onderzoekend aangelegd en benieuwd wat er onder die gesloten buitenkant lag, die gemaskeerd door vele woorden bijna onbereikbaar was.
Ze streek met haar vingers langs de vele jurken die Ingrid in haar kast had hangen. Ze vond snel wat ze zocht, de jurk die ze onlangs had teruggebracht.
Ze trok hem aan. Alleen de jurk, verder niets. Ze liep de trap af naar beneden.
Ingrid stond in de keuken. Ze keek haar aan. Ze slikte, haar linker mondhoek trok een beetje.
Hoe Geert gehakt van Henk maakt en José een verrassende gelijkenis met het naakt heeft.
‘Hoi, José.’
Henk kwam de lift uit en zag José op haar vertrouwde plek achter de balie staan.
Hoe ze het volhield? Hij zag haar bijna altijd staan of lopen, zitten was er nauwelijks bij. Altijd de vinger aan de pols.
‘Ha, die Henk, fijn je weer eens te zien. Hoe was het de afgelopen twee weken, beetje bijgekomen?’
‘Ja, ik was er wel aan toe, maar ik heb ook weer niet stilgezeten, het één en ander toch nog gedaan. Heb je mijn mailtje nog ontvangen? Ik heb gisteravond een laatste versie gemaild van een soort van tussenconclusie.’
‘Ik heb het al uitgedraaid, ligt bij Geert op het bureau.’
Hij had niet anders verwacht, efficiënt als altijd had José de stukken al lang op het bureau van Geert gelegd. Het ging om een concept veranderings- en migratieplan naar de nieuwe huisvesting en de rol die de afdeling van Frans daarin moest spelen. Het bleef tenslotte Frans zijn afdeling totdat Geert uiteindelijk de knoop doorgehakt zou hebben en een nieuwe Frans had aangenomen. Zijn rapportage zag er gelikt uit en het was een goede poging om dat, wat hij eigenlijk niet meer in de hand had, toch nog naar zijn hand te zetten.
Hij wist dat er nog wel een paar open eindjes in zaten en hoopte dat Geert deze over het hoofd zou zien doordat hij wellicht onder de indruk zou zijn van de layout. Lijntjes, kleurtjes, een subtiel lettertype, plaatjes, foto's hij had werkelijk alles uit de kast getrokken. Hopende dat de vorm die bij hem helaas te vaak nog boven de inhoud ging het gebrek daaraan zou maskeren. Maar eigenlijk had hij beter kunnen weten. Geert was een professional die zou daar niet voor vallen.
Het was inderdaad tegen beter weten in geweest Geert had feilloos in een mum van tijd alle gaten in zijn inhoudelijk rammelende stuk geschoten die er maar te schieten waren. Als een klein jongetje was hij op zijn plek gezet. Heel vernederend allemaal. Hij had het 'Peter-principle', dat een ieder binnen een organisatie opklimt tot hij zijn eigen niveau van onbekwaamheid heeft bereikt, nu aan den lijven ondervonden. En Geert had hem met zijn neus op de feiten gedrukt. De klus was te groot voor hem. Hij had er nooit aan moeten beginnen. Geert had het netjes gehouden en alleen wat vragen gesteld bij de open vlekken in zijn plan en vervolgens vilein aangegeven dat het misschien beter was zijn aandacht, in eerste instantie, maar eens te richten op de vervanging van Frans.
Die kwam hard aan, een grotere diskwalificatie van zijn prestatie was nauwelijks denkbaar.
Henk vond de opmerking van Frans onder de gordel. Vooral de toon waarop hij toegesproken was beviel hem niet en had zijn trots gekrenkt. Natuurlijk had Geert gelijk, maar dan nog.
Hij had geantwoord dat dat toch niet de opdracht was waarmee hij binnen was gehaald en dat het wellicht niet onverstandig zou zijn de organisatie eerst eens in te lichten over het vertrek van Frans, waardoor de werving van een opvolger van Frans snel gestart kon worden. Terugschieten was altijd nog beter dan proberen de kogels te ontwijken.
Hij zat nu alleen op zijn kantoor tegenover het naakt dat nog steeds niet was verwijderd, ondanks dat hij José daar al drie keer om gevraagd had. Zelfs daar was hij niet toe in staat, iemand gewoon een opdracht uit laten voeren. Hij zat nog aan een laatste kopje koffie, het was een latertje geworden, voor hij de terugweg of was het een terugtocht, naar huis zou aanvaarden.
Het viel hem op dat het naakt, zo op het eerste gezicht, verrassend veel van José weg had. De verleiding werd steeds groter. Hij zou er niet aan bezwijken, zo wist hij.
Hoe Roos lacht en Ingrid huilt.
Ingrid zag Roos aan komen lopen. Ze zat in de tuin op het terras. Door de beide wijd openslaande tuindeuren zag ze Roos de huiskamer inlopen, het haar nog licht vochtig, een brede, beetje uitdagende lach om haar mond, een breed uitwaaierende jurk soepel om haar lijf heen hangend. Haar hart sloeg over, had ze Roos maar nooit uitgenodigd om mee te eten. Een lichte kreun ontsnapte haar. Wat konden vrouwen toch prachtig zijn. Haar adem stokte, haar mond viel open.
Roos zag het, haar lach werd nog breder.
Eén van de schouderbandjes die zorgde dat de jurk de zwaartekracht wist te trotseren zakte van haar schouder af, naar beneden, waardoor de zachte welving van één van haar borsten zichtbaar werd. Met een loom gebaar schoof Roos het bandje weer op haar plaats, waar het hoorde, op haar welgevormde schouder.
Roos liep, nee ze schreed, met grote passen op haar af. Ze schudde loom met haar hoofd, wat waterdruppels in de lucht verspreidend, haar haar viel soepeltjes terug over haar schouder,.
Ze had dé jurk aan, die van de vorige keer, die Ingrid haar niet had durven uitlenen.
Ze begreep nu nog meer dan eerder waarom, wie kon hier weerstand aanbieden. Ze had geen hart van steen. Haar hart was alleen te klein om dit te kunnen bevatten en dan moest Henk er ook nog in passen.
Haar ogen werden vochtig, als door een waas kwam Roos op haar af, een traan vormde zich in haar rechter ooghoek en zocht langzaam over haar wang een weg naar beneden.
Ze huilde.
‘Waarom huil je?’ vroeg Roos.
‘Je bent zo mooi,’ zei Ingrid zacht. Haar stem brak.
Hoe Henk bijna thuis komt en uiteindelijk besluit toch maar terug te rijden.
Te laat kwam hij er achter dat ze hadden afgesproken dat hij een nachtje zou overblijven. Hij was al halverwege de rit naar huis. Een andere keer dan maar, dacht hij. Hij moest twee telefoontjes plegen één naar het hotel waar hij een kamer had gereserveerd en één naar Ingrid dat hij toch thuis kwam.
Hij reed een benzinestation langs de snelweg binnen, kon hij gelijk even tanken.
Nadat hij getankt had ging hij naar binnen om af te rekenen. Hij had een voorverpakte sandwich uit het schap gehaald en rekende die ook af en nam, naar goed Hollands gebruik, de zegeltjes in ontvangst. Nadat hij was ingestapt reed hij naar de parkeerplaats. Op zijn mobieltje zocht hij het nummer van het hotel op waar hij gereserveerd had en belde. De dame die de telefoon opnam nam de afzegging in ontvangst.
‘Er worden misschien wel enige kosten in rekening gebracht, u bent namelijk wel aan de late kant met uw afzegging,’ zei ze.
Henk had via internet gereserveerd en ook al betaald want dat was altijd goedkoper dan ter plekke boeken. Hij protesteerde wat en bedacht zich dat het sop de kool niet waard was. Hij zou de kosten wel met zijn bedrijfsresultaat verrekenen dan betaalde de belastingdienst ook nog een beetje mee.
Henk had op het schermpje van zijn mobiel, eigenlijk waren het tegenwoordig complete computers, eerst het telefoonicoontje aangetikt en daarna het microfoontje. Hij sprak het woord ‘thuis’ uit. Zijn telefoon zocht het bijhorende telefoonnummer automatisch op.
Hij hoorde de telefoon aan de andere kant via de carkit overgaan.
Het duurde lang, misschien was Ingrid er wel niet, was ze bij een vriendin aan het eten.
Misschien moest hij toch maar omdraaien, de kosten had hij toch al gemaakt en dan hoefde hij morgenochtend niet het hele stuk te rijden. Hij wist dat Ingrid niet van verrassingen hield.
Misschien had ze vanavond wel de hele vrouwenclub op bezoek. Daar wilde hij toch echt niet bij zijn dat gekakel over kiemgroenten, venkels en courgettes.
Hij had zich dat eerder moeten bedenken, wat een sukkel voelde hij zich.
Allemaal alleen omdat Geert zijn rapportage gefileerd had en in kleine mootjes had teruggegeven met het verzoek er nu wel een echte vis van te maken.
Vermannen, hij was toch niet zo’n interimmanager die bij het eerste het beste zuchtje tegenwind ophield met fietsen.
‘Met Ingrid,’ hoorde hij plotseling.
‘Ah je bent er toch, waar was je? Ik ben op weg naar huis.’
‘Hè nee toch,’ klonk er geschrokken aan de andere kant, ‘dat komt helemaal niet goed uit.’
‘Nou, dan draai ik wel om. Ik ben toch nog maar net vertrokken,’ loog hij.
‘Ja dat lijkt me beter, je zou daar toch overnachten?’
“Ja, je hebt gelijk, jij hebt natuurlijk andere plannen voor vanavond. De hele vrouwengroep zeker uitgenodigd?’
‘Ja zoiets.’
‘Nou tot morgen dan.’
Hij kon de verleiding bijna niet weerstaan toch door te rijden. Hij vroeg zich af waarom Ingrid zo geschrokken gereageerd had, waarom het niet goed uitkwam en ze hem zo afgehouden had en welke andere plannen ze voor vanavond had?
Hij hield er een ongemakkelijk gevoel aan over.
Hoofdstuk 9, Complicaties
Hoe Ingrid en Roos gezellig in de tuin zitten en Henk dreigt thuis te komen.
Van eten was er niet veel gekomen.
Roos had verbaasd en bezorgd gereageerd op de tranen van Ingrid. Ze had gevraagd wat er aan de hand was. Ze was op haar hurken voor haar gaan zitten, had haar handen beetgepakt en haar met die prachtige ogen, vol twijfel, aangekeken.
Je bent zo mooi had Ingrid gezegd, in de bloei van je leven en ik ben oud. Het lijf niet meer zo strak en toch…
Ze had haar zin niet afgemaakt.
Roos had zacht een kus gedrukt op haar betraande oog. Het smaakt zoutig. Ingrid had onhandig een hand naar haar uitgestrekt en om haar schouders geslagen.
Je bent prachtig had Roos gefluisterd. Zo hadden ze een poos gezeten tot Roos kramp in haar benen kreeg en ze beiden hard moesten lachen, de spanning was doorbroken.
Roos was opgestaan en had ondeugend haar jurk net iets te hoog opgetrokken. Ingrid had ‘oh-la-la’ geroepen. En de hele fles wijn was er doorheen gegaan.
Ingrid had snel een salade gemaakt, de Franse kazen en een stokbrood waren op tafel gekomen. Het was gezellig, ze hadden gelachen, voorzichtig gezoend en onwennig elkaar aangeraakt, zelfs op plekken waar Ingrid zich zelf nauwelijks durfde aanraken.
Weg was de onzekerheid, de zorgen. Ingrid was bereid zich volledig over te geven, een gek warm gevoel kwam in haar naar boven.
Ze voelde bijna geen remmingen meer, de alcohol deed haar werk.
De telefoon ging.
‘Neem je hem niet op,’ zei Roos.
‘Misschien is het Henk om te zeggen dat hij toch nog thuiskomt,” zei ze, Ingrid een beetje plagend.
‘Nee, ik heb zin om de hele avond naast jou te zitten op deze bank.’
Ze waren inmiddels gaan zitten op de schommelbank die Henk net een paar dagen tevoren had gekocht en met veel gevloek en gepuf in elkaar had gezet. Ze schoof nog een keer extra dicht tegen Roos aan en legde haar hoofd tegen Roos haar schouder.
‘Ik zou hem toch maar opnemen, Ingrid, het is een volhouder.’
Ze stond op en liep naar de telefoon.
‘Met Ingrid,’ zei ze.
‘Waar was je. Ik ben op weg naar huis,’ hoorde ze Henk aan de andere kant van de lijn. Ze keek naar Roos en maakte een gebaar om te kennen te geven dat het inderdaad Henk was.
‘Hè nee toch,’ zei ze licht geschrokken.
‘Dat komt helemaal niet goed uit,’ floepte ze er spontaan uit.
‘Nou, dan draai ik wel om. Ik ben toch nog maar net vertrokken’
‘Ja dat lijkt me beter, je zou daar toch overnachten?’
‘Ja, je hebt gelijk, jij hebt natuurlijk andere plannen voor vanavond. De hele vrouwengroep zeker uitgenodigd?’
‘Ja zoiets,’ zei Ingrid.
‘Nou tot morgen dan.’
‘Ja tot morgen’ maar Henk had al neergelegd.
‘Je had gelijk, dat was dus Henk. Hij dreigde even toch thuis te komen. Was dat even schrikken.’
‘Waarom?’ vroeg Roos. ‘Dan doet-tie toch lekker mee.’
‘Mocht die willen,’ zei Ingrid, ‘en zoende Roos vol op de mond.’
Hoe Henk geen hotelkamer meer kan krijgen en uiteindelijk bij José uitkomt.
Henk zat voor zich uit te kijken in zijn auto. De motor draaide nog.
Hij had iets in Ingrids stem gehoord, was het paniek? Of had ze alleen maar een slok te veel op en voelde ze zich betrapt. Hij had sterk de neiging om door te rijden, zo snel mogelijk naar huis. Maar als hij thuis kwam en er was werkelijk iets aan de hand, hoe zou hij dan reageren? En als er niets was en ze had inderdaad slechts een paar vriendinnen op bezoek, wat dan? Hij zou zich belachelijk voelen.
Maar als hij terug zou gaan en alsnog in het reeds afgezegde hotel een kamer zou boeken zou hij zich dan niet even belachelijk voelen. Het was een duivels dilemma en hij was niet goed in het oplossen van dit soort problemen.
Hij drukte langzaam het gaspedaal in en liet het ontkoppelingspedaal opkomen, zijn Saab zette zich weer langzaam in beweging. Hij reed bij de bezinepomp weg op zoek naar de eerste de beste mogelijkheid om te keren.
Niet de gebruikelijke 130 kilometer per uur maar nog geen 100 alsof hij het moment van omkeren zo lang mogelijk wilde uitstellen. Toen hij eindelijk een afslag op zich af zag komen voegde hij pas op het laatste moment uit, bijna een andere auto over het hoofd ziend die al op de uitvoegstrook reed en hem langzaam rechts aan het inhalen was. Hij werd door een luide claxon uit zijn overpeinzing wakker geschut.
‘Shit, dat was bijna het einde van Henk,’ dacht hij. Zijn hart bonsde in zijn keel.
Hij sloeg boven op de afrit links af en reed over het viaduct de snelweg over om aan de andere kant de oprit weer te pakken.
Hij drukte het gaspedaal fors in en reed snel de weg terug die hij gekomen was.
Bij het hotel aangekomen, parkeerde hij zijn auto op het parkeerterrein achter het hotel en kwam via een achteringang bij de balie terecht.
‘Goedenavond,’ zei hij tegen de receptioniste die hem vriendelijk van achter de balie toelachte. ‘Ik heb ongeveer een uur geleden mijn reservering telefonisch gecanceld, maar heb mij bedacht en zou alsnog van mijn reservering gebruik willen maken.’
De dame achter de balie keek bezorgd.
‘Ik vrees dat ik uw kamer inmiddels vergeven heb.’
Henk keek haar verbaasd aan. ‘Zo snel al? U heeft vast nog wel een andere kamer ter beschikking.’
‘Ik vrees van niet.’
Henk keek nog verbaasder.
De receptioniste zag zijn verbaasde blik en voelde zich gedwongen de situatie uit te leggen.
‘Er is een groot congres in de stad, u was er met uw reservering net op tijd bij. Wij zijn helemaal volgeboekt en u canceling is gelijk opgevuld door een late binnenkomer. Het spijt me enorm.’
‘Ik neem aan dat ik nu geen annuleringskosten krijg doorberekend.’ Lichte paniek brak bij Henk uit. Dat moet mij weer overkomen, dacht hij.
‘Er zijn toch nog wel andere hotels?’
‘Ja, maar ook allemaal vol. Het dichtstbijzijnde is een van der Valk motel langs de snelweg.’
Die had Henk gezien zo’n veertig kilometer terug.
Hij vloekte binnensmonds.
‘Pardon?’ zei de receptioniste. ‘Ik kan nog wel even kijken of er ergens anders een afzegging is.’
‘Ja, graag,’ zei Henk.
Hij dacht koortsachtig na, wat te doen, als dat ook geen resultaat zou opleveren.
Weer huiswaarts rijden was nu geen optie meer, een bankje in het park of het Leger des Heils ook niet.
Hij kende hier alleen maar de paar mensen van het werk. Frans was een optie maar dat betekende nog een uur rijden. Hij verwierp de gedachte snel.
‘Nee, alles is vol. Ik kan u helaas niet helpen. De ‘van der Valk’ heeft nog wél kamers voldoende vrij. Die heb ik ook even voor u gebeld.’
‘Ja, dank u,’ zei hij afwezig en liep langzaam weg richting zijn geparkeerd staande auto.
Hij ging zitten, stak zijn sleutel in het contact, pakte zijn telefoon en belde.
‘Met José,’ klonk er over de speakers door de auto.
‘Hoi José met Henk, ik heb een rare vraag. Heb jij een logeerbed over?’
‘Hoezo, wil je dat van mij overnemen?’
‘Nee, gebruiken.’
Hoe Henk bij José aankomt en José Henk maar een slappe zak vindt.
Hij had het adres van José gekregen. Ze had niet begrijpend toestemming gegeven dat Henk haar logeerbed mocht gebruiken.
José was ondanks haar bijzonder appetijtelijke verschijning nog steeds zonder partner, niet getrouwd, had zelfs geen vaste vriend. Ze had af en toe wel iemand maar daar hield ze op het werk haar mond over. Werk en privé moesten gescheiden blijven was haar stelregel. De avances van de veelal jonge mannelijke collega’s had ze vakkundig afgehouden.
Ze was dan ook niet blij dat Henk juist haar had gebeld voor een overnachting en had eerst afhoudend gereageerd. Uiteindelijk was ze gezwicht omdat ze aan zijn reacties had gemerkt dat er meer aan de hand was.
Alle hotels waren vol had hij nog gezegd, maar hij had toch makkelijk naar die ‘van der Valk’ aan de snelweg kunnen rijden daar waren altijd nog wel een paar kamers vrij. Ze voelde zich net een sociaalwerkster die weer een probleemgeval moest opvangen.
Ze had al lui in bed naar een aflevering Grey’s anatomy liggen kijken en moest nu weer opstaan. Ze trok snel een sweater en een joggingbroek aan en ging in de huiskamer van haar vierkamer appartement verder kijken naar één van haar favoriete series.
De bel van de intercom ging. Ze liep naar de hal en zag op het scherm Henk voor de centrale voordeur van het appartementencomplex staan. Ze ontgrendelde de deur.
‘Lift naar de bovenste verdieping en dan links af nr. 69,’ zei ze door de intercom en hing de hoorn weer op de haak.
Ze zag Henk nog net begrijpend knikken en de deur opendoen.
Ze liep naar de voordeur en deed die alvast open. Ze bleef niet wachten maar liep naar de woonkamer terug.
‘Hallo,’ hoorde ze na enige tijd roepen.
‘Ja hier ben ik, loop maar door.’
Henk kwam de huiskamer binnen. Hij zag er gepijnigd en een beetje ontredderd uit.
‘Wat is er met jou gebeurd?’
‘Ik weet het niet, het is allemaal erg gecompliceerd, geloof ik, al weet ik dat ook weer niet zeker.’
Henk besefte dat hij wartaal aan het uitslaan was. Voor hem stond José gekleed in een slobberende joggingbroek en dito sweater, in niets lijkend op de op en top verzorgde dame op het werk maar wel met diezelfde onweerstaanbare aantrekkingskracht waar hij maar moeilijk weerstand aan kon bieden. Maar gelukkig had hij altijd nog zijn eigen innerlijke mantra: “te ingewikkeld, te ingewikkeld”, dat in dit soort situaties altijd een houvast was om geen dingen te doen die Ingrid hem verboden had.
‘Ga eerst maar even zitten wil je wat drinken, koffie, thee iets sterkers wellicht?’
‘Cognac, heb je cognac?’
‘Ik geloof dat ik nog een staartje heb.’ Ze liep naar de kast en pakte daar een fles cognac uit met inderdaad nog een ruime bodem. Ze schonk een fors glas in en zette de lege fles op het aanrecht in de keuken.
Henk nam gelijk een flinke slok.
‘Verdorie, Henk wat is er aan de hand? Je komt hier om kwart voor negen ’s avonds binnen zetten met het verhaal dat alle hotels vol zitten. Je bent gelijk met mij om zes uur vertrokken, waar heb jij de afgelopen tweeëneenhalf uur gezeten?’
Rekenen kon ze, het leek wel of hij tegenover Ingrid zat en verantwoording moest afleggen. Waarom overkwam hem dat toch altijd?
‘Ik was op weg naar huis, toen ik mij ineens herinnerde dat ik met Ingrid had afgesproken dat ik eens zou proberen een nachtje over te blijven om te kijken hoe ons dat zou bevallen. Toen ik belde dat ik toch thuis kwam, merkte ik aan haar reactie dat ik niet welkom was.’
José luisterde naar het wat vreemde verhaal dat nog steeds geen verklaring gaf voor het feit dat hij nu juist bij haar op de bank zat. Zij had Henk toch leren kennen als een stevige manager die zijn mannetje stond, hij was bepaald geen watje. Dit verhaal paste daar niet in. Blijkbaar had hij thuis de broek níet aan.
‘Misschien gaat ze wel vreemd?’
Huilde hij nou? Als ze ergens een hekel aan had was het aan mannen die “huilie, huilie” deden. Het waren gelukkig alleen zijn ogen die een beetje vochtig waren.
Slappe zak, dacht ze.
Hoe Henk zich wat ongemakkelijk voelt en José hem toch weer aan het ‘naakt’ doet denken.
Henk zat op de bank bij José. Terwijl hij daar zo zat had hij al spijt van zijn beslissing om José te bellen. Hij voelde zich ongelukkig en kwetsbaar, te kwetsbaar.
Vrouwen die hem wat deden, hadden altijd een bepaald sentimenteel effect op hem.
Hij voelde zich dan onzeker worden, soms een beetje emotioneel maar vooral kwetsbaar. De stevigheid die hij in zakelijke contacten altijd zo liet zien verdween dan als sneeuw voor de zon. Hij had toch beter kunnen terugrijden naar de van der Valk. Hij had puur in paniek, in zijn ontredderde staat, de verkeerde beslissing genomen.
José woonde mooi, op de topverdieping van een klein appartementencomplex. Het appartement was modern ingericht, strak en zakelijk zoals hij dat bij José kon verwachten.
Haar appartement was ordelijk, alles lag netjes op zijn plek; een stapeltje tijdschriften op de salontafel, de Elsevier naast de Linda. Ook dat paste bij José, een beetje rechts van het midden georiënteerd. De woonkamer kwam via een enorme schuifpui uit op een groot dakterras met een mooi uitzicht over de stad. Hij vroeg zich af voor hoeveel zij op de ‘payroll’ stond of had ze misschien ergens een meevaller gehad of wellicht nog andere bijverdiensten. Het appartement leek hem niet goedkoop.
De zon was langzaam aan het zakken waardoor die recht de woonkamer inscheen. José was opgestaan en schoof de lange vitrages dicht en sloot de verticale lamellen net zo ver dicht tot dat de zon niet meer hinderlijk was.
Hij had net het hele verhaal verteld en José was hem steeds meewariger gaan aankijken. Dit was een onbekende kwetsbare kant van Henk, vol onzekerheid.
‘Hoe kan je nu in vredesnaam ineens zo in de paniek schieten?’
Henk had het antwoord niet geweten of toch eigenlijk wel. Diep van binnen wist hij de oorzaak wel. Het had er onder andere mee te maken dat de opdracht boven zijn hoofd begon te groeien en in het bijzonder dat Geert dat blijkbaar ook voelde. Maar hij kon dat moeilijk als reden aangeven. Het was een geheel nieuwe ervaring voor hem. Meestal was hij voor dat stadium al lang vertrokken. Adviezen geven ging hem goed af, uitvoering geven aan die adviezen ging al wat moeilijker. Daar waren operationele kwaliteiten voor nodig en dat was niet zo zijn specialiteit. En nu moest hij naast een adviestraject ook nog gewoon de boel bij elkaar houden. Hij was eigenlijk meer een pre-interim-manager, een 'pim-metje', iemand die de boel een hele goede zet de juiste richting op gaf en dan de zaak overdroeg aan de echte interim-manager.
‘Als ik dat wist, zat ik hier nu niet jou een beetje te vervelen,’ zei hij een beetje zuur lachend
‘Nou zo erg is dat niet hoor. Zo heb ik ook nog een beetje aanspraak.’
‘Zo eenzaam zal je toch ook wel niet zijn?’
Ze hield haar mond.
Het was toch nog gezellig geworden en uiteindelijk hadden ze kunnen lachen om Henk zijn onhandige actie om zijn hotelreservering te cancelen met alle gevolgen van dien. José had aangeboden dat hij een volgende keer gewoon eerst maar aan haar moest vragen of zij een slaapplaats voor hem vrij had. Dat was een stuk goedkoper en gezelliger.
‘Zal ik je slaapplaats wijzen?’ zei zij tenslotte, want het was inmiddels al laat geworden.
José had een mooie ingerichte logeerkamer die zij ook gelijk gebruikte als boekenkast. Hij had al geen boek zien staan in de huiskamer, meestal een slecht teken, maar dit werd overduidelijk in deze kamer goedgemaakt. Eén wand besloeg een ruim bemeten boekenkast samengestelde uit tenminste vier Billy’s met ophoogstukken.
‘Handdoeken en dergelijke vind je in de badkamer,’ zei José nog ten overvloede.
Henk begon zijn tandenborstel te zoeken die hij altijd bij zich had en wachtte geduldig tot hij dacht dat José de badkamer had verlaten.
Zijn slaapkamerdeur stond op een kier en toen hij de badkamerdeur hoorde open gaan keek hij onwillekeurig richting de deur, net op het moment dat José langs liep richting haar eigen slaapkamer. Ze keek naar binnen hun blikken kruiste elkaar.
Dat naakt dacht hij, twee druppels water. Was het wel de vorige directeur die het naakt” had aangeschaft.
Hoe Ingrid en Roos wakker worden en Olga voor de verandering een halve draai naar links maakt.
Ingrid werd wakker, van de zon die de kamer inscheen. Naast haar lag Roos.
‘Hoi,’ zei ze zacht, ‘lekker geslapen?’
‘Ja, jij ook?’
‘Beetje onrustig, ik was de hele tijd bang dat Henk thuis kwam.’
‘Ach gekkie, hoe laat is het eigenlijk?’
Het was bijna negen uur. Het was gisteren laat geworden. Na nog een fles wijn leeg gedronken te hebben, hadden ze toch maar besloten naar bed te gaan. Ze hadden bedacht het bed voor het gemak maar te delen. Er was niets gebeurd. Wat Ingrid wel zo prettig vond, met drank op kon je toch dingen doen waarbij je je naderhand niet meer zo prettig voelde of waarvan je misschien later wel spijt zou krijgen. Roos stapte als eerste uit bed en liep naar de douche. Ingrid zag hoe ze de kamer uit liep, ongedwongen en mooi. Ze zette met de afstandsbediening de televisie, aan het voeteneinde van het bed, aan. Het ochtendjournaal was er. Het ging over de integratienota van de minister. Hij zou in het Kamerdebat het verbod op het dragen van een boerka vergeleken hebben met het verbod op naaktlopen in het openbaar. Alsof naaktlopen een religieuze uiting was!
Zouden er dan nu ook aparte boerkastranden komen waar je alleen met een boerka aan bruin mocht bakken. Roos kwam druipend de badkamer uitlopen.
‘Ik denk dat ik vandaag maar weer eens wat meer aantrek,’ zei ze lachend.
‘Als het maar geen boerka is.’
Roos keek Ingrid niet begrijpend aan. Ingrid had geen zin om het grapje uit te leggen.
Ingrid wachtte tot Roos de inloopkast weer uitkwam, iets had aangetrokken en naar beneden was gelopen, voordat zij uit bed stapte. Ze vond het toch niet prettig om zo in gezelschap naakt uit bed te stappen. Ze had toch een beetje last van valse schaamte. Met Henk was dat anders, bij hem was ze de schaamte allang voorbij.
Het nieuws was inmiddels afgelopen en het was weer tijd voor de ochtendgymnastiek.
Gelukkig maakte Olga Commandeur nu voor de verandering eens een halve draai naar links, het ging langzaam de goede kant op.
Hoe Henk vroeg wakker wordt, José gaat sporten en ook nog een leuke sport voor Henk weet.
Het was zes uur in de ochtend, de wekker op Henk zijn mobiel ging af. Hij was vergeten de wekkerstand te veranderen. Hij hoefde immers nu niet zo vroeg op. Hij was gelijk klaarwakker. Hij stapte zijn bed uit en deed zijn boxershort aan. Het was al licht aan het worden. Hij moest naar de wc, een oude-mannen-kwaal. Zou hij nu al last van zijn prostaat krijgen?
Hij probeerde zachtjes door te trekken, om José niet wakker te maken, wat natuurlijk niet lukte omdat het volume van de spoelinrichting van een toilet nu eenmaal niet te regelen was en zachtjes doortrekken dus helemaal niet bestond.
Terwijl hij de deur van de badkamer opendeed en naar de slaapkamer terug wilde lopen hoorde hij de wekker in de kamer van José ook afgaan. Hij hield zijn pas even in en keek naar waar het geluid vandaan kwam. Automatisch, zonder bijbedoeling.
José was duidelijk een vroege opstaander, zou ze zoveel tijd nodig hebben om wakker te worden of zouden er lagen make-up op moeten. Henk had een hekel aan make-up en het was hem eigenlijk nooit opgevallen of José make-up droeg. Het antwoord kwam snel. José haar kamerdeur ging open. Ze wilde doorlopen. Toen ze Henk zag staan deed ze geschrokken snel een stap terug, pakte een ochtendjas die blijkbaar aan de achterkant van haar slaapkamerdeur hing en trok hem snel aan.
‘Sorry hoor, ik ben zo gewend alleen thuis te zijn dat je er niet aan denkt eerst iets aan te schieten.’
‘Ik heb onaangenamere verrassingen ‘s-ochtends vroeg meegemaakt,’ zei Henk.
‘Jij bent overigens ook vroeg op,’ probeerde hij het gesprek luchtig voort te zetten teneinde zijn plotselinge opgewonden toestand te verdrijven. Wat hem niet geheel lukte. Hij probeerde zijn armen zo nonchalant mogelijk naar beneden te laten hangen voor het object van zijn zichtbare opwinding, om het te maskeren.
José zag het en haar mondhoeken krulde iets omhoog in een triomfantelijk lachje.
‘Ik ren ’s-ochtends vroeg altijd een half uurtje, voor het ontbijt. Goed om het lijf strak te houden.’
‘En dat heeft succes,’ zei Henk een beetje schaapachtig lachend.
‘Zou jij ook eens moeten doen,’ kaatste José de bal terug.
‘Ik was overigens gewoon vergeten mijn wekker goed te zetten,’ ging Henk verder alsof hij het plaagstootje van José niet had gehoord. ‘Maar stoor je vooral niet aan mij, pak gewoon je normale ochtendritme op, niets zo slecht als het verstoren van vaste routines. Dat blijft je de hele dag achtervolgen.’
‘Ik zie je straks wel aan het ontbijt na je rondje rennen.’
Henk had zich gedoucht, geschoren en was weer lekker opgefrist.
In de keuken had hij de nodige spullen voor het ontbijt gevonden.
Een deel daarvan had hij al op de tafel gezet. Hij had geen flauw idee hoe José ontbeet. Maar gezien het aantal pakken crackers in de kast moest dat haast wel met crackers zijn.
Hij was op de bank gaan zitten en had zijn rapportage gepakt waar Geert dwars overheen was gegaan. Tijdens het lezen begreep hij steeds beter waarom Geert niet mals geweest was met commentaar. Het stuk rammelde inderdaad aan alle kanten.
Hij had weleens een beter stuk geschreven. In zijn haast de klus snel af te ronden, omdat enerzijds de reisafstand wel erg groot was en anderzijds het leidinggeven aan de club van Frans hem niet beviel, had hij veel te kort door de bocht conclusies getrokken zonder fatsoenlijke onderbouwing. Misschien kon José hem wel helpen de zwakke plekken in te vullen.
Hij hoorde de sleutel in de voordeur. José was uitgerend. Hevig zwetend kwam ze de kamer binnenlopen. Nog een beetje nahijgend deed ze nog wat cooling-down oefeningen althans daar ging Henk vanuit, want verstand van dit soort bewegingen had hij niet).
‘Sport, niets is gezond waar je moe van wordt.’
‘Wat zeg je nu weer?’
Dat is een liedje van voor jouw tijd, van Henk en Henk, van Het Goede Doel, wat ineens zo bij mij opkwam terwijl ik jou zo bezig zie.’
‘Ik ken overigens ook andere ook hele gezonde sporten waar je heel moe van kan worden en waar jij ook vast van houdt, maar dat is meer een avondsport’, zei José terwijl ze de badkamer in stapte.
Het moest niet gecompliceerder worden.
Hoofdstuk 10, Ruzie en misverstanden
Hoe Henk afgeleid wordt en hem een naakt beloofd wordt.
Henk had de hele dag nauwelijks zijn hoofd bij zijn werk kunnen houden. Het naakt eiste continu zijn aandacht op. Als hij opstond, de kamer uitging of als er iemand de kamer binnen kwam elke keer zag hij haar staan, het vrouwshoge naakt.
En wat nog erger was elke keer zag hij José weer uit haar slaapkamer komen. Gek werd hij ervan!
Hij had geprobeerd zijn tussenrapport te herschrijven en had daarvoor ondanks alles een aantal keren José’s hulp moeten inroepen. Het was moeizaam gegaan, de concentratie liet te wensen over. “Te ingewikkeld, te ingewikkeld” werkte al bijna niet meer.
Uiteindelijk was hij toch nog redelijk tevreden over het eindresultaat. Hij was op de goede weg. Nog even flink aanpoten en hij kon een verbeterde versie leveren die ook inhoudelijk oké was.
Aan het einde van de dag had hij met José gewoontegetrouw nog een laatste cappuccinootje gedronken als afsluiting van de werkdag. De deur ging dan vaak dicht. Soms kwam Geert er nog even bijzitten, maar vandaag niet. Hij had een vergadering buiten de deur. Er waren wat problemen met de financiering van de nieuwbouw.
Hij had serieus gekeken voor hij vanmorgen op pad ging. Henk had zich een beetje zorgen gemaakt. Het economisch tij zat niet mee. Plannen werden teruggedraaid of teruggeschroefd naar een financierbaar niveau. Er was zwaar weer op komst, dat was duidelijk. Dat was hij binnen de zorg wel gewend. De toegenomen marktwerking in de zorg had duidelijk ook zijn schaduwkanten. Volgens sommigen zelfs meer schaduwkanten dan lichtpunten, maar om daar een echt afgewogen mening over te hebben, daarvoor zat hij onvoldoende in die materie.
Hapklare brokken waren zijn specialiteit.
José was met de twee kopjes komen aanzetten.
‘José, ik heb het nu al een paar keer gevraagd,’ begon Henk gelijk, ‘je moet echt dat schilderij eens laten weghalen. Het leidt zo vreselijk af, zeker nu vandaag.’
‘Hoezo?’ vroeg José plagerig, ‘brengt het je fantasie op hol?’
‘Dat is die al, maar het helpt zeker niet bij het afremmen. Er komen telkens bepaalde beelden naar boven. Er is vanmorgen iets op mijn netvlies gebrand dat er niet makkelijk afgaat, zeker niet als zij daar blijft hangen.’
‘Ja, nu is het zeker mijn schuld dat jij zo bang voor je vrouw bent dat je niet eens naar huis durfde gisteravond. Als je gewoon was doorgereden en niet was omgedraaid was er helemaal niks aan de hand geweest, hadden we nu rustig koffie kunnen drinken en had dat schilderij echt niet weggehoeven. Allemaal hetzelfde die mannen. Te veel fantasie.’
‘Ik weet het goed gemaakt met je, als je hier ooit weggaat, wanneer je opdracht is afgerond, zal ik regelen dat je het naakt mag hebben.
‘Ik weet het niet hoor,’ zei Henk met enige twijfel in zijn stem.
‘Ik zou niet te snel nee zeggen, je weet niet wat je afslaat’
Hoe Ingrid vol twijfel zit en denkt dat ze lesbisch is.
Ingrid had na het ontbijt afscheid van Roos genomen. Ze wist niet hoe ze de afgelopen vierentwintig uur moest duiden, was dít nu een one-night-stand geweest?
Ze hadden slechts wat emoties en genegenheid gedeeld. Feitelijk was er niet veel gebeurd. Daar waren ze ook geen van tweeën op uit geweest.
Ze vond Roos leuk, een goede vriendin met wie je lief en leed deelde, meer niet?
Maar hier begon ook de twijfel.
Was het echt niet meer dan dat? Maar waarom was ze dan zo geëmotioneerd geraakt, had ze haar tranen laten stromen en had ze dingen toegelaten waar ze normaal gesproken terughoudend in was, zelfs naar Henk toe?
Ze hadden zelfs het bed gedeeld en ze hadden nu ook weer niet stijf als een plank naast elkaar gelegen.
Ze werd heen en weer geslingerd, een emotionele rollercoaster.
Op het ene moment verafschuwde ze, dat wat er gebeurd was. Hoe had ze het kunnen laten gebeuren. Ze was verdorie al bijna 25 jaar met Henk getrouwd. Ze hadden een verbintenis, een relatie en Roos had die bewust onder druk gezet met wat voor doel?
Slecht een moment van seksuele spanning.
Maar aan de andere kant had ze het wel heel fijn en prettig gevonden. Ze had zich in geen tijden zo lekker gevoeld. De hormonen stroomde door haar lijf. Dit was een heel ander gevoel dan ze de laatste jaren had als ze seks met Henk had. Maar de relatie met Henk was ook van een andere orde, meer gebaseerd op genegenheid, vertrouwen, de zorg voor elkaar, een vast punt om op terug te vallen. Maar vooral zekerheid, ook financieel, ja. Ieder mens hield toch van zekerheden in het leven, dingen die nooit veranderden, waar je van op aan kon als het even moeilijk was, die je pas zou missen als ze er niet meer waren, die je volledig uit het lood konden slaan bij het gemis ervan?
Henk was dat voor haar.
Maar ze had ook behoefte aan die spanning. Het leven was langzamerhand tot een sleur verworden; ze wilde wat anders, een uitdaging, een spannender relatie, verhuizen!
Was dát het soms, was dit gevoel soms ontstaan bij Frans en Hilda, die waren zo gelukkig met elkaar, het had er van alle kanten vanaf gespat. Had ze alleen de buitenkant gezien en gedacht dat hun geluk veroorzaakt werd door de tuin, de boerderij, het weidse uitzicht. Maar had hun geluk niet veel meer gelegen in hun diepe liefde voor elkaar. Was dat het wat zij bij Henk miste?
Of was ze gewoon lesbisch aan het worden?
Wat zou ze straks tegen Henk zeggen?
Hoe een gesprek meer op een schaakspel lijkt en Henk slecht kan liegen.
Henk was bijna thuis. Hij was een beetje gespannen, opgewonden zelfs.
Hij had een dubbel gevoel over gisteren zowel overdag op het werk met Geert als ’s avonds bij José. Hij had het gevoel op een dramatisch keerpunt in zijn leven te staan. Zo maar ineens uit het niets, zonder enige aankondiging was hij op een punt gekomen waar dingen dreigden te gebeuren die hij niet meer in de hand had, waar hij geen controle meer over had. Was het de penopauze, was er meer aan de hand of stelde hij zich gewoon aan en kwam het door een stukje onzekerheid? Zag hij leeuwen en beren op de weg die er helemaal niet waren? Hij was niet zo goed in emoties en gevoelens, maar nu had hij toch een heel sterk gevoel van aan de ene kant onbehagen en aan andere kant een prettige spanning, bijna opwinding.
Hij had er een hekel aan om de dingen niet onder controle te hebben, maar dit voelde toch ook wel prettig.
Wat zou hij Ingrid over gisteravond vertellen?
Niets? Ze zou er ongetwijfeld naar vragen en hij kon slecht liegen tegen Ingrid.
Had José dat ‘naakt’ nu maar eerder laten weghalen. Gedachten schoten ongeordend door zijn hoofd; dan weer voelde hij die prettige, beetje geilige, opwinding en nog geen seconde daarna een enorm schuldgevoel.
Hij was in verleiding gebracht en het was inderdaad erg ingewikkeld geworden zoals hij zich zelf altijd al had voorgehouden. Maar was het ook nog steeds te ingewikkeld of waren zijn morele grenzen aan het verschuiven? Hij hoefde zich nergens schuldig om te voelen. Hij had gewoon bij een collega overnacht bij gebrek aan een hotelbed. Als Frans niet zo ver weg had gewoonte had hij gewoon daar geslapen. Zijn angst voor Ingrid zat blijkbaar zo diep dat hij bang was voor haar reactie. Bang dat zij zonder dat hij iets vertelde al wist wat er aan de hand was. Wat was hij toch voor een slappe zak. Ze waren verdorie gewoon, zelfs al ruim 24 jaar, getrouwd.
Zeven uur was het, het eten stond in de oven. Hij had zoals gewoonlijk even vanuit de auto gebeld. Ingrid had neutraal geklonken zoals altijd. Hij reed de oprijlaan op, parkeerde zijn auto en stapte uit. Hij had de huissleutel in de hand en ging naar binnen.
‘Ik ben thuis,’ riep hij.
Hij hoorde vanuit de richting van de keuken Ingrid iets onverstaanbaars roepen.
Hij liep snel naar boven om zich om te kleden. Hij nam gelijk de gelegenheid te baat om een snelle douche te nemen. Hij voelde zich vies en zweterig het was warm vandaag. Je kon voelen dat de vakanties er aan kwamen. Ze zouden dit jaar met de auto door Frankrijk trekken, misschien zelfs een stukje Spanje of Italië meepakken. Hij had er zin in. Ingrid had het niet zo op dat trekken, hele dagen in de auto zitten, maar in de praktijk bleek dat reuze mee te vallen. Hooguit drie tot vier uur per dag. Het milieu was natuurlijk voor haar ook een issue, maar na jarenlang haar zin gedaan te hebben(ergens in Europa drie weken op een camping, wel gelukkig met enige luxe) had hij nu eindelijk zijn zin gekregen. Hij liep naar beneden.
Ingrid zat in de tuin te wachten. De tafel was buiten gedekt, zodat ze gelijk konden eten.
‘Glaasje wijn?’
Ingrid zag er goed uit. Ze straalde helemaal. Een avondje zonder hem had haar blijkbaar goed gedaan. Hij vroeg zich af wat ze gedaan had.
‘Zo, heb je me nog gemist?’ vroeg Ingrid. Toch ook, een beetje benauwd voor de vraag van Henk die ongetwijfeld zou komen. Wat zij gisteren gedaan had.
‘Viel wel mee,’ zei hij. Hij was bang dat Ingrid zou doorvragen over zijn rare telefoontje en of hij nog op tijd in het hotel was en wat hij daar dan gedaan had. Het voelde altijd als verantwoording afleggen en niet als warme belangstelling naar hoe zijn dag nu echt geweest was. Hij kon zo slecht liegen tegen Ingrid. Ze zou hem direct door hebben.
‘Nou dat klinkt ook niet enthousiast.’
‘Heb jij nog wat leuks gedaan gisteravond, bezoek gehad of heb je de hele avond alleen gezeten,’ nam hij het initiatief over. Het begon al aardig op een schaakspel te lijken.
‘Alleen Roos,’ ze heeft meegegeten, ‘Het was gezellig, wijntje gedronken, je kent het wel’ Hij vond dat het er allemaal net even te nonchalant uitkwam bij Ingrid. Na bijna vijfentwintig jaar huwelijk kende je elkaar wel en voelde je als er om de hete brei heen gedraaid werd.
‘En jij?’
‘Beetje gewerkt aan de tussenrapportage, Geert vond het allemaal te kort door de bocht dus ik heb nog aardig wat moeten bijschaven. Dan is zo’n hotelkamer wel handig omdat je er toch ongestoord kunt doorwerken. En je bent weer vroeg op kantoor ook’
Henk ratelde maar een beetje door. Ingrid kreeg het gevoel dat het toch net even anders was gelopen maar kreeg de vinger er niet achter, nog niet achter. Het was een kwestie van tijd. Wat kon Henk toch slecht liegen.
Hoe Ingrid Henk niet gelooft en Henk een pilletje nodig heeft.
“Was het een beetje een mooie kamer? En in welk hotel heb je geslapen?’
Ingrid besloot maar eens door te vragen. Henk had ergens anders geslapen, niet in een hotel. Ze wist het bijna zeker. Zo iets voelde je, zeker na bijna 25 jaar huwelijk.
Er was iets gebeurd. Hij was toch niet vreemd gegaan?
Eén keer een nacht overblijven en mijnheer ging gelijk al vreemd. Hij altijd met zijn ingewikkeld, ingewikkeld. Niets ingewikkeld, doodeenvoudig één keer niet thuis slapen en hij kon zich al niet inhouden. Ze werd steeds bozer. Alle mannen waren hetzelfde. Je gaf ze een vinger. Ze stond zich enorm kwaad te maken. Ze stond bijna op exploderen.
Ze wist het inmiddels zeker. Het was geen vraag meer, ontkennen had geen zin. Het stond voor haar vast. Hij had zijn kans schoon gezien. Het zou wel iemand van zijn werk zijn, wie zou die anders moeten kennen daar. Zo’n charmeur was Henk toch ook weer niet. Waarom had die het gedaan? Ze hadden het toch zo prettig samen, alles lekker geregeld, de vaste ingesleten routines en gewoonten. Dat allemaal weggegooid vanwege één moment van geiligheid. En zij had zich nog wel zo keurig ingehouden op tijd de rem gevonden.
‘Gewoon een hotel, de kamer was niet bijzonder. Je weet wel een bed een bureautje, een bad en een ontbijt.’
‘Ik geloof je niet Henk. Ik ken je al te lang. Je hebt ergens anders geslapen. Ik kan het aan je zien,’ zei ze ineens.
Ze waren naar binnen gelopen de deur was dicht gedaan. Stel dat de buren de ruzie hoorde.
Henk keek verbaasd, ‘wordt mijn neus soms langer, of zo?’ antwoorde hij iets te gevat naar haar zin. Hij draaide met zijn hoofd weg, vermeed haar aan te kijken.
Ingrid had er zelf voor gezorgd dat hij bij José had moeten slapen. Zij had gewild dat hij niet thuis zou komen omdat hij nu eenmaal afgesproken had een nachtje over te blijven. Kon hij er wat aan doen dat er toevallig net op die avond een congres was geweest. Het had niet anders gekund dan dat hij bij José zou slapen. Ze had hem in haar armen gedreven. Hij kon er toch ook niks aan doen dat ze vergeten was haar kamerjas aan te trekken. Het was al erg genoeg voor hem, dat hij dat beeld niet van zijn netvlies kon krijgen en nu verweet ze hem de waarheid niet te zeggen. Hoe kon hij nu in vredesnaam de waarheid vertellen? Zij zou het toch niet begrijpen. Hij moest wel liegen. Hij had trouwens sterk het gevoel dat Ingrid ook niet geheel eerlijk tegen hem was geweest, dat ze geen open kaart met hem speelde. De reactie van Ingrid zat hem ook niet lekker, Hij kreeg steeds meer het gevoel dat er op die bewuste avond meer was gebeurd dan Ingrid wilde vertellen en dat ze dat probeerde te verhullen door deze frontale aanval. Ze had er iets te opgewekt uit gezien, ze had gewoon gestraald.
‘Daar heb ik je neus niet voor nodig. Ik kan dat zo ook wel zien.’
‘Wat doe je toch ingewikkeld, wat maakt het nu uit waar ik geslapen heb. Hier was ik overduidelijk niet welkom,’ besloot hij de bal dan maar terug te kaatsen.
‘Hoezo niet welkom? En is dat gelijk een reden om vreemd te gaan?”
Henks mond viel open.
‘Vreemd gaan, vreemd gaan, hoe kom je daar dan nou weer bij. Ik slaap niet in een hotel en jij denkt gelijk dat ik vreemd ga.’ In alle emotie versprak hij zich. Hij liet meer los dan hij zich had voorgenomen.
‘Ha, zie je wel dat ik gelijk had je hebt niet in een hotel geslapen. Hoe moet ik je nu nog verder geloven, als je zo tegen me staat te liegen.’ Haar stem sloeg over.
Henk had het helemaal gehad. Plotseling kreeg hij het benauwd, hij had moeite lucht te krijgen, hij voelde pijn. Nee, niet nu. Niets laten merken aan Ingrid.
Hij stampte boos de huiskamerdeur uit, Ingrid in verbijstering achterlatend en gooide de deur dicht, strompelde, zich goed vasthoudend aan de trapleuning naar zolder.
Niets laten merken aan Ingrid, zij mag het niet weten. Boven aangekomen pakte hij uit een laatje een stripje met pillen, die hij nog bewaard had. Hij drukte een pilletje, een Nitrubaatje, door het stripje en stopte hem onder zijn tong.
Hij ging zitten en probeerde tot rust te komen, concentrerend op zijn ademhaling.
De pilletjes had hij bewaard. Ingrid mocht niks van de pilletjes weten want voor je het wist mocht hij helemaal niets meer.
Hoe Ingrid bijna een hysterisch insult krijgt en Henk besluit niet op Ingrids woorden te reageren.
Ingrid was in een stoel gezakt. Loopt die zo maar ineens weg, de lafaard. Ze had gelijk, ze wist het. Alle mannen waren het zelfde, zelfs Henk.
Ze begon hysterisch met grote halen te huilen. Ze had zo’n medelijden met zich zelf. Waarom moest háár dat nu weer overkomen. Ze had zo gehoopt samen oud te worden, zeker na zijn attack van een paar jaar geleden. Ze was zo bang geweest hem te verliezen en nu ging hij gewoon de bloemetjes een beetje buiten zetten. Ze was ervan overtuigd dat er iets had plaats gevonden. Ze was zo bang hem te verliezen, wat moest er dan van haar komen. Werken kon ze niet, ze had nooit goed opdrachten van anderen kunnen opvolgen. Het idee elke ochtend vroeg je bed uit, de vaste routine. Daar was zij niet voor gemaakt, op ingesteld. Dat was voor anderen.
Ze dreigde te gaan hyperventileren.
Dit was de laatste keer dat hij had mogen overblijven van haar, besloot ze.
Als het dan zo vermoeiend was dat verre reizen moest hij maar stoppen met de opdracht en iets zoeken wat dichterbij was. Haar besluit stond vast. Dan kon ze ook niet meer in de verleiding komen Roos bij haar te laten slapen. Ze was toch niet lesbisch. Ze zou vechten voor haar relatie met Henk.
Henk en Ingrid hoorden bij elkaar, samen.
Ze had een kwartier zo gezeten, toen Henk de huiskamer weer binnen kwam zetten. Hij zag bleek.
‘Sorry, Henk we moeten dit toch als volwassenen kunnen uitspreken. We hebben toch een relatie waar het waard is voor te vechten. Niet waar?’
Henk begon daar zo langzamerhand ernstig aan te twijfelen. Hij hield er niet van zomaar vals beschuldigd te worden van iets dat hij juist altijd tot uiterste probeerde te voorkomen (tot nu toe nog steeds met succes). Hij besloot ook voor zijn eigen gezondheid de zaak maar te proberen te sussen.
‘Je hebt gelijk Ingrid, maar ik vind het niet leuk dat jij zo maar dingen beweert waarvan jij weet dat ik dat nooit zou doen.’
‘Maar we moeten wel eerlijk tegen elkaar blijven, Henk’
‘Dat ben ik Ingrid. Ik heb inderdaad niet in een hotel geslapen. Ik had mijn kamer reservering ingetrokken en nadat ik jou gebeld had en toch weer teruggereden ben bleek mijn kamer vanwege één of ander congres alweer vergeven te zijn. Toen stond ik daar, alsnog naar huis toe rijden, daar had ik geen zin meer in. Ik was te moe. Ik heb besloten José te bellen, je weet wel de dame achter de receptie, en die had een logeerkamer over.’
Ingrid trok wit weg, had ze hem zomaar bijna in de armen van één of andere jonge del gedreven.
‘Dat is het en meer niet.’
‘Volgende keer als er geen hotelkamer meer vrij is moet je maar gewoon naar huis toe rijden. Ik wil niet dat je nog een keer bij die José blijft slapen. Op jouw leeftijd weet je het maar nooit, wat zo’n wicht zich in haar hoofd haalt. Je bent toch een vette vis om binnen te halen. Misschien moet je maar zo snel mogelijk stoppen met deze klus. Elke dag drie uur in de auto, dat is toch niet normaal.
Henk besloot maar niet te reageren, zomaar stoppen met een opdracht kwam niet in zijn woordenboek voor en hij vond dat Ingrid erg respectloos over José sprak. Ze kende haar niet eens en dat was misschien maar beter ook.
Hoe Ingrid en Roos veel aandacht voor elkaar hebben en Henk uiteindelijk in een hotel gaat slapen.
Het was een aanvaring geweest die Henk niet lekker zat. Hij hield er niet van dat hem iets verboden werd. Het werd, zo leerde zijn ervaring, dan eigenlijk alleen maar interessanter om van de schijnbaar verboden vrucht te proeven. En Ingrid had het hem ook nog eens verboden op basis van de verkeerde argumenten, alsof hij vreemd was gegaan?
Dat lag niet in zijn aard dat had ze toch moeten weten. Al werd de verleiding om van de verboden vrucht te proeven op deze manier wel steeds groter. Hij was er trouwens ook nog niet van overtuigd dat Ingrid zonder zonde was. Wist hij veel wat ze de hele dag zo deed. Eerlijk gezegd interesseerde hem dat ook al jaren niet echt meer. Ingrid had vele hobby’s dat wist hij, en ze gooide ook niet zo snel oude schoenen weg voor dat er nieuwe waren gekocht. Hij kende gelukkig niet de achterdocht die Ingrid altijd zo in de ban hield. Nu ook weer met die rare beschuldiging, die zij dan wel zogenaamd introk, maar waarvan hij overtuigd was dat die nog geenszins uit haar hoofd verdwenen was.
Hij zou een volgende keer als Roos langs kwam eens goed op haar lichaamstaal en niet alleen op haar lichaam letten. Hij merkte dat hij eigenlijk heel erg kwaad was, en bleef.
Hij hoefde niet lang te wachten tot Roos langs kwam. Toen hij de volgens dag thuis kwam na weer een lange vermoeiende dag werken was Roos er ook. Roos en Ingrid zaten gezellig in de tuin en Ingrid had het duidelijk erg naar haar zin. Henk werd begroet maar hij merkte dat Ingrid meer aandacht had voor Roos dan voor hem. Meestal stond ze wel op om een glas voor hem in te schenken. Maar nu kwam ze niet verder dan: ‘Er staat nog een fles wijn open in de keuken.’
Henk schonk zich zelf een glas in en ging in een tuinstoel zitten.
Roos en Ingrid zaten in de grote schommelbank die hij met veel moeite tijdens zijn korte verlof in elkaar had gezet. Het geanimeerde gesprek ging over allerlei roddels die zich afspeelde rondom hun permacultuurtuin. Henk voelde zich buitengesloten. Roos had blijkbaar een mooie opdracht binnen gehaald. Iets met een website en het ontwikkelen van een huisstijl. Ingrid zat enthousiast mee te praten of ze er ook verstand van had. Blijkbaar had Roos het plan opgevat Ingrid op enigerlei wijze te betrekken in de opdracht. Hij wenste haar daar heimelijk veel succes mee.
Ze had meegegeten maar gezellig was het nooit voor hem geworden. Uiteindelijk was hij maar naar boven gegaan om nog wat te werken, wat hem slechts moeizaam lukte omdat hij zijn concentratie niet kon vasthouden. Om een uur of elf was hij naar beneden gegaan om zijn medicijnen in te nemen.
Roos en Ingrid hadden nog steeds op de schommelbank gezeten maar nu wat dichter bij elkaar. Verdorie dacht hij het moest toch niet gekker worden.
Ingrid kwam naar binnen.
‘Hoi, Henk ga je al naar bed?’
‘Ja ik wel. Het is nogal gezellig buiten,’ kwam er venijniger uit dan hij bedoeld had.
‘Wat zeg je dat venijnig, ben je boos?’
Ik baal er een beetje van. Ik kom thuis je kijkt nauwelijks naar me om. Je zit met Roos gezellig te roddelen. Ik voel me buitengesloten. Kom ik beneden zit je bijna bij elkaar op schoot.’
‘Jaloers?’
‘Nee Ingrid, ik ben niet jaloers want dat is jouw specialiteit, maar gisteren maakte je nog enorme stennis over het feit dat ìk vreemd zou zijn gegaan, maar zo langzamerhand denk ik dat het bijna eerder andersom is. En jij zegt dat onze relatie het waard is om voor te vechten. Ik zie het jou hier niet doen!’
Roos was uit de tuin naar binnen komen lopen. ‘Ik geloof dat het verstandig is dat ik maar naar huis ga.’
Nee, Roos voor je gaat wil ik je één vraag stellen en ik wil een eerlijk antwoord.’
Roos bleef staan.
‘Hebben jullie wat met elkaar meer dan alleen de permacultuur?’
Ingrid keek snel naar Roos hopend dat ze niks zou zeggen. Maar het was ijdele hoop wist ze. Roos was daar te recht door zee voor. Leugentjes om bestwil paste haar niet.
Roos zag de blik maar wist geen enkele reden te bedenken niet de waarheid te zeggen. Altijd eerlijk zijn over je relaties hoe pijnlijk soms ook. Dat houdt het leven overzichtelijk.
‘Henk we vinden elkaar erg leuk’
‘Hoe leuk?’
‘Ach, er is onlangs wel iets voorgevallen heel onschuldig, niets ernstigs allemaal, alleen...’
‘Bespaar me de details Roos ik weet genoeg,’ zei Henk zijn stem klonk mat en terneergeslagen. ‘Ik ben een enorme sukkel die nog gelooft in trouw tot de dood ons scheidt. Maar ik ben blijkbaar de enige in dit gezelschap. Ik ga wat spullen pakken en ik slaap vanavond wel in een hotel.
Ja, Ingrid, in een hotel.’
Hoe Roos van Ingrid schrikt en Henk zich voorneemt de makelaar te gaan bellen.
Henk voelde zich kalm, in volledige rust. Hij had wat spullen in een grote koffer bij elkaar gepakt. Ingrid had naast hem gestaan, gesmeekt het niet te doen, te blijven, maar hij had geen moment getwijfeld. Hij was te diep beledigd. Hij voelde geen medelijden met haar. Ze was zelf verantwoordelijk voor haar eigen daden en oud genoeg om de consequenties daarvan te overzien. Ingrid bepaalde van nu af aan niet meer wat hij wel en niet moest doen. Een vreemd soort opluchting maakte zich van hem meester. Hij voelde zich bevrijd, vrij.
‘Het zijn jouw keuzes, Ingrid.’ Had hij nog gezegd ‘Ik trek slechts de consequenties.’
‘Jij verwijt mij dingen, waarvoor ik te trouw aan jou ben om ze zelfs maar te overwegen en die je zelf vervolgens doodgemoedereerd wel doet.’
Roos had er verbouwereerd bij staan kijken. Zoveel standvastigheid had ze bij Henk nog niet eerder gezien.
Ze wist Henk was interim-manager en een verdomd goeie ook, zo als hij altijd zelf zei, maar aan dat laatste had ze toch altijd getwijfeld. Hij liet zich door Ingrid altijd zo makkelijk de les lezen. Hij werd door haar zo vaak gekoeioneerd, dat ze regelmatig medelijden met hem kreeg.
Deze plotselinge besluitvaardigheid had ze bij hem nog niet eerder bespeurd.
Ingrid stond als een klein kind te jammeren. Het ergerde haar.
‘Kom op Ingrid, verman je.’
Ze had net begrepen dat Ingrid, Henk blijkbaar verweten had vreemd te gaan juist op het moment dat zij samen met Ingrid, toch eigenlijk niet geheel onschuldig, zo als ze beweerd had, gezellig buiten op de bank had gezeten. Hoe hypocriet kon je zijn. Dit was iets waar Roos verre van had willen blijven. Ze had gedacht dat Ingrid het aan had gekund. De Engelse hadden daar zo’n mooie uitdrukking voor, If you can’t stand the heat keep away from the fire Ze zou nog wel even bij Ingrid blijven als Henk straks vertrokken was naar zijn hotelletje langs de snelweg en misschien ook nog wel blijven slapen, want Ingrid had haar hulp nu nodig. Ze waren tenslotte toch vriendinnen, maar ze nam zich wel voor in de toekomst ondanks alles meer afstand te houden. Ze had er geen zin in dat Ingrid in een afhankelijkheidsrelatie met haar zou komen.
Henk had zijn spullen gepakt. Laptopje en losse harde schijfjes in een doos gedaan. In de auto gestapt en richting het ‘van der Valkhotel’ gereden. Hij hield niet van ruzie maar hier kon geen misverstand over bestaan: hij voelde zich vernederd en verraden.
Hij zou volgende week de makelaar eens bellen om aan te geven dat hij een lager bod zou accepteren.
Hoofdstuk 11, Diepere inzichten
Hoe Henk een dubbele Whisky aan de bar haalt en in bad gaat zitten.
Bij het inchecken had hij gelijk voor twee nachten geboekt.
Hij wist dat het niet verstandig was om in deze situatie gelijk van het aanbod van José, om bij haar te logeren, gebruik te maken. Dat was de kat op het spek binden. Alles leek ineens een stuk minder ingewikkeld en dat kon hem nog weleens op verkeerde gedachten brengen.
In zijn kamer aangekomen, checkte hij de drankvoorraad in het koelkastje. Er zat geen cognac in. Hij belde naar de receptie en vroeg of ze hem op dit late uur nog een fles konden leveren. Hij werd verwezen naar de bar onder in de kelder van het hotel die nog open was. Hij bestelde in plaats van een glas cognac een dubbele whisky en nam deze mee naar boven, naar zijn hotelkamer. Hij vroeg zich af waar die roomservice toch gebleven was die je in films en soaps nog weleens zag. Of was dat slechts een cinematologische illusie en had ‘van der Valk’ dat nooit in zijn pakket gehad. Hij was geen ervaren hotelbezoeker. Hij reed altijd ’s avonds netjes terug naar Ingrid, al was het nog zo laat geworden. Bij het uitlopen van de bar moest hij nog een vrouw van zich afhouden die kennelijk iets te veel gedronken had, anders had ze immers nooit aandacht voor hem gehad.
Toen hij weer in zijn kamer was liet hij het bad vollopen. Hij kleedde zich uit, deed vervolgens het licht in de kamer uit. Zette het raam op een kier, de radio aan op iets klassiekerigs en ging in bad zitten met het glas whisky op de rand van het bad.
De alcohol deed haar werk zijn hoofd kwam langzaam tot rust.
De laatste dagen waren snel gegaan. Eergister had hij nog bij José geslapen en na één nacht thuis geslapen te hebben lag hij nu in bad op een hotelkamer ergens in het noorden van het land langs de snelweg. Zijn relatie leek ineens voorbij. Zijn opdracht zat tegen. Hoe vreemd kon het lopen. Hij voelde nauwelijks pijn, wel verdriet, maar geen pijn. Was dit het begin van een nieuwe fase in zijn leven? Zou hij nu ook ineens anders over bepaalde dingen gaan denken nu hij onder de invloed van Ingrid vandaan was? Zou hij rechtser worden, misschien wel onverdraagzamer? Misschien zelfs wel pvv gaan stemmen?
Geen ruimte meer voor de nuance, tegen de Islamisering, Griekenland uit de euro, nu zijn natuurlijke rem uit zijn leven verdwenen was, zijn linkse hobby, zijn Ingrid? Zoals een echte Henk betaamde maar dan wel één zonder Ingrid.
Hij vroeg zich af waarom hij geen pijn voelde, zou dat nog komen of was hij zo afgestompt en zo emotieloos dat zelfs dit hem niets meer deed? Hij voelde zich op een bepaalde manier ook wel bevrijd en gelukkig. Niet meer dat eeuwige commentaar. Het gevoel dat hij zich altijd moest verantwoorden.
Hij mocht gewoon weer eten wat hij lekker vond. Even geen venkel, courgettes en andere vreemdsoortige en vreemd smakende groentes.
Maar de pijn kwam uiteindelijk toch even onverwacht als heftig. Ineens was die er. Hij voelde zich ontheemd, de vaste basis weggeslagen. Hij begon te huilen met een vreemde stoterige ademhaling. Tranen stroomde langzaam over zijn wangen naar beneden, een zilte smaak in zijn mond achterlatend, langzaam het bad in lopend. De eenzaamheid bekroop hem, was dit zijn voorland, voortaan alleen? Hij werd overspoeld door zelfmedelijden. Waarom deze stap, kon hij nog terug zonder dat zijn positie helemaal verspeeld was en hij veroordeeld was tot in eeuwigheid onder de plak van Ingrid te zitten? Of was hij wellicht straks over een tijdje wanhopig op zoek naar een nieuwe relatie die zijn overhemden zou gaan strijken, die voor hem zou gaan koken zoals Ingrid altijd had gedaan?
Het was zoals het was. Morgen was een nieuwe dag met een nieuwe werkelijkheid.
Hij stapte uit bad en ging boven op zijn bed liggen zonder zich af te drogen. Door het openstaande raam kwam een fris windje naar binnen waaien, de koude luchtstroom streek over zijn huid en droogde die langzaam op. Een rilling, zijn huid tintelde. Hij viel in slaap. De whisky had zijn werk gedaan.
Hoe Ingrid vooral zelf geen schuld heeft en Henk eens flink zal uitkleden.
Ingrid zat onderuitgezakt op de bank, de ogen roodbetraand. Ze was in shock.
Roos zat op een stoel tegenover haar.
Ze had Roos woest weggeduwd toen ze naast haar was gaan zitten en een arm om haar heen probeerde te slaan om haar te troosten.
Het was tenslotte allemaal de schuld van Roos. Die had haar verleid. Het kwam bij Ingrid niet op om ook maar een beetje schuld bij zichzelf te zoeken.
‘Het is allemaal jouw schuld,’ had ze Roos boos toegebeten. Ze had het bijna uitgeschreeuwd.
‘Ga weg, ik wil je nooit meer zien!’
Maar Roos was niet weggegaan, ze was slechts opgestaan en in een stoel gaan zitten tegenover Ingrid. Daar zat ze nu nog, zwijgend naar Ingrid te kijken, af en toe een slok water nemend uit een glas dat ze zich zelf had ingeschonken nadat ze twee bakken sterke koffie, om weer een beetje bij de les te zijn, tot zich had genomen.
Hier was crisismanagement op zijn plaats, de stichting Correlatie.
‘Ingrid,’ begon ze zachtjes. Maar Ingrid reageerde niet.
Slechts een woeste hysterische huilbui, lange uithalen. Roos begon het eigenlijk een beetje zat te worden. De wereld was niet vergaan. Henk had slechts even de benen genomen om na te denken. Ingrid maakte er gelijk zo’n drama van. Hij zou vast wel weer terugkomen, misschien straks nog wel of anders morgen, maar in ieder geval binnen een week. Zijn overhemden moesten immers gestreken worden. Zij had niet verwacht dat Ingrid zo afhankelijk was.
‘Ingrid,’ zei ze wat harder.
Ingrid reageerde nog steeds niet. Hevig snotterend zat ze daar op de bank.
Roos haalde uit de keuken een rol keukenpapier, dan kon Ingrid tenminste haar neus eens snuiten en haar gezicht een beetje afdrogen. Gelukkig, dacht ze, dat Ingrid niet van de make-up was anders was haar mascara inmiddels flink doorgelopen en had ze zo’n raar clownsgezicht gekregen. Ze had het niet op huilende vrouwen en vooral niet op vrouwen met doorgelopen mascara.
‘Ingrid,” zei ze nogmaals.
Ingrid keek eindelijk op.
‘Probeer jezelf alsjeblieft een beetje bij elkaar te rapen. De soep wordt nooit zo heet gegeten.’
‘Wat weet jij daar nu van?’ zei ze tussen twee snikken door.
‘Wat ken jij Henk nu? Henk is niet van de opwellingen. Als hij iets doet, doet die dat doordacht en is er geen weg meer terug. Henk is weg, definitief, einde relatie. En er volgde weer een hysterische uithaal.
Maar hij komt er niet mee weg ik zal een flinke som alimentatie eisen en ik ga ook niet meer verhuizen. Ik blijf hier gewoon wonen. Verkoopt hij zijn dikke Saab maar.
Het huilen begon weer van voren af aan.
In ieder geval had Ingrid zich strijdbaar getoond, dacht Roos. Of het aanvalsplan helemaal het juiste was wist ze niet, maar zonder strijd werd er nooit een slag gewonnen. Nu alleen nog even de juiste strategie kiezen.
Hoe Henk uiteindelijk de slaap niet kan vatten en de televisie aanzet.
Henk werd halverwege de nacht wakker. Hij had gedroomd dat hij midden in de winter door Ingrid op straat was gezet. Het vroor, hij had het koud. Toen hij wakker werd begreep hij waarom hij zo vreemd gedroomd had. Hij lag nog boven op zijn bed, naakt, inmiddels wel opgedroogd, maar met het raam nog open. Hij trok het dekbed over zich heen en probeerde verder te slapen, maar tevergeefs. Hij kon de slaap niet meer vatten. Hij draaide onrustig van zijn ene zij op de andere. Hij deed uiteindelijk het licht aan en zag op de klok die aan de muur hing dat het nog maar vier uur was.
Hij stapte uit bed om naar de wc te gaan. Toen hij terug liep om zijn bed weer in te stappen schoof hij het gordijn een beetje open. Het was nog steeds donker buiten. Hij hoorde de auto’s op de snelweg waar het hotel aan grensde, zelfs om deze tijd nog voorbij razen. De wereld draaide altijd door wat er ook gebeurde.
Hij had gelukkig een kamer aan de zijde van het hotel die van de snelweg was afgekeerd. Hij pakte het dekbed van het bed, sloeg het om zich heen en ging op een stoel zitten. Hij overwoog even zich aan te kleden om een rondje buiten te gaan lopen. De natuur wakker zien worden, nadenken. Hij verwierp het idee vrijwel meteen.
Want wat gebeurde er als hij eenmaal buiten niet meer naar binnen kon. Het hotel zou toch ’s nachts wel dicht zijn?
Hij zette de televisie aan en zapte langs de zenders, een heftig gekreun en gesteun was hoorbaar. Hij bleef even bij de zender hangen. Er werd duidelijk geprobeerd een te groot voorwerp in een lichaamsdeel te steken waar dat overduidelijk niet voor bedoeld was. Hij zapte snel door want voor je het wist moest je betalen voor zo’n zender. En er was niets beschamender dan bij het uitchecken van het hotel bij het meisje aan de balie te moeten afrekenen voor het bekijken van een erotische betaalzender. Een vooroordeel bevestigend van de op een hotelkamer naar seks kijkende eenzame vijftiger.
Op één van de Nederlandse zenders werd een nieuwsprogramma herhaald.
Er was blijkbaar een bomaanslag en een schietpartij in de buurt van Oslo geweest. Hij had de hele dag geen nieuws gekeken. Eén of andere extremist had wild om zich heen staan schieten tijdens een jeugdzomerkamp van jonge socialisten ergens op een eilandje in de buurt van Oslo. Hij was gelijk klaar wakker.
Hij zette het geluid harder. Niemand had de aanslag nog opgeëist. Hij zette teletekst aan. Er was blijkbaar de laatste uren al meer bekend geworden. Het bleek om een rechtsextremist te gaan, een jonge knul nog, die zich gesteund voelde door het rechtspopulisme en op deze wijze de islamisering van de westerse wereld aan de kaak wilde stellen. Hij scheen in op het internet circulerende teksten zelfs naar de grote blonde misleider te verwijzen, zoals Ingrid hem graag noemde.
Hij zat als verdoofd naar de televisie te kijken. Hij merkte dat zijn ogen vochtig werden, een traan vormde zich. Deze keer niet uit zelfmedelijden.
Het moest toch niet gekker worden.
Hoe Henk zijn eigen problemen heeft en het vertrouwen weg is.
Gedachten schoten door zijn hoofd. Hij was totaal ontdaan en dreigde stuurloos in chaos weg te zakken. Hij had de televisie uitgedaan. Hij had de doorlopende herhaling van het nieuwsprogramma nu al drie keer gezien en door de constante herhaling zakte zijn verbijstering. Het effect van afstomping, wat optrad als je beelden van geweld, honger of andere ellende maar vaak genoeg zag kreeg vat op hem. Hij vond het bij elke herhaling steeds een beetje minder erg worden.
Zo had hij bij de aanslag op de Twintowers zich er op een gegeven moment zelfs op betrapt een zekere schoonheid te zien in het naar binnen vliegen van de vliegtuigen. Hoe afschuwelijk ook.
Hij kon er met zijn gedachten niet bij waarom mensen tot zulk geweld in staat waren en deed ook geen poging meer om het te begrijpen. Hij had zijn eigen problemen.
Hij vroeg zich af of hij wel de goede beslissing genomen had om zomaar ineens te vertrekken. Ingrid was soms zo’n hysterica. Het was makkelijker geweest omdat Roos er was. Hij had Ingrid waarschijnlijk anders niet alleen durven laten. Hij was zo boos op haar hypocriete gedrag, hij ergerde zich daar eigenlijk al langer aan. Altijd zelf zonder zonden zijn, de hele dag in zijn ogen geen moer uitvoeren en wel constant commentaar hebben op hem. Terwijl hij zich een slag in de rondte werkte om de zaak draaiende te houden. Altijd de schuld aan andere gevend en als puntje bij paaltje kwam en ze weer eens ongelijk bleek te hebben er niet meer op terugkomen en zeker geen excuses maken. Hij had het eventjes helemaal gehad met Ingrid. Hij zou over een paar dagen wel eens langs gaan, zo nam hij zich voor, wat spullen ophalen en kijken of hij indruk gemaakt had met zijn plotselinge vertrek.
Nu, een paar uur later, was het tijd om zijn woede te relativeren, zeker in het licht van de aanslag in Oslo waar het om leven en dood ging. Zijn grootste woede was dan ook al langzaam aan het zakken. Hij begon toe te komen aan het bekijken van de consequenties van zijn impulsieve daad.
Ingrid had zijn vertrouwen geschaad door hem niet te geloven, zelfs niet te vertrouwen en te beschuldigen van iets, waarvan zij toch moest weten dat hij daartoe niet in staat was, namelijk vreemd gaan. Maar het ergste was nog dat zij dát gedaan had waarvan ze hém beschuldigde.
Zijn vertrouwen was weg en een relatie zonder vertrouwen was gedoemd te mislukken.
Of dat nu de relatie met je partner was, met je personeel of de relatie tussen politieke bondgenoten in een kabinet. Het ging altijd om vertrouwen.
Het vertrouwen herstellen, daar ging het nu om, en misschien moesten ze daartoe wel afdalen tot de diepste krochten van hun eigen ziel.
Henk was daar nog niet aan toe, zo voelde hij.
De deur die hun relatie zo stabiel had gemaakt, de wederzijdse afhankelijkheid, stond open. Eerst maar eens door de deuropening naar buiten kijken, niet bang zijn voor verandering zo nam hij zich voor.*
Hoe Henk even thuis komt en zijn vrijheid slechts kopen kan.
De twee nachten waren er drie nachten geworden. Op zijn werk had hij geprobeerd niets te laten merken. Dat was niet moeilijk geweest; de aanslagen in Oslo waren het gesprek van de dag . Geert had net als zijn naamgenoot elke relatie tussen de aanslagen en de radicale anti-Islam standpunten van de rechtspopulisten als linkse propaganda afgedaan.
Henk was wat stiller geweest dan gebruikelijk en had om zijn verwarde emoties te ontvluchten keihard doorgewerkt. Hij had Geert beloofd maandag een complete en volledige tussenrapportage te leveren van zijn bevindingen en conclusies. Eén van de conclusie die hij voor zichzelf had getrokken was dat hij de rol van Frans niet zou blijven overnemen. Er moest een definitieve oplossing komen en snel. Geert zou het niet leuk vinden want de budgettaire ruimte werd steeds beperkter door opeenvolgende bezuinigingsronden. Maar hij moest aan zijn eigen gezondheid denken.
Hij had geen contact met Ingrid meer gehad. Ze had hem één keer gebeld maar hij had het nummer weggedrukt. Vijf minuten later had ze weer gebeld en weer had hij haar weggedrukt. Ze had de boodschap blijkbaar begrepen want daarna was het stil gebleven. Hij had deze ochtend een sms’je gestuurd met de mededeling dat hij langs zou komen om wat zaken te bespreken. Nu het zover was zag hij wel een beetje op tegen het gesprek. Het moest geen discussie worden. Ingrid kwam altijd als overwinnaar uit discussies, nooit op grond van argumenten maar altijd omdat hij zich op enig moment in zo’n discussie schuldig begon te voelen. Dat wilde hij vermijden. Hij had geen schuld. En dat liet hij zich ook niet meer aanpraten. Hij had het juist helemaal gehad met dat gedrag.
Toen hij thuis kwam stond Johan zijn auto weer eens te wassen en het was niet eens zondag.
‘Zo buurman, op zakenreis geweest? Ik heb je een poosje niet gezien’ Hij keek Henk verwachtingsvol aan. Maar Henk reageerde niet.
‘Wil het nog een beetje lukken met het huis?’ probeerde hij nog een keer.
Henk liep verder naar de voordeur, sleutel in de hand.
“Chagrijn,” hoorde hij Johan achter zich mompelen‘Nee, ik ben niet op zakenreis geweest en het huis is nog niet verkocht. Nieuwsgierigheid bevredigd, hoop ik,’ zei hij zonder zich om te draaien. Het behoud van een goede relatie met de buren had voor hem geen enkele prioriteit meer.
Hij draaide het slot open, deed de deur open en ging naar binnen, niet wetende wat hij kon verwachten, hoe pijnlijk het moment zou zijn.
Ingrid had een paar dagen de tijd gehad om tot rust te komen. Dat was redelijk gelukt. Ze was heen en weer geslingerd tussen uitersten, de meest extreme emoties had ze doorleefd. Van verlatingsangst en het enorme gevoel van gemis tot bijna haatgevoelens jegens Henk. Uiteindelijk was ze in een staat van berusting terechtgekomen, een vorm van acceptatie. Ze was haar knopen gaan tellen en was tot de conclusie gekomen dat dat er niet veel waren. Als Henk dan zo nodig weg moest lopen, had jammeren tot hij terugkwam toch geen zin. Dat zou bij hem slechts een averechtse uitwerking hebben. Zij was degene die bepaalde en dat moest ook zo blijven. Vroeg of laat zou hij haar toch inruilen voor een jonger exemplaar, zo waren mannen nu eenmaal had Roos nog eens uitvoerig uit de doeken gedaan, gelardeerd met vele voorbeelden.
Hij moest over de brug komen, zijn vrijheid kopen .
Hoe Henk en Ingrid proberen wat zaken uit te spreken maar de breuk te vers is.
Ingrid zat zoals gebruikelijk in de tuin, op de schommelbank, de ochtendkrant in haar handen. Het stuk wetenschap lag naast haar. Ze zat het cultureel supplement te lezen, Dat was ook eigenlijk het enige stuk van de krant wat ze las. Economie begreep ze niet en wetenschap las ze niet.
‘Dat is voor rechtse mensen, ik ben meer van de linkse hobby’s.’ Zo zei ze altijd gekscherend om Henk te pesten.
‘Hoi,’ zei Henk.
‘Koffie staat in de keuken.’ Ze wees zonder op te kijken met een loom gebaar richting de keuken alsof Henk na drie dagen al vergeten was waar de keuken was.
Henk schonk zich een mok koffie in en ging naar buiten. Hij ging zitten en keek naar Ingrid die niet eens uit de krant opkeek. Even dacht hij de wetenschapsbijlage te pakken die naast haar lag en alsof er niets aan de hand was, zo als elke zaterdagochtend, zwijgend de krant te gaan lezen, maar hij bedacht zich.
Ingrid liet de krant wat zakken die ze demonstratief hoog voor zich had gehouden zodat Henk haar gezicht niet had kunnen zien en keek Henk over de rand van de krant recht aan.
‘Zo,’ zei ze, ‘wat kom je eigenlijk doen?’
‘Het trof Henk als een klap in zijn gezicht, had hij nog even de hoop gehad dat ze er met een goed gesprek uit zouden komen, dan was deze nu wel direct de grond ingeslagen. Het voelde of hij een enorme knoop in zijn maag had. Hij ging wat verzitten om de fysieke reactie wat te verzachten.
‘Nou, ik ben lekker welkom merk ik.’
‘Had je maar niet moeten weglopen.’
‘Had jij mij maar niet zonder enige aanleiding moeten beschuldigen. Haal eerst eens die balk uit je eigen oog voordat je mij vraag een splinter te verwijderen, die niet eens in mijn oog zit,’ antwoorde hij venijnig met zoals altijd weer te veel omhaal van woorden.
‘Laten we proberen het alsjeblieft een beetje fatsoenlijk te houden. Dit is al vervelend genoeg.’
‘Ja, jij bent weggelopen.’
Ingrid had duidelijk niet de bedoeling dit gesprek zonder verwijten te laten verlopen.
Henk moest duidelijk gemaakt worden, vond ze, dat wat hij gedaan had onverdedigbaar was en dat hij daar voor moest bloeden. Zomaar weglopen voor een conflict, dat deed je niet. Ze had nog geen idee op hoeveel en waar het op uit zou draaien. Ze was gewoon nog steeds heel erg boos en de consequenties van haar handelen interesseerde haar totaal niet. Dat dit weleens tot een definitieve breuk zou kunnen leiden kwam niet bij haar op.
Henk wist dat hij door de zure appel heen moest. Hoe onredelijk de verwijten in zijn ogen ook waren.
Hoe Henk en Ingrid ieder hun eigen gedachtes hebben en Ingrid Roos maar weer eens gaat bellen.
Het was geen goed gesprek geweest, maar wel een nuttig.
Ze hadden uiteindelijk besloten een adempauze te nemen, even uit elkaar.
Henk zou kijken of hij iets tijdelijks kon huren in de buurt van zijn werk.
De verkoop van het huis dat Ingrid zo graag gewild had, zou gewoon, op speciaal verzoek van Henk, doorgezet worden. Ingrid had daar niets tegen in kunnen brengen. Ze zou de lasten niet alleen blijvend kunnen opbrengen had Henk uitgelegd. En aangezien Henk veel beter kon rekenen had ze zich daar maar bij neergelegd.
Hij hoopte dat Ingrid in zou zien dat haar gedrag consequenties kon hebben die niet makkelijk te accepteren waren. En als er een koper kwam dan zou ze toch wellicht gedwongen worden om over dingen na te denken die ze nu gewoon naast zich neerlegde. Want Henk was niet van plan in te leveren op zijn woongeluk omdat Ingrid weigerde afstand te doen van haar geneugten.
Ze moest maar eens voelen dat ze niet de eisende partij was, van beide kanten moest er ingeleverd worden en zolang Ingrid daar niet van doordrongen was zou Henk geen definitieve beslissingen nemen.
Ergens hoopte hij dat het toch nog goed zou komen maar hij was er niet van overtuigd dat deze hoop door Ingrid gedeeld werd.
Ingrid was aanvankelijk vooral boos, heel erg boos. Hoe had Henk haar dit kunnen aandoen.
Ze hadden zo gelukkig geleken. Alles had zijn eigen ritme, zijn vaste routine. Als Henk eens geen werk had gingen ze af en toe eens een weekendje weg.
Zij had haar vriendinnen van de permacultuurtuin. Maar hun leven was spanningsloos, wist ze, eigenlijk zonder enig opwinding, het moest een keer misgaan. Ze had niet voor niets willen verhuizen. Ze had eerst gedacht dat het kwam door het bezoekje aan Frans en Hilda, de tuin, de boerderij, zo’n leven had ze ook wel gewild, de hele dag wat om handen, lekker bezig zijn. Maar uiteindelijk had ze beseft dat het probleem daar niet lag. Ze waren simpelweg op elkaar uitgekeken, uit elkaar gegroeid, en al was het nog zo ingewikkeld: er moest wat veranderen. Niet op deze manier natuurlijk, dit was haar ook maar overkomen.
Maar haar boosheid was ergens vandaan gekomen, haar ontevredenheid met haar leven en Roos had haar dat onbewust duidelijk gemaakt. Roos had alleen die ruimte gekregen omdat zij het had toegelaten.
Roos was niet de oorzaak van deze situatie maar slechts de katalysator, degene die haar ogen geopend had voor haar werkelijke probleem.
Ze was eerst ook boos op Roos geweest, eigenlijk was ze boos op alles en iedereen geweest. Maar uiteindelijk had ze het begrepen en vandaag was het nog duidelijker geworden..
Henk was inmiddels vertrokken. Het werd tijd om Roos weer eens te bellen. Ze had veel met haar te delen. Ze was tot een dieper inzicht gekomen.
Hoofdstuk 12, Verstrekkende besluiten
Hoe Henk er niet vrolijker op wordt en besluit als het dan toch moet vreemd te gaan.
Het was een emotioneel weekend geweest. Henk wist eigenlijk niet zo goed waar hij, wat betreft zijn relatie, stond. Was het nu voorbij? Was het slechts een adempauze? Moest het huis nu wel of niet verkocht worden? Moest hij een advocaat bellen? Hij wist het niet. Hij voelde zich verdrietig en leeg. Hij had inmiddels ingecheckt in een ander hotel op nog geen vijf minuten lopen van zijn werk. Hij twijfelde of hij morgen naar zijn werk zou gaan lopen, want hij was bang voor de reacties als hij niet met de auto kwam, (alsof iemand het zou merken). Hij twijfelde eigenlijk sowieso of hij zou gaan werken. Doen of er niets aan de hand was. Verder gaan met een opdracht waarvan hij eigenlijk achteraf steeds meer spijt had dat hij die ooit had aanvaard.
Was de opdracht niet de bron van alle ellende?
Als hij niet op het aanbod was ingegaan dan had hij Frans nooit ontmoet, was Ingrid niet onrustig geworden bij het zien hoe Frans en Hilda woonden, had hij niet hoeven overblijven, was Roos misschien van Ingrid afgebleven, al was hij daar niet zo zeker van, en had hij José niet ontmoet. Dat laatste was natuurlijk een minpuntje, al ging het natuurlijk helemaal nergens over . Er was immers helemaal niets gebeurd en mooie vrouwen kwam hij wel vaker tegen.
Hij was dan in ieder geval nog gelukkig geweest, had op tijd zijn eten gekregen, zijn natje en zijn droogje, de was gedaan, af en toe een knuffeltje en Ingrid had niet geweten dat ze ongelukkig was.
Hij vroeg zich af of hij zichzelf niet gewoon voor de gek aan het houden was. Vroeg of laat was het mis gegaan, de eerste barstjes waren immers al veel langer zichtbaar geweest. Ze leefden eigenlijk al heel lang langs elkaar heen. Ingrid met haar linkse hobby, de permacultuur, en wat ze allemaal nog meer deed waarvan hij uit pure desinteresse allang geen weet meer had. En altijd die opwinding, of het nu bezuinigingen op cultuur was, of het wel dan niet ritueel slachten. Zaken waar hij als links liberale pragmaticus zich totaal niet druk om maakte. Het enige onderwerp waar zij het politiek over eens waren was het blonde peroxide hoofd, die het kwetsen en beledigen tot politiek geaccepteerde handelswijze had gemaakt en die hoe grover hij werd daar alleen maar meer baat bij scheen te hebben.
En die dan ook nog eens hen tot zijn uithangbord had gemaakt.
In zijn meest pessimistische buien zag hij het volstrekt de verkeerde kant opgaan met de wereld om hem heen. De financiële wereld die afhankelijk was van het wel of niet in de lucht kunnen houden van de eurozone en de dollar, die bij gratie van de Chinezen, die immers hun Amerikaanse obligaties waardevast moesten houden als internationale handelsmunt, zijn positie kon behouden. Er werd over miljarden gesproken alsof het pepernoten waren en soms vergaten ze er ineens vijftig en verweet de één de ander dat die niet tellen kon.
Die ouwe Grieken hadden het nog niet zo stom bekeken met hun ‘demos crateo’, waarbij de democratie slechts alleen bestond voor diegenen die met verstand van zaken konden kiezen, en natuurlijk waren dat de mannen. Dat was zeker geen garantie voor wijze besluitvorming, maar het had zeker een hoop ellende en populisten gescheeld.
Hoe zou het nu verder moeten, zou hij morgen gelijk maar een huurhuisje gaan zoeken? Inschrijven bij de plaatselijke woningcorporatie had geen zin, deze klus was toch maar tijdelijk en zijn inkomen voldeed niet aan de criteria voor sociale huur. Hij zou eens kijken of hij ergens een particulier appartement kon huren via een plaatselijke makelaar. Hij besloot zijn eigen makelaar morgen te bellen, die had vast wel wat collegiale contacten in het hoge noorden en zou wel wat kunnen regelen.
Misschien zou hij op het aanbod van José, slechts voor een paar dagen, kunnen ingaan want zo’n hotel liep toch wel in de papieren. Al was hij wel bang dat het dan alleen van kwaad tot erger zou gaan. Kon hij wel weerstand bieden aan haar charmes?
Ach, wat maakte het ook uit, Ingrid dacht toch al dat hij vreemd gegaan was dan kon hij het maar beter doen ook. Al was hij er niet zeker van dat José daar ook zo over dacht.
Hoe José informeert naar Henk zijn persoonlijke omstandigheden en hij Geert vertelt dat de klus er bijna opzit.
‘Hoi, jij bent er weer vroeg bij.’ José zat op haar vertrouwde plek achter de balie. ‘Uit je bed gevallen, ruzie met de vrouw gehad?’ zei ze lachend.
‘Dat laatste,’ zei Henk terwijl hij door liep naar zijn kamer. José keek hem vragend aan.
Toen Henk een uurtje gewerkt had vlak voor hij naar zijn gebruikelijke maandagochtend bespreking met Geert ging, die deze ochtend om onduidelijke redenen was uitgesteld, stak José haar hoofd even snel om de hoek van zijn bijna altijd openstaande kamerdeur.
‘Wat bedoelde je nu precies met ruzie met je vrouw?’
‘Precies zoals ik het zei, ruzie.’
‘Beetje ruzie of beetje boel ruzie?’
‘José ben je niet een beetje erg nieuwsgierig?’
‘Je weet Henk, ik weet graag alles, een belangrijk onderdeel van mijn functie.’
Henk had haast.
‘Ik moet eerst even langs Geert, maar daarna zal ik je, omdat ik het niet op mijn geweten wil hebben dat je je functie niet naar behoren kunt uitoefenen, je alles in geuren en kleuren vertellen.’
Henk stond op en liep naar de kamer van Geert toe.
Geert zat al op hem te wachten aan de grote vergadertafel. Hij had de stukken voor zich liggen die Henk de avond van te voren vanuit zijn hotelkamer nog naar hem verzonden had via het wifi-netwerk van het hotel.
‘Hoi Henk, ga zitten,’ zei hij, Henk een stoel wijzende.
Henk voelde zich net een klein kind die bij de bovenmeester moest komen. De manier waarop Geert hem een stoel aanwees had iets arrogants alsof hij als kleine jongen eens stevig toegesproken moest worden. Geert ging op dezelfde toon door.
“Je hebt het wel zo’n beetje gehad, geloof ik, met het waarnemen van de oude functie van Frans. Nou dan heb ik goed nieuws. Vanmiddag heb ik een gesprek gepland met een uitermate geschikte kandidaat, die ik nog van vroeger ken. Ik heb deze dit weekend benaderd en de kandidaat kan vandaag al langskomen. Ik doe dat gesprek vanmiddag om drie uur, alleen.” Hij had aldoor naar de papieren voor zich gekeken en Henk nauwelijks aangekeken. Hij zocht blijkbaar iets.
‘Ja, en dan nu je rapportage, een beetje kort door de bocht vond ik de vorige keer, maar nu is het met een beter onderbouwing, een goed tijdspad en de nodige aandachtspunten voor onderweg naar het einddoel, een stuk handzamer. Ik denk dat als ik vanmiddag een positief resultaat heb, jij je langste tijd hier wel gehad hebt.’
Henk schrok toch wel een beetje, niet zo zeer van het feit dat Geert vond dat zijn opdracht er blijkbaar bijna opzat maar meer de vanzelfsprekendheid waarmee de mededeling gedaan werd. Zonder omhaal van woorden. Niet als vraag geformuleerd, blijkbaar niet geïnteresseerd in of Henk daar ook nog iets van vond of er zelfs maar een mening over had.
‘Maar nu de vacature Frans blijkbaar ingevuld wordt, heb ik weer de ruimte in mijn agenda om mij met de oorspronkelijke opdracht bezig te houden,’ bracht Henk er enigszins onderdanig tegenin. Hij had zijn positie weleens steviger verdedigd. Maar bij Geert lukte hem dat elke keer weer niet. Het leek wel of hij verkrampte tegenover zoveel dominantie. Geert sprak met een vanzelfsprekendheid die geen tegenspraak duldde.
‘Daar heb je op zich gelijk in, maar ik denk dat, indien deze kandidaat toehapt, ik van twee één heb. Jouw bijdrage in het proces is dan niet meer nodig. Je moet niet vergeten dat de reden van jouw aanwezigheid hier gelegen was in het feit dat Frans nog slechts beperkt inzetbaar was. De situatie is straks naar alle waarschijnlijkheid toch echt anders’
Geert was duidelijk geweest. Een beetje weemoedig liep Henk na afloop van het overleg met Geert terug naar zijn kamer. Het werd er allemaal niet beter op. Hij keek om de hoek of José op haar plek zat.
‘We hebben een date, geloof ik?’
‘Niet gelijk overmoedig worden hè, nu je ruzie met je vrouw hebt.’
Hoe Henk geen geheimen voor José heeft en Geert duidelijk wel.
José liep achter Henk zijn kamer in.
‘Sluit je de deur even achter je, wil je.’
Hij ging met zijn rug naar het naakt zitten zodat hij niet afgeleid kon worden.
‘Zo en wat wil je weten?’
‘Wat wil je me vertellen?’
‘O, ik heb niet zo veel geheimen, geloof ik, maar het belangrijkste is, denk ik, dat ik al een paar dagen in een hotel slaap.’
José keek verbaasd.
‘Henk zonder Ingrid?’ Zei ze bedachtzaam, ‘maar ik had je toch gezegd dat je bij mij kon slapen.’
‘Dat leek mij in deze situatie niet zo handig en ik dacht dat het aanbod meer met de werksituatie te maken had en dit is vooral een privé aangelegenheid. Bovendien straks vergeet je weer je badjas aan te trekken en een man in mijn situatie.’
José moest lachen. ‘Wees maar niet bang hoor, ik heb ze erger mee gemaakt en wat ík niet wil gebeurt nietDat kon Henk wel beamen, zo had hij José de afgelopen maanden wel leren kennen.
‘Maar vanavond slaap je bij mij, op de logeerkamer, dat wel. Dan kan je eens in alle rust je verhaal kwijt dat lijkt mij ook niet verkeerd.’
‘Ok, dat is afgesproken.” Mijn klus is waarschijnlijk toch zo afgelopen, Geert schijnt een vervanger voor Frans gevonden te hebben’
‘O ja, wie dan?’
‘Iemand van vroeger, zeker uit een vorige werkkring.’ Hij was verbaasd te horen dat José, die altijd direct op de hoogte werd gebracht door Geert, dit nog niet wist.
‘Vreemd dat ik daar nog niets van af weet, meestal houdt Geert mij gelijk op de hoogte, vaak veelal ruim van te voren, om mijn mening te vragen.’
Er werd op de deur geklopt, de deur ging bijna gelijk open. Geert stak zijn hoofd om de deur. ‘O, zit je hier,’ zei hij toen hij José zag, ‘heb je zo even.’
‘Ik kom er zo aan. Beter Geert niet te laten wachten,’ zei ze toen Geert de deur weer achter zich dichtgetrokken had.
‘Rijd je straks met mij mee?’
‘Nee, ik moet mijn spullen nog uit het hotel ophalen en uitchecken.’
Toen het bijna drie uur was kon hij het toch niet laten even zijn deur wat wijder open te laten staan en zo te gaan zitten dat hij de gang goed in de gaten kon houden. Na enige tijd hoorde hij het belletje van de lift die aangaf dat de deuren open gingen en er iemand uitstapte. Hij hoorde een vrouwenstem die wat aan José vroeg. José antwoorde met iets onverstaanbaars. Blijkbaar was Geert nog niet zover, want het duurde even voordat José met de bezoekster langs zijn kamer liep. Ze keek naar binnen met een veel betekende blik, waar bepaald geen enthousiasme uit sprak. Achter haar aan liep een vrouw van midden vijftig, met duidelijk een kleurspoeling in haar haar die de al aanwezige grijze haren moesten maskeren.
Ze had een groen leren jasje aan en een spijkerbroek die eigenlijk niet bij haar leeftijd paste en bepaald geen maatje 40 was. Haar gezicht kon Henk niet goed onderscheiden.
Toen José enige seconden later weer terugkwam, stak ze snel haar hoofd om de deur.
“Het is zijn ‘ex’.
‘Van wie?’
‘Van Geert natuurlijk.’
Hoe Henk het hotel uitcheckt en bij José incheckt.
Henk had uitgecheckt bij het hotel. Hij had, omdat hij pas ’s middags zijn kamer leeg had gehaald, toch nog een deel van de kamerprijs, weliswaar exclusief ontbijt, moeten betalen. Een geval van typische Hollandse krenterigheid en bepaald geen gevalletje klantenbinding. Hij was te veel emotioneel afgestompt om zich daarover nog op te winden en had het gelaten geaccepteerd. Toch nog wat na-mopperend had hij zijn spullen bij elkaar gepakt en het hotel verlaten, op weg naar José.
Bij het appartementencomplex aangekomen waar José woonde verbaasde hij zich wederom over de uitstraling van het appartement. Vanaf de straat kon hij het topappartement waar José woonde zien liggen. Hij schatte de waarde toch ruim boven de drie ton, misschien wel vier . Hij was niet zo goed op de hoogte van de plaatselijke marktprijzen. In ieder geval was het een prijs die normaliter boven het budget van José moest liggen.
Wellicht dat ze een erfenis had gehad. Bij de hoofdingang aangekomen drukte hij op nummer 69, zou het ooit zover komen? , het appartement van José.
De deur van de centrale hal ging open. Hij drukte op het knopje van de lift en toen de lift arriveerde stuurde hij hem naar de bovenste verdieping. De deur van het appartement stond open. Het was warm binnen want de zon had de hele dag naar binnen geschenen. José zat op het grote dakterras, ze had een dun zomerjurkje aangetrokken. Zo’n jurkje dat Roos ook wel eens aan had als ze langs kwam bij Ingrid en waar hij met plezier naar mocht kijken, wijd vallend, lekker luchtig en weinig verhullend. Een glas witte wijn stond naast haar op een laag tafeltje.
‘Wil je ook een glas?’ wees ze naar het glas witte wijn.
‘Of wil je iets anders drinken?’
‘Ik ga eerst even dit apenpakje uittrekken, maar daarna wil ik wel een glas witte wijn.’
Henk liep naar binnen, zette de koffer met kleren die hij bij Ingrid het weekend had opgehaald op het bed in de kamer waar hij eerder had geslapen. Hij trok iets luchtigers aan wat nog wel een beetje afkleedde, want een beetje ijdel bleef hij en hij wilde op zijn manier zeker indruk maken op José. Hij liep naar het dakterras. José had al een glas voor hem ingeschonken. Hij ging naast haar in een comfortabele tuinstoel zitten.
‘Ik heb al wat te eten in de oven gezet, zelf een pizza in elkaar gedraaid.’ Ze stelde voor een stukje kaas te snijden, wat Henk niet afsloeg.
‘Zou Geert nu echt zijn ex-vrouw op de plek van Frans aannemen,’ zei José toen ze uit de keuken terug kwam met een plankje Franse kazen.” “Dat wordt oorlog met Judith. Nou ja oorlog, dan ga je uit van een gevecht. Dit gaat Judith gewoon niet overleven.’
Henk hoefde niet te raden waarom, één blik op Geert zijn 'ex' was voldoende geweest.
‘Hoe heet ze eigenlijk?’
‘Fleur.’
‘Grappig, dat vind ik zo op het eerste gezicht helemaal niet bij haar passen.
Het lijkt mij trouwens meer een naam voor een vriendin van Ingrid.”
‘Zo heet die dame uit de PVV-fractie trouwens ook,’ zei Henk. Het moest toch niet gekker worden.
Hoe de pizza goed smaakt en Ingrid vraagt of ze nog geneukt hebben.
De pizza die José gemaakt had was lekker, een grote vierkante op een bakplaat gemaakt met paprika, ui, ansjovis, tonijn en de onvermijdelijke tomatensaus en kaas.
Ze hadden beiden een groot stuk afgesneden en hadden lekker buiten op het terras in de late middagzon de pizza opgegeten.
Ze zaten nu te genieten van een cappuccino.
Henk zijn mobiel ging over. Hij stond op om hem makkelijker met zijn hand uit zijn broekzak te kunnen halen. Hij keek op het scherm.
‘Ingrid,’ zei hij.
‘Moet ik even weggaan?’
‘Nee, blijf zitten, het is jouw huis.’
Hij had zijn mobiel inmiddels aangenomen.
‘Waar ben je,’ stak Ingrid gelijk, zonder inleidende begroeting, van wal. “Ik hoorde je met iemand praten, je bent toch zeker niet meer op je werk, of ben je bij Frans. Ik wil niet dat hij weet dat wij ruzie hebben.’
‘Bel je me nu om me te vertellen dat ik tegen niemand iets mag zeggen?’
‘Nee, maar waar ben je?’
‘Is dat belangrijk?’
‘Nee, maar ik hoorde je tegen iemand praten.’
Henk had helemaal geen zin om Ingrid te antwoorden en te vertellen waar hij was. Het ergerde hem dat ze gelijk weer begon hem ter verantwoording te roepen en wilde weten waar hij was. Het ging haar niets aan. Hij besloot de vraag te negeren.
‘Maar waarom bel je me eigenlijk?’
‘We hebben een kijker gehad voor het huis.’
Henk schrok want dit was nog niet eerder gebeurd. Ze hadden nog geen kijkers gehad, maar het hoefde nog niets te betekenen. Kijken was immers nog geen kopen.
‘En wat voor mensen waren het?’
‘Een stel van een jaar of vijfendertig Ze hadden drie kinderen bij zich en kwamen uit het westen. Hij had werk in de buurt gevonden en ze zochten met spoed een huis. Ze leken me enthousiast.’
Henk voelde zich een beetje misselijk worden. Dit ging allemaal veel te snel. Hij had een plek nodig, die hij zich eigen gemaakt had waar hij zich terug kon trekken. Al kon hij daar nu vanwege omstandigheden natuurlijk even geen gebruik van maken. Hij dreigde ontheemd te raken, ontaard.
‘Denk jij dat ze willen kopen?’
‘Hoe kan ik dat nu weten?’ klonk Ingrid geërgerd aan de andere kant van de lijn.
Henk kon van die domme vragen stellen. Het zou mooi uitkomen in ieder geval.
‘Ik hoop het, dan kunnen we iets anders kopen.’
‘Hoe zo, kunnen wé iets anders kopen,’ reageerde Henk geërgerd.
‘Je zit zeker weer bij José,’ klonk het venijnig aan de andere kant.
Hoe ze daar nu weer achter was gekomen. Ingrid had daar een extra zintuig voor.
‘Altijd hetzelfde met jullie mannen.’
‘En heb je nog geneukt, lullo,’ schreeuwde ze bijna door de telefoon.
‘Nee, nog niet,’ zei Henk lachend, maar Ingrid had de telefoon al neergegooid, niet geïnteresseerd in het antwoord. Hoe Ingrid daar nu weer ineens op kwam.
‘Wat vroeg ze?’ vroeg José.
‘Of we nog geneukt hadden.’
‘Nee, nog niet, hè?’
Hoe Ingrid samen met Roos nadenkt over de toekomst en Ingrid niet van plan is ooit te gaan werken.
‘Hij zit weer bij José’, zei Ingrid tegen Roos.
Roos zat bij haar op de bank. Ze hadden net het journaal zitten kijken, Niet van de commerciëlen, die vond ze altijd zo hijgerig. Alles moest altijd een show zijn, zo had ze het gevoel. Al moest ze toegeven dat ze het weer met Erwin Krol ook niet echt om aan te zien vond. Dat overdreven gedoe met die handen en vijfendertig graden heerlijk zomerweer vinden. Kon die man niet gewoon met pensioen of anders naar de commerciëlen.
Het nieuws was niet bijzonder geweest, de beurzen waren langzaam weer aan het instorten, er waren heftige discussies geweest over de toon van de grote blonde leider en zijn rol als gedoogpartner, geen onderwerpen waar zij werkelijk in geïnteresseerd was, zoals het milieu of cultuur. Ze kon zich nog herinneren dat er een paar jaar geleden een lynx gespot was op de Veluwe dat wekenlang het nieuws had gedomineerd. Ze was zelfs nog gaan kijken een keertje vroeg op een ochtend, samen met Henk. Het was heel spannend geweest. Ze hadden een vrouwtjes everzwijn met jongen gezien en een paar reeën, maar geen Lynx.
‘Dat had je kunnen verwachten.’
‘Waarom had ik dat nu weer kunnen verwachten?’
‘Nou, door hem gelijk te beschuldigen drijf je hem als het ware naar José toe, want wie kent hij daar nog meer? Je kunt toch moeilijk verwachten dat hij de hele tijd in hotels slaapt, dat gebeurt alleen in soaps.’
Ja, mannen waren wel heel simpele wezens, makkelijk te voorspellen in hun gedrag als het om emoties en relaties ging. Daar had Roos wel gelijk in. Tenslotte had Roos ruime ervaring met relaties en vooral met het verbreken daarvan. Dit was voor haar de eerste keer en het ging haar duidelijk nog niet goed af. Ze wist zelfs nog niet eens of ze het wel wilde.
Ze was de laatste dagen veel met Roos samen geweest. Het was erg gezellig geweest, maar het gaf toch niet dat gevoel dat ze ondanks alles met Henk had. Niet dat ze spijt had. Alle het nieuwe moest wennen.
‘Wat vond hij er van dat er een kijker was geweest?’
‘Ik weet niet, hij schrok er een beetje van. Ik verdenk hem er van het huis bewust te duur te koop te hebben gezet. Hij kende de makelaar. Hij zal wel een dealtje gemaakt hebben.’
‘Bedoel je dat hij een afspraak gemaakt heeft dat er niemand mag komen kijken of zou hij de vraagprijs gewoon te hoog vastgesteld hebben?’ vroeg Roos zich hardop af.
‘Wat vind jij eigenlijk Ingrid, wil jij wel verhuizen?’
‘Heb ik enige keuze? Ik kan mij niet voorstellen dat Henk me hier zomaar laat wonen en zelf ergens op een houtje gaat zitten bijten. En daarbij komt dat ik het hier wel heb gehad. Wat houdt mij hier? Met de buren heb ik hier amper contact. De enige echte vrienden die ik hier heb zijn jij, en Merel een beetje. Maar die is zo maf en met zichzelf bezig daar, kan je niet echt op bouwen.’
‘Je zou toch iets kunnen regelen met Henk, wellicht een kamer verhuren en er zelf bij gaan werken. Als je het laat taxeren zal er echt niet dezelfde zes ton uitkomen die jullie er nu voor vragen.’
Bij het woordje “werken” had Ingrid even onrustig op haar stoel geschoven. Ze kreeg een vieze smaak in haar mond. Ze hield niet van werken, nee, meer noch, ze hield niet van werken voor een baas. Niet dat ze daar veel ervaring in had. Sinds ze getrouwd was met Henk, nu bijna vijfentwintig jaar geleden, had ze nog nauwelijks gewerkt. Alleen vrijwilligerswerk, daar was het wel gebleven.
Ze moest er niet aan denken te moeten gaan werken. Kon Henk niet gewoon alimentatie betalen? Toch moest ze een besluit nemen met wellicht verstrekkende gevolgen.
Hoofdstuk 13, Verkocht
Hoe ze een bod op hun huis krijgen en Ingrid tot verkoop overgaat.
Een paar dagen later zat Ingrid aan de koffie, aan tafel, de ochtend krant door te nemen. Ze was nog niet helemaal wakker en het was nog te fris om buiten te zitten. Ze had net op haar nuchtere maag de kattenbak verschoond, een klus die Henk meestal deed, en het vuil aan de kant van de weg gezet, toen de telefoon ging.
Het was de makelaar. De kijkers van begin van de week hadden een bod uitgebracht van vijfhonderdtachtigduizend euro. Ze was gelijk klaarwakker. Dat was toch redelijk in de buurt van de vraagprijs. Ze vroeg zich af of ze hem niet moest doorverwijzen naar Henk. Maar aangezien Henk blijkbaar helemaal niet wilde verkopen, zoals Roos had vastgesteld, leek het haar handiger dit appeltje zelf maar te schillen.
Eigenlijk was Henk meer van de grote financiële transacties, maar de makelaar had haar gebeld en Henk was er niet.
Tenslotte had ze net de kattenbak verschoond, een andere vaste taak van Henk overgenomen, dus waarom zou ze deze taak ook niet overnemen?. Ze waren toch in gemeenschap van goederen getrouwd en zij was toch niet handelingsonbekwaam in dit soort zaken.
‘Dat is een mooi bedrag, bijna de vraagprijs,’ zei ze daarom.
‘Ja, ze hebben haast,’ had de makelaar gezegd.
Dat was een goed teken wist Ingrid.
‘Hoeveel haast precies?’ had Ingrid gevraagd.
‘ Het liefst zouden ze nog voor het eind van de zomervakantie tot overdracht overgaan.’
‘Dat is wel erg snel, ik weet niet of dat zo snel gaat lukken,’ had Ingrid slim geantwoord.
‘Ze zijn bereid om eventueel tot vijfhonderdnegentig te gaan.’
‘Ik denk dat het dan wel zou moet lukken,’ had Ingrid gezegd de woorden langzaam uitsprekend als of ze terwijl ze sprak in haar agenda de mogelijkheden aan het onderzoeken was.
‘Waar kan ik Henk bereiken,’ had de makelaar nog gevraagd.
‘Dat lijkt mij niet nodig, denkt u dat ik als vrouw daarover niet een besluit kan nemen. Ik overleg dit zelf wel even met Henk.’
‘Maar ik had met Henk afgesproken dit met hem te regelen,’ had de makelaar nog tegengesputterd.
‘Dat lijkt mij niet meer nodig u heeft het nu met mij geregeld. U kunt aan de koper zeggen dat wij akkoord gaan met vijfhonderdnegentigduizend.’
‘Maar..’
‘Vijfhonderdnegentig . Laat u de nodige stukken opmaken,” had ze professioneel en beslist het gesprek afgesloten.
Ze was er trots op hoe ze dit gesprek zakelijk had afgerond. Henk zou zeker ook trots op haar kunnen zijn. Een goede gezonde zakelijke transactie volgens de regelen der kunst.
Ze maakte nog een kop koffie met hun pas aangeschafte Nespresso en pakte de telefoon. Ze moest Henk het goede nieuws vertellen, dat zij zonet het huis verkocht had voor bijna de vraagprijs.
‘Met Henk.’
‘Henk…’
‘Kan het even wachten ik zit net in een bespreking.’
‘Nee, het kan niet wachten en daarbij komt dat het erg onbeleefd is om als je in een bespreking zit je telefoon op te nemen, dus zo belangrijk zal die bespreking ook wel niet zijn.’
‘Nou snel dan.’
‘Ok goed jij je zin, zit je goed stevig?’
‘Ja hoor ik zit prima.’
‘Nou houd je vast, je zult trots op me zijn, ik heb het huis verkocht.’
‘Wát!’
‘Ja, voor vijfhonderdnegentigduizend euro, goed hè.’
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn.
Hoe Henk in gesprek is en Ingrid opbelt.
Geert had besloten zijn ex, Fleur, aan te nemen. Ze kon eigenlijk direct beginnen, wat een groot voordeel was. Ze zat tijdelijk ‘between jobs’ en daardoor was ze eerder geneigd om op het bod van Geert in te gaan.
Ze konden het nog steeds goed met elkaar vinden. De afgelopen dagen hadden ze elkaar een paar keer gesproken om toch een aantal zaken vast te leggen over bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden. Een noodzakelijkheid gezien hun privé-connecties.
Blijkbaar waren ze daar goed uitgekomen want nu zat Henk samen met Henk-Jan aan tafel bij Fleur en Geert om de laatste zaken te regelen. Eigenlijk was het meer een overdracht van taken die Henk nooit of bijna nooit had uitgevoerd. Hij zat er een beetje voor spek en bonen bij maar, gelukkig was Henk-Jan veel beter op de hoogte.
Eigenlijk kon hij zijn gedachten er ook niet zo goed bijhouden. Geert had het hem en passant meegedeeld, meer was het niet, dat hij nog drie weken de tijd had zijn klus af te ronden. Blijkbaar had Geert door waar zijn kwaliteiten in ieder geval niet lagen.
Het liefst wilde hij nu dat het allemaal snel voorbij was, dat hij weer terug naar zijn kamer kon, de deur achter zich kon sluiten en een beetje doelloos voor zich uit kon gaan zitten staren. Hij was lusteloos en ongemotiveerd. Wat zo mooi begonnen was, eindigde nu in een complete desillusie. Hij bleef met een enorme kater achter en met het gevoel dat hij bij lange na niet dat resultaat bereikt had wat normaliter toch van hem verwacht mocht worden. Dit zou hem geen mooie referentie opleveren.
Hij schrok, zijn telefoon ging. Hij was hem blijkbaar vergeten uit te zetten. Zonder na te denken en volstrekt tegen zijn gewoonte drukte hij het gesprek niet weg, maar nam het aan.
‘Met Henk’
‘Henk...’
‘Kan het even wachten ik zit net in een bespreking.’
‘Nee, het kan niet wachten en daarbij komt dat het erg onbeleefd is om als je in een bespreking zit je telefoon op te nemen, dus zo belangrijk zal die bespreking ook wel niet zijn.’
Typisch Ingrid om daar weer een aanmatigende mening over te hebben.
‘Nou, snel dan,’ zei hij.
‘Ok, goed ,jij je zin, zit je goed stevig?’ Wat was dat nu weer voor een vraag. Hoe erg kon de mededeling nu zijn om hem van zijn stoel te laten vallen.
‘Ja, hoor ik zit prima,’ zei hij
‘Nou houd je vast, je zult trots op me zijn, ik heb het huis verkocht.’
‘Wát!’ Henk trok wit weg.
‘Ja voor vijfhonderdnegentigduizend euro, goed hè.”
Hij hoorde het bedrag nauwelijks. Langzaam haalde hij de telefoon bij zijn oor vandaan en legde hem langzaam op tafel.
‘Ze heeft het huis verkocht,’ zei hij, ‘voor vijfhonderd negentigduizend eurogeloof ik.’
‘Nou gefeliciteerd,’ zei Geert, ‘dat is toch één van de geheime kwaliteiten van vrouwen geloof ik: onderhandelen,” en hij keek veel betekenend naar Fleur
Hoe Henk een bui van somberte heeft en zijn makelaar maar eens belt.
Henk was in trance naar zijn werkplek teruggelopen. Halverwege de gang was hij nog bijna over zijn eigen benen gestruikeld en languit gegaan. Hij was nu echt dakloos, met slechts een koffer trok hij van slaapplaats naar slaapplaats afhankelijk van de welwillendheid en goedheid van anderen. Het melodrama hakte er weer flink in. Hij had zin om eens hartgrondig te gaan zitten janken. Er waren dingen gebeurd in zijn leven die zijn hele bestaan op zijn kop hadden gezet en hij had geen flauw idee waar te beginnen om weer met beide voeten op de grond te belanden, min of meer een nieuw evenwicht zoekende.
Hij wilde weg, direct, maar waarheen?
Hij kon toch moeilijk aan José vragen of hij de sleutel van haar appartement mocht omdat hij even een dipje had. Voor hetzelfde geld was ze bang dat hij zich wat zou aandoen in haar appartement, zich verhangen of zo, wat kende ze hem nou. Hij was weleens eerder somber geweest maar zo somber als nu nog nooit. Hij voelde zich bijna depressief, al was dat toch een andere staat van hoedanigheid, die soms met een pilletje te verhelpen viel. Maar wat hij nu had was anders, erger, veel erger. Hij had ongelofelijk veel medelijden met zichzelf. Was hij maar nooit weggelopen. Misschien had hij er beter om kunnen lachen en plagerig een triootje voorgesteld. Dat had hem zelf ook nog wat opgeleverd en dan was het toch nog gezellig geworden.
Niet dat hij zo op seks gericht was, juist helemaal niet, maar als hij dan toch beschuldigd werd en de lasten moest dragen dan ook maar de lusten, het consumeren.
Nog drie weken, had Geert gezegd, Was dat genoeg vroeg hij zich af. Het was wel wat kort, maar doenlijk. Hij probeerde zich te herpakken en aan werk te denken. Dit was niet het moment geweest om daar eens flink moeilijk bij te gaan zitten kijken, met het oogmerk er nog twee weken meer uit te slepen. Die drie weken waren een beleefdheidsaanbod geweest. Een kans om er nog iets van te maken. Hij moest die kans met beide handen aangrijpen.
Hij besloot de makelaar maar eens te bellen.
Hij had zijn '06'. Hij kreeg hem direct aan de lijn.
‘Met Henk, ik hoorde van Ingrid dat je mijn huis verkocht had?’
‘Ja, vijfnegentig. Was dat wat je er van verwacht had?’
‘Nee, dat was zes ton.’
‘Ben je het er dan niet mee eens? Ik kreeg van Ingrid de indruk dat zij de ruimte had om te onderhandelen.’
‘Nee, het is goed,’ loog hij professioneel, ‘maar als het dan zover is dan schrik je toch wel even. Het is zo onherroepelijk en zo snel . Je weet, ik hoefde niet zo nodig. Ik denk dat ik in die korte tijd niet iets anders geschikt vind dus ik heb iets tijdelijks nodig, liefst huur, minimaal vier kamers en wellicht een opslagruimte, maar dat laatste hoeft niet persé in de buurt van de woning te zijn.’
Stress, spanning omzetten in gestructureerd handelen was één van zijn kwaliteiten. Je zelf snel bij elkaar rapen en oplossingen bieden.
‘Ik heb een hekel aan zo’n pakhuis waar je alles in een container of zo’n houten box kwijt kunt. Ik moet er gemakkelijk bij kunnen. Zou je voor mij eens kunnen kijken.’
‘In de buurt?’
‘Ik moet je zeggen dat het mij eigenlijk niet veel uitmaakt een straal van een kilometer of dertig vind ik op zich prima, maar als je verder weg iets leuks vindt mag je het me ook melden.’
‘Weet je ik zoek morgen wel even in mijn database. Jullie waren toch eigenlijk op zoek naar iets met meer grond, een boerderijtje of zoiets.’
‘Ja, maar dat heeft nu even wat minder haast.’
‘Ik heb eventueel wel wat in de aanbieding een beetje vervallen, maar constructief niks mis mee.’
Henk zou daar normaal gesproken niks op tegen hebben maar besloot onder de huidige omstandigheden nog even zijn beurt over te slaan.
Hoe Ingrid Roos in haar vreugde laat delen en Roos alleen maar bezwaren ziet.
‘Roos, Roos, ik heb ons huis verkocht!’
Ingrid klonk bijna hysterisch aan de andere kant van de lijn.
‘En weet Henk het al?’
‘Ja, maar hij zei niet veel, hij zal wel blij zijn, slechts tienduizend onder de vraagprijs. Kunnen we eindelijk iets anders leuks gaan zoeken.’
‘We? Ik ga niet mee verhuizen hoor.’
‘Nee, dat weet ik ook wel, ik bedoelde Henk en ’ik.
‘O, ik had toch de stellige indruk dat jullie uit elkaar aan het gaan waren en dat Henk andere plannen met zijn leven had. Wellicht met een zekere José?’
‘Nee, dat is toch slecht een bevlieging. Je weet toch hoe mannen zijn?’
Dat wist Roos inderdaad en dat betekende niet veel goeds voor het idee van Ingrid, dat Henk wel snel zou terugkomen. Als mannen eenmaal van de verboden, veel jongere vrucht, geproefd hadden en aan het shoppen waren dan was er veelal geen houden meer aan. Ze had er in haar liefdesleven al een paar langs zien komen.
‘Nou ik zou er in ieder geval niet te makkelijk overheen stappen. Er valt bij jullie volgens mij nog heel wat uit te praten.’
‘Als hij moeilijk doet vraag ik gewoon heel veel alimentatie, dan draait hij vanzelf wel bij.’
Een financiële houtgreep leek Roos geen stabiele basis voor de voortzetting van hun relatie.
‘Heb je al enige juridische stappen ondernomen,’ ging Roos door om Ingrid weer enigszins proberen terug te krijgen in de realiteit, ‘advies ingewonnen, of zoiets?’
‘Henk is vreemd gegaan, ik niet!’
Ze wist, het had geen zin hier tegen in te gaan. Ingrid had nu eenmaal het beeld in haar hoofd geprent van een vreemd gaande Henk en het was nu aan hem om de zaken te regelen.
Maar ze kon zich bij Henk van alles voorstellen, zelfs dat vrouwen verliefd op hem werden, maar Henk die vreemd ging dat was voor haar een brug te ver. Toch probeerde ze het tegen beter weten in nog een keer.
‘Kom Ingrid, je weet toch dat Henk dat allemaal te ingewikkeld vindt.’
‘Ja, ja en jij gelooft dat. Juist de mannen die zeggen het nooit te zullen doen, dat zijn degene die vreemd gaan. Je weet toch hoe begerig hij altijd naar jou kijkt, zeker als je weer eens iets aan hebt wat weinig te raden overlaat.’
‘Jij niet dan?’
Ingrid moest lachen, daar had Roos gelijk in, dat was geen sterk argument van haar. Wie keek er nu niet naar Roos. Roos was toch van een zeldzame schoonheid.
‘Je hebt me trouwens nog helemaal niet gefeliciteerd met het feit dat ik het huis verkocht heb. Je hebt alleen maar bezwaren opgeroepen,’ zei Ingrid ineens.
‘Ik vind het ook een beetje een raar idee en ik heb het gevoel dat je absoluut niet stilstaat bij de gevolgen. Het huis moet helemaal leeg. Ga je alles opslaan? Henk moet iets anders hebben en jij hebt ook nog niets anders. Heb je het allemaal wel goed doordacht? Het is allemaal ineens zo impulsief.’
‘Dat is toch geen probleem, dan kom ik toch gezellig bij jou wonen voor die paar weken tot Henk en ik iets anders gevonden hebben.’
‘Dat lijkt mij geen goed plan.’
Ingrid schrok van de stelligheid waarmee Roos dat zei. Had ze wellicht over alles toch iets te makkelijk gedacht?
Hoe het verblijf bij José tot sleur dreigt te verworden en opeens alles anders is.
Het was al de vierde dag dat Henk bij José sliep. Er was nog steeds niets gebeurd. Henk had stilletjes gehoopt dat het misschien een beetje uit de hand zou lopen. Zijn mantra had hij eventjes in de ijskast gezet. Maar Roos had keurig netjes elke ochtend haar kamerjas van het haakje aan de binnenkant van haar kamerdeur gehaald en aangetrokken. Hij had de afgelopen vier ochtenden zelf een stukje mee gerend en hij voelde zich, ondanks de spierpijn, een stuk fitter. Ze hadden keurig netjes om beurten gekookt en daarna gezamenlijk de afwas gedaan, koffie gedronken, wat televisie gekeken en daarna was ieder naar hun eigen bed gegaan. Alsof ze al jaren lang getrouwd waren. Of hij met Ingrid was in plaats van met José. Het begon al een beetje op sleur te lijken, maar toch broeide er onderhuids wat. Het leek wel of ze allebei wisten dat dit de opmaat was naar iets dramatisch, iets onvermijdelijks fysieks.
José daagde hem zo af en toe overduidelijk uit met een seksuele toespeling en Henk stond dan een beetje te schutteren, wat José weer zeer vermakelijk vond.
Ze praatten niet tot nauwelijks over het werk. Wel over wat hen bewoog, wat ze bezighield.
Maar deze avond was anders. Henk had verteld over het gesprek dat hij met Geert en Fleur had gehad, dat zijn klus er bijna opzat, maar nog niet over het huis wat bijna verkocht was en de onzekerheid die dat met zich meebracht. Hij wilde José daar niet mee vervelen. Hij zou snel genoeg iets anders tijdelijks gevonden hebben.
Ze hadden een flesje wijn tijdens het eten achterover geslagen en José had de afgelopen dagen nog geen enkel teken gegeven dat ze de aanwezigheid van Henk vervelend vond. Sterker, ze scheen zijn aanwezigheid op prijs te stellen. Het was hem opgevallen dat José ogenschijnlijk op generlei wijze sociale contacten onderhield met andere mensen. Hij kon zich eigenlijk niet voorstellen dat José zo weinig vrienden had, dat ze nooit gebeld werd. Een vrouw met zo’n lichaam moest toch vrienden hebben, zeker mannelijke.
Ze zaten lekker op het dakterras. Het was een heerlijke zomerse dag geweest; de temperaturen waren hoog opgelopen en de dertig graden was bijna aangetikt. De temperatuur was langzaam naar een dragelijker niveau gezakt, maar de avond voelde nog zwoel aan, prima terrasjesweer.
Henk had iets makkelijks aangetrokken dat hij die dag nog gekocht had omdat zijn schone kleren bijna opraakten en hij bovendien merkte dat hij de afgelopen weken van alle stress en de extra beweging wat was afgevallen.
‘Nog een Tia Maria bij de koffie?’ vroeg José ineens.
‘Ja, lekker,” antwoordde hij.
José lachte mysterieus, stond langzaam op, liep naar binnen en kwam met twee glaasje Tia Maria terug. Ze zette ze voorzichtig op de tafel die tussen hen in stond.
José ging voor hem staan en keek hem aan. Ze torende hoog boven hem uit. Hij moest zijn hoofd naar achter buigen om haar gezicht te kunnen zien. Hij vroeg zich af wat haar bedoeling was. Hij begon zich ongemakkelijk te voelen.
‘Ik had je nog wat beloofd wanneer je weg zou gaan,’ zei ze plotseling op een zachte toon.
Henk keek haar vragend en niet begrijpend aan.
Ze sloeg haar armen ineens kruislings over haar borst en duwde met haar wijsvingers de beide schouderbandjes van haar jurk opzij. De jurk begon langzaam naar beneden te glijden, over haar borsten, langs haar heupen tot hij op de grond viel. Henks ogen werden groot en zijn mond zakte langzaam open, want ze had er niets onderaan.
Henk hapte naar adem, zijn adem stokte. Voor hem stond het ‘naakt’, wellicht een ander hoofd maar het zelfde goddelijke lichaam. Ze pakte zijn handen, duwde ze opzij en ging met haar gezicht naar hem toe op zijn schoot zitten. Ze begon de knoopje van zijn shirt los te maken, langzaam, één voor één, terwijl ze hem recht bleef aankijken. Een glimlach om haar mond. Voorzichtig legde hij zijn handen om haar middel.
‘Kan niemand ons hier zien?’ vroeg hij nauwelijks verstaanbaar.
Ze legde haar vinger op zijn mond en zei zachtjes: ‘Ssst.’
Wat kon het hem ook eigenlijk schelen of iemand hem zag. De hele wereld mocht hem nu zien. De deur naar de zevende hemel was langzaam open gegaan.
‘Ik zei toch dat je mijn aanbod van het naakt niet te lichtzinnig moest afwijzen.’
Ze boog zich langzaam naar hem toe en drukte een kus op zijn mond. Haar borsten drukte zacht tegen hem aan. Hij begon last van spierspanning te krijgen. Ze voelde het.
Ze schoof van zijn schoot af, ging op haar knieën zitten en maakte voorzichtig zijn riem los.
De wereld om hem heen veranderde plotseling: alle zorgen en sombere gedachten waren voor even verdwenen. Niets was plotsklaps meer ingewikkeld.
Waar had hij dit aan verdiend?
Hij was verkocht!
*
Hoe Henk verkocht is en het cadeau slechts eenmalig mag consumeren.
Dit was hem nog nooit overkomen. In de open lucht, op een dakterras waar niemand hen kon zien. Dat hij dít ingewikkeld, zelfs veel té ingewikkeld had genoemd.
Het was bevrijdend geweest, als vanzelf, José had hem bij de hand genomen en meegevoerd. Het was een compleet nieuwe ervaring voor hem geweest, een bijna spirituele. Er waren dingen met hem gebeurd waar hij het bestaan niet eens van kon vermoeden.
Hij was verkocht.
Hij lag nog op de bank die op het balkon stond en die zijn nut het afgelopen uur duidelijk had bewezen.
Naakt, na zwetend, lag hij naar een overvliegend vliegtuig te staren die een witte streep door de lucht trok. Wezenloos nagenietend. José kwam naar buiten lopen, ze had twee glazen water gepakt en zich ook nog niet aangekleed.
‘Heb jij altijd zo weinig aan onder je jurk,’ bracht hij er half kreunend uit.
Ze lachte mysterieus. ‘Soms’ zei ze.
‘Hoe dacht je anders dat ik die baan gekregen had en dit huis had gekocht?’ ging ze op licht spottende toon verder.
Ja, dat vroeg Henk zich ook nog steeds af.
‘Nou?’
‘Wil je het echt weten?’
‘Alleen als je het me wil vertellen.’
‘Ik wil je het wel vertellen, maar nu eerst even douchen.’
Ze pakte hem bij de hand en voerde hem naar de badkamer. Het toetje moest duidelijk nog volgen.
José had na het douchen twee badjassen gepakt en ze waren inmiddels weer buiten gaan zitten. Op het tafeltje stonden twee dubbele espresso’s.
Ik heb al een carrière achter me, daar heb ik dit huis en de baan aan overgehouden.’ Zo begon José opeens te vertellen.
‘Een moderne en luxe variant op het oudste beroep ter wereld. Ik vond het altijd vervelend als Frans, waarschijnlijk onbewust, het naakt, de hoer van Babylon noemde. Ik voelde me aangesproken, maar wist hij veel. Geert heeft mij deze baan aangeboden. Ja, hij was een periode een vaste klant vlak van me, vlak voor zijn scheiding. Hij heeft mij deze kans gegeven ik ben hem daar eeuwig dankbaar voor’
Ik ben ooit begonnen aan een studie business-management,’ ging José verder, ‘ik was te jong, net het huis uit en kon niet met geld omgaan. Mijn uitgavenpatroon was duidelijk niet in evenwicht met mijn inkomsten. Zo ben ik er een beetje ingerold en uiteindelijk kwam studeren op het tweede plan’
Ze hield even op met spreken om te kijken hoe Henk op haar woorden reageerde.
‘Waarom vertel je mij dit allemaal?’ vroeg Henk die zich toch een beetje ongemakkelijk begon te voelen bij zoveel openhartigheid.
‘Je vroeg ernaar en ik schaam me er niet voor.’
‘Ik vind seks leuk, de spanning, maar als gevolg van mijn eigen geschiedenis heb ik moeite me te binden. In een relatie is binnen de kortste keren de spanning weg en wordt seks sleur, een zich repeterende handeling en gaat het alleen nog maar over macht. Wie heeft de broek aan, wie is het mannetje?
Jij hebt nu genoten van het onverwachte en van dingen die Ingrid waarschijnlijk nooit met je deed, waarvan je het bestaan misschien niet eens wist.’
Dat was maar al te waar bedacht Henk zich.
‘Ik heb wel wat korte relaties gehad,’ ging José verder, ‘maar na verloop van tijd raakte ik verveeld.’
‘Maak je dus geen illusies, dit was eenmalig, het toegezegde iets vervroegde afscheidscadeau omdat ik er zin in had, ik je aardig en grappig vindt en jij nooit aanstalten maakte. Ik wil graag dat beeld van je houden als je straks weer verder gaat met je volgende klus. Je hebt nog drie weken en je logeert bij mij, dat zijn complicerende factoren. Maar dit weekend is het laatste weekend hier, daarna wil ik dat je verder trekt. Op het werk zijn wij dan gewoon goede collega’s. Morgen nemen we alle twee vrij, hebben een gezellig lang weekend en maandag is alles weer voorbij’
Ze nam een slok van haar espresso ten teken dat ze uitgesproken was.
Het was een koele en eigenlijk vrij zakelijke mededeling van José geweest. Na het teasen en het pleasen was blijkbaar bijna direct het moment van diepvriezen weer aangebroken. Henk wist waar hij aan toe was en wat te doen. Maar toch deed het een beetje pijn. Maar dat was voor later. Hij had nog een heel weekend
Hoofdstuk 14, Tijdnood
Hoe José een kleine aanpassing op Henk zijn kamer heeft gedaan en Henk de harde werkelijkheid tot zich laat doordringen.
Henk had die zondagavond ingecheckt in weer een ander hotel. Dit op aanraden van José. De zorginstelling had een gereduceerd tarief met de hotelier afgesproken, eigenlijk alleen bedoeld voor familie van cliënten zoals dat tegenwoordig zo mooi in het jargon heette, maar Henk kon er ook gebruik van maken. Hij wist nu dat hij zo snel mogelijk een definitieve tijdelijke oplossing moest kiezen, want hoewel het hotel niet duur was, bleef het zondegeld. Wellicht moest hij ergens wat gaan huren. Hij zou de makelaar maar eens bellen. Kijken of dat boerderijtje nog te koop stond.
Hij vroeg zich af hoe hij plannen kon maken als zijn leven van zoveel onduidelijkheden en open einden aan elkaar hing. Was de breuk met Ingrid definitief? Aan de ene kant hoopte hij eigenlijk van niet. Hij zag er tegenop om op zijn leeftijd weer op vrijersvoeten te gaan. De flirt met José had hem wel duidelijk gemaakt dat hij een aantrekkelijke kandidaat was, maar ook dat het wel heel vermoeiend was en dat mensenkennis onontbeerlijk was. Op zijn leeftijd experimenteren met relaties ging niet meer.
Waar ging een man op zijn leeftijd eigenlijk heen om een partner te zoeken. Het internet, social media, de kroeg, het werk? Hij had geen flauw idee. Bij het idee alleen al werd hij moe. Wellicht was het dan nog makkelijker om een huishoudster te nemen. Werkster vond hij zo’n rotwoord. Dat hoefde toch niet meer dan honderdvijftig euro per week te kosten, Altijd nog goedkoper dan Ingrid. Hij zou hooguit wat aanspraak missen, maar hij hoefde al het commentaar niet meer aan te horen.. Hoe langer hij er over nadacht, des te interessanter begon het hem te lijken, het was bepaald geen onaantrekkelijk perspectief.
Alleen blijven was geen optie, want wie zorgde er dan voor zijn natje en zijn droogje?
Het was allemaal zo perfect geregeld geweest.
Al lopend vanaf het hotel was hij bij zijn werk aangekomen. Toen hij de lift uit kwam stappen, zat José alweer op haar gebruikelijke plek achter de balie. Ze zei hem vriendelijk doch koel gedag.
Hij liep gelijk door na zijn kamer zette zijn tas op tafel om zijn laptop eruit te pakken toen hem iets opviel. Er bekroop hem een gevoel van gemis. Er ontbrak iets. Kwam het door de koele blik van José of was er wat anders aan de hand? Hij kon het niet gelijk duiden maar hij had iets gemist toen hij zijn kamer in kwam lopen er was iets veranderd. Hij draaide zich om en zag dat de plek waar het ‘naakt’ gehangen of liever gestaan had, leeg was. Het schilderij was verdwenen. Hoe had hij dat nou over het hoofd kunnen zien?
Hij liep resoluut zijn kamer uit naar José.
‘Het naakt is uit mijn kamer verdwenen.’
‘Daar had je toch een verzoek voor ingediend?’ zei José zonder van haar werk op te kijken. ‘Blijkbaar is dat verzoek eindelijk neergedaald in de diepste krochten van het dienstonderdeel dat jij tot voor kort nog aanstuurde,’ ging José op neutrale doch licht verveelde toon verder.
‘Volgens mij heb jij daar de hand in gehad.’
‘Dat zou zo maar eens kunnen. Ik dacht, je hebt nog maar drie weken de tijd om je klus af te maken en de invloed op jouw hormonale huishouding en de verleidingen waar je bloot aan werd gesteld werden te groot, waar ik overigens zelf hoogst persoonlijk een bijdrage aan heb mogen leveren.’
Ze liep lachend naar de kamer van Geert. Zou ze verslag gaan doen van het weekend, dacht Henk geschrokken.
Toen Henk weer op zijn kamer zat, greep hij zijn mobiel en zocht het telefoonnummer van zijn makelaar op.
‘Met Henk, je had het vorige week over een, zoals je dat zo mooi zei, karakteristiek boerderijtje. Ik zou dat graag een keer willen bekijken als het tenminste nog niet verkocht is. Kunnen we iets inplannen?’
‘Is prima Henk,’ klonk er aan de andere kant van de lijn, ‘maar met karakteristiek bedoel ik ook echt karakteristiek. Ik waarschuw je alvast.’
Ze kwamen snel tot een afspraak nog dezelfde week, de woensdag. Henk stelde vast dat hij nu precies dat aan het doen was, wat Ingrid graag wilde, namelijk op zoek naar een boerderij gaan. Gaf hij haar daar mee niet een vinger zodat hij uiteindelijk zijn hele hand moest afstaan en hij zijn net herwonnen vrijheid weer zou moeten inleveren?
Het maakte hem eigenlijk ook niet zo veel uit. Het gelukzalige gevoel dat hem het hele weekend schijnbaar had doen zweven maakte hem zorgeloos, maar begon allengs langzaam weg te ebben.
Hij stond bijna weer met beide voeten op de grond. Geconfronteerd met de harde werkelijkheid: een man van nog geen vijftig zonder vaste woon of verblijfplaats.
Hij was toe aan een nieuwe uitdaging.
Hoe Ingrid niet tijdelijk bij Roos kan wonen en de verkoop van het huis aanstaande is.
Nadat Roos zo resoluut het idee van Ingrid om gedurende haar zoektocht naar een nieuw huis tijdelijk bij haar te logeren had afgewezen, was er bij Ingrid een moment van verwarring geweest.
Zij beschouwde Roos toch als een vriendin, misschien wel haar beste, die haar door dik en dun diende te steunen en tijdelijke huisvesting, een logeerpartij, meer niet, hoorde zeker ook bij dat steunpakket. Als de overheid hele banken kon steunen dan was het toch niet teveel gevraagd, tussen vriendinnen, om elkaar te ondersteunen?
Was Roos wel de vriendin die zij dacht dat Roos was? vroeg zij zich af.
Ze was feitelijk door Roos in deze situatie gebracht.
De afgelopen dagen waren heel bijzonder geweest. Roos was het rustpunt geweest dat ze zo nodig had gehad tijdens deze zware crisis in haar gevoelsleven. Door Roos had ze een stap durven zetten, die ze anders nooit gezet had. Loskomen van de sleur, vrij zijn, eigen keuzes durven maken, voor zichzelf opkomen.
Ze zag het nog steeds als een goede stap en het feit dat ze nu blijkbaar ineens zelf dingen moest gaan regelen waar ze anders altijd Henk voor had gehad mocht haar niet aan het twijfelen brengen. Sterker nog, ze keek er naar uit het heft in eigen handen te nemen. Ze was een sterke vrouw en kon het ook wel zonder Henk of Roos allemaal regelen. Aanpakken en doorpakken was het devies.
Ze besloot de zaken gestructureerd aan te pakken en die ochtend eerst maar eens langs de woningbouw te gaan, voor een geschikt huurhuis. Daarna zou ze eens kijken of ze niet voor één of andere uitkering in aanmerking kon komen. Ze had immers geen inkomen, werken lag haar niet zo en er moest wel brood op de plank komen totdat Henk doorkwam met de alimentatie. Een kwestie van snel regelen, dan kon ze zich verder concentreren op de dingen die nog moesten gebeuren voor de overdracht.
Ze vroeg zich af wanneer Henk wat van zich zou laten horen. De overdracht van het huis was immers al snel.
Hoe een bezoekje aan de woningbouw niet het gewenste resultaat oplevert en Ingrid een teleurstelling rijker is.
Het was lekker weer. Ze pakte de fiets met de beide zijtassen en fietste goedgemutst richting het centrum waar ze een kleine woningstichting wist te vinden, die van die leuke kleine jarendertighuisjes in de verhuur had. Als ze dat snel kon regelen was dat probleem opgelost en kwam haar hoofd ook misschien wat meer tot rust.
De woningstichting was gevestigd in een rijtje kleine arbeiderswoningen die tot kantoor waren omgebouwd. Daar aangekomen zette ze haar fiets op slot tegen de gevel. Ze duwde de buitendeur open en liep naar binnen. Achter de balie zat niemand ,maar toen ze een paar stappen voorwaarts deed in het kleine halletje voor de balie kon ze de kantoorruimte inkijken.
Vanuit de hoek waar zij stond kon ze twee mensen zien zitten.
De ene was een man van even in de vijftig, zo schatte ze, met een kalend hoofd, die over zijn bril heen kijkend bijna met zijn neus op het beeldscherm gedrukt zat. Hij keek op toen ze binnen kwam en keek naar de andere persoon, een vrouw eveneens van een jaar of vijftig die twee bureaus verderop tegenover hem zat.
Ze had een niet al te prettige uitstraling, een enigszins chagrijnig gezicht. Blijkbaar was de blik van de man voldoende om haar tot actie te bewegen. Ze stond op om de nieuwe klant die voor de balie stond te helpen. Alsof het leven veel te zwaar was zette ze zich in beweging richting de balie en probeerde een beleefde lach op haar gezicht te toveren wat niet geheel lukte.
‘Wat kan ik voor u doen?’ vroeg ze.
‘Ik zoek een huurhuis, jullie hebben van die leuke kleine jarendertighuisjes,’ ging Ingrid enthousiast verder, die zich niet uit veld liet slaan door de schijnbare onwil van de vrouw tegenover haar..
De vrouw achter de balie ontdooide wat. Blijkbaar was dit een vraag waarvan het geven van het antwoord haar niet te veel belastte.
‘Ik heb hier een inschrijfformulier.’ Ze pakte onder de balie een formulier vandaan en gaf het aan Ingrid. ‘U kunt daar even gaan zitten om het in te vullen.’ Ze wees richting een klein kamertje naast de voordeur.
‘Heeft u een pen?’ vroeg Ingrid.
De vrouw draaide zich om en graaide een pen uit een bakje dat op haar bureau stond en gaf deze aan Ingrid.
‘Ik wil hem wel terug.’
Ingrid draaide zich om en liep richting het haar toegewezen kamertje en ging aan de kleine tafel, die met de korte zijde tegen één van de wanden van het de ruimte stond opgesteld, zitten en begon het formulier braaf in te vullen. Eerst de personalia, gewenste woningtype en nog wat andere van belang zijnde gegevens.
Ze was bij het woordje urgentie aangekomen. Ze kruiste het rondje wat bij “ja” stond aan op het formulier. Natuurlijk had ze urgentie, haar woning werd tenslotte verkocht, ze lag bijna in scheiding en kon niet bij haar vriendin logeren. Hoeveel redenen meer moest ze hebben. Bij het gevraagde inkomen vulde ze niks in.
Ze stond op en liep naar de balie, de chagrijnige vrouw stond weer op om het formulier in ontvangst te nemen.
‘U heeft geen inkomen ingevuld.’
‘Dat ga ik zo regelen bij de gemeente.’
De blik van de vrouw veranderde van een chagrijnige in een meewarige.
‘Ik wens u veel succes.’
‘Wanneer kan ik nu een woning bij jullie huren?’ vroeg Ingrid verwachtingsvol.
‘De gemiddelde wachtlijst is drie jaar, maar voor sommige woningen nog veel langer,’ antwoordde de vrouw koel en zakelijk. De zin kwam er bijna als een mantra uit. Blijkbaar was dit een standaard veel gegeven antwoord op een vaak gestelde vraag.
‘Maar ik heb urgentie,’ zei Ingrid geschrokken. Hier had ze geen rekening mee gehouden.
‘Heeft u die bij u, dan maak ik er gelijk een kopietje van voor in het dossier, bij het inschrijfformulier.’
Het woord dossier klonk haar niet vertrouwenwekkend in de oren.
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg ze geschrokken, ‘ik heb toch gewoon urgentie want ik heb ons huis verkocht en mijn relatie is beëindigd.’ Het kostte haar onverwacht veel moeite te zeggen dat haar relatie beëindigd was. Het deed duidelijk nog fysiek pijn. Ze voelde een lichte kramp in haar buik opkomen.
‘Relatie beëindiging is geen reden voor urgentie bij ons,’ zei de vrouw achter de balie koel, ‘en het verkopen van de woning al helemaal niet,’ voegde ze er op een pinnige toon aan toe. ‘Dat zijn beslissingen die uzelf neemt en u kunt niet verwachten dat wij zomaar een huis voor u uit de hoge hoed kunnen toveren,’ kwam er nog wat onvriendelijker uit.
‘Nu hoeft u niet gelijk zo vervelend te doen,’ zei Ingrid die boos begon te worden. ‘Kan ik er allemaal wat aan doen?’ Haar stem brak.
‘Waarschijnlijk wel,’ zei de vrouw, blijk gevend van een duidelijk gebrek aan tact en inlevingsvermogen.
Ingrid begon nu wel erg boos te worden. Hoe kon iemand nu zo weinig begrip tonen.
Plotseling kwam er een derde persoon, een man, vanaf de zijkant aanlopen. Ze had hem nog niet zien zitten omdat hij uit het zicht onttrokken was geweest. Hij had een pak aan, kort gecentimeterd haar en een vriendelijk gezicht. Blijkbaar had hij het hier voor het zeggen, want hij nam het gesprek over.
‘Misschien is het beter dat ik het systeem van woningtoewijzing even rustig aan mevrouw uitleg,’ zei hij tegen de vrouw, ‘wacht ik laat u even op mijn kamer.’ Hij deed een deur naast de balie open.
‘Wilt u wellicht een kopje koffie?’ Hij keek de chagrijnige vrouw aan met een blik die verried dat het hier duidelijk niet om een vraag ging.
‘Ja graag,’ zei Ingrid en liep achter hem aan.
Duidelijk met frisse tegenzin liep de vrouw naar achter om koffie te halen.
Hoe Ingrid een lijstje heeft gemaakt en daar “Henk bellen” aan toe voegt.
Ingrid had haar bezoekjes aan de woningbouw en de sociale dienst afgelegd en was twee ervaringen rijker en ook tegelijkertijd twee illusies armer. Een huurwoning zat er voorlopig dus niet in en een uitkering kon ze ook wel vergeten. Er was haar op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat werken voor haar de enige optie was.
De 'geluksmachine' bleek net afgeschaft en de overheid ging er blijkbaar vanuit dat wanneer je het inkomen van mensen stopte, zij zelf in actie zouden komen om in hun dagelijkse behoeften te voorzien. Dat was een domper. Ingrid geloofde heilig in de verzorgingsstaat die blijkbaar nu ineens ‘geluksmachine’ heette en was vast van plan niet mee te gaan in het overheidsdenken. Rechts was aan de macht. Was er in al die jaren socialisme dan helemaal niets bereikt?
Wat eerst zo makkelijk geleken had bleek toch allemaal een stuk complexer. Ze was er niet vrolijker van geworden. Maar ze had zich voorgenomen niet bij de pakken neer te gaan zitten. Ze had zelfs even serieus overwogen toch maar werk te gaan zoeken. Ze was zelfs al bij een uitzendbureau langsgegaan. Tenminste, ze was er langs gelopen, had schichtig naar binnen gekeken en had op de etalageruit twee vacatures zien hangen: afwashulp en productiemedewerker. Van schrik was ze snel doorgelopen.
Toen ze thuis was had ze een lijstje gemaakt met dingen die ze nog moest doen en ‘werken’ stond daarop, onderaan. Bovenaan het lijstje stond ‘juridisch’ advies.
Dat had ze voor zich uit geschoven maar het moment was nu toch echt aangebroken. Ze had eerst de punten ‘woonruimte’ en ‘uitkering’ willen af werken, tot nu toe met het bekende resultaat, omdat ze niet zo goed wist wat ze met dit punt aan moest. Advocaten hadden de neiging gelijk de zaak gestructureerd aan te pakken en daar was ze niet zo van, van het vaste stramien, anders was ze wel biologisch-dynamisch gaan tuinieren in plaats van in de permacultuur. Alles zou ineens in een stroomversnelling komen. Het nog te vermijden werd onvermijdelijk. Het was een stap, te ver die knop kon ze nog niet omdraaien. Als Henk dan zo nodig moest scheiden dan moest hij maar een advocaat in de hand nemen. Hij was begonnen, hij was weggelopen. Maar ze wist eigenlijk niet of hij wel wilde scheiden. Wat ze wel wist was dat het zo niet langer kon duren.
Ze had al ruim een week niets meer van Henk gehoord. Ze vroeg zich af hoe het met hem ging en of hij al helemaal was ingepalmd door die vreselijke José. Waarschijnlijk wel. Het vlees was tenslotte zwak, vooral het zijne. Ze merkte dat het haar niet lekker zat, het idee dat hij het met een andere vrouw deed. Iets waarvan zij nog steeds overtuigd was, ondanks de ontkenning. Het maakte haar boos. Er kwam een gevoel van jaloezie bij haar naar boven. Ze haatte dat, ze haatte José, ze haatte Henk, ze haatte de hele situatie.
Over een week moest ze al weg zijn. Ze was niet van plan het huis helemaal alleen leeg te ruimen. Als Henk niet met haar contact zou opnemen dan moest zij het maar doen. Ze nam aan dat hij de stukken van de notaris toch ook ontvangen moest hebben.
Zij besloot ‘Henk bellen’ direct aan haar lijstje toe te voegen.
Hoe Henk een brief van de notaris krijgt en besluit Ingrid maar eens te bellen.
De volgende dag bij binnenkomst lag er een enveloppe op zijn bureau. Afkomstig van een notaris. Blijkbaar had deze zijn werkadres weten te achterhalen. Hij maakte de enveloppe snel open. Even dacht hij dat het om de scheiding zou gaan. Hij schrok, zijn hart klopte in zijn keel. Hij verwierp het idee meteen, dan had de brief afkomstig moeten zijn van een advocaat. Die constatering bracht hem weer enigszins tot rust. Hij haalde diep adem.
Het ging om de verkoop van zijn huis. De brief ging over de datum waarop transport van hun woning zou plaatsvinden. Toen hij de brief doorlas zag hij, tot zijn schrik, dat de datum was vastgesteld op de dinsdag na het komende weekend, over een week dus al. Hij had nog maar een paar dagen de tijd zijn spullen op te ruimen en op te slaan.
Hij keek naar de datum bovenaan de brief. Hij had er blijkbaar vanaf het notariskantoor tien dagen over gedaan om op zijn bureau te komen. Lag dat nu aan de interne post, waar inderdaad vaak over geklaagd werd, of had het zo lang geduurd om hem te traceren? Dat laatste leek hem toch niet. Ze hadden toch Ingrid kunnen bellen. Zonder het antwoord op de vraag te weten overviel hem een lichte paniek. Hoe moest hij dit op lossen. Hij overwoog razendsnel de opties in zijn hoofd. Morgen al had hij een afspraak met de makelaar om zijn karakteristieke boerderijtje te bezichtigen. Hij noemde het nu al heel voorbarig zijn karakteristieke boerderijtje. Het zag er naar uit dat hij geen tijd en geen keuze meer had om op zoek te gaan naar een alternatief voor het boerderijtje.
Als dat snel opgeleverd kon worden, kon hij zijn spullen pakken en in een verhuiscontainer of zoiets stallen en vervolgens daarheen transporteren. Anders moest hij eerst kijken wat langer opgeborgen kon worden en welke spullen hij op korte termijn beschikbaar moest houden. Dat betekende keuzes maken, iets wat langer ging duren. Die tijd had hij eigenlijk al niet meer. Gelukkig hadden ze samen onlangs nog zijn zolder opgeruimd. Maar wat waren nu precies zíjn spullen. Ze zaten verdorie midden in een boedelscheiding. Hoe kon Ingrid dat nu zo regelen. Ze moesten nog eerst gaan bepalen wat van wie was en had Ingrid zelf eigenlijk al wat geregeld? Typisch Ingrid, die uit pure nijd de dingen op haar beloop liet. Hij zag het er nog van komen dat Ingrid en hij straks met zijn tweeën in zijn boerderijtje bij elkaar zouden zitten. Zij parmantig in het voorhuis en hij waarschijnlijk ergens achter in de stallen, tussen de verhuisdozen. Hij had verdorie nog maar een paar dagen. Er moesten spijkers met koppen geslagen worden. Een verhuiscontainer huren, waarschijnlijk twee, verhuizers, dozen, vrienden, haar vrienden, een planning maken. Alles maalde door zijn hoofd, de chaos werd steeds groter. Hij moest weg direct naar huis om al die zaken te regelen. Hij kon hier geen minuut langer blijven, schoot door zijn hoofd.
Hij was al op weg naar de kamer van Geert, toen hij zich halverwege de gang bedacht, dat hij niet wist wat hij moest zeggen. Hij kon toch moeilijk bij Geert aankomen met het verhaal dat hij iets over het hoofd gezien had, namelijk zijn relatieproblemen en zijn verhuizing. Hij zou zich compleet belachelijk maken en het greintje vertrouwen dat Geert in zijn capaciteiten nog had zou snel verdwenen zijn. Hij zou een belachelijke indruk maken en voor je het wist ging zoiets je nog zakelijk dwarszitten ook.
Hij draaide zich om en liep richting de balie. José was er niet. Hij boog over de balie heen om te kijken of hij een agenda of notitie vond waar hij uit op kon maken waar José was. Hij lag met zijn buik al half over de balie toen hij achter zich hoorde zeggen ‘Wat ben jij aan het doen?’
‘Goddank, José. Ik zocht iets waarop stond waar jij was.’
‘Is de nood zo hoog, waar heb je me voor nodig?’
‘Ik kom er net achter dat ik over een week het huis moet opleveren en er is nog niets geregeld. Nog niets ingepakt, we liggen in scheiding allemaal heel pijnlijk.’ Henk stond zenuwachtig een beetje van zijn ene been op zijn andere te huppen. Net of hij heel nodig moest plassen. Hij voelde zich zo ongelofelijk stom en klein. Niets was er over van de zelfverzekerde interimmanager, met zijn bovengemiddelde dagtarief, auto, huis en buikomvang. Als een klein kind liep hij een beetje bang en onzeker te huppen.
‘Hoe heeft dat zo kunnen gebeuren?’ vroeg hij zich hardop af.
‘Ja, waar is het misgegaan, hè Henk?’ Was de onverwacht sarcastische opmerking van José.
Henk negeerde de sneer, zijn hersenen draaide op volle toeren. ‘Damage-control’ was het enige waaraan hij dacht.
‘Ik moet direct naar huis, ik kan minstens een week niet aanwezig zijn.’
‘Dat zal Geert niet leuk vinden, we hebben net overleg gehad. Ik geloof toch al niet dat hij nog heel erg blij met je is.’
‘Wat nou weer, wat is dat voor onzin. Hij wist toch waar die me voor binnenhaalde.’ Henk was weer volledig bij de les. Aan dit soort gedrag had hij zo vreselijk de schurft dat gepiep altijd aan het eind van een opdracht omdat dingen anders waren gelopen dan van te voren bedacht. Hadden ze maar op tijd moeten bijsturen, de regie moeten houden. Aan zijn rapportages lag het niet.
‘Nou als het mijnheer Geert niet ontrieft en meer waarschijnlijk tot zijn genoegen mag je hem mededelen dat Henk dit pand aan het eind van deze middag definitief verlaten zal hebben nadat hij nog hedenmiddag het noodzakelijke afrondings- en overdrachtsdocument geproduceerd heeft.’
Hij draaide zich bijna op de hakken om en liep parmantig met grote stappen naar zijn kamer, ging achter de grote ronde tafel zitten en opende zijn laptop.
Hij besloot echter eerst Ingrid maar eens te bellen. Ze moesten dit maar als volwassenen proberen op te lossen.
Hoe Henk met Ingrid belt en Roos even niet welkom is.
‘Met Henk.’
Henk had gezien dat het Ingrid was en had de telefoon opgenomen.
‘Hoi Ingrid, ik wilde je net bellen. Ik kreeg vanmorgen een brief van de notaris over de overdracht en….’
‘Die smoes die ken ik, dus je weet inmiddels dat over een week de overdracht al is.’
‘Dat wilde ik je net vertellen.’
‘Of dat ik dat zelf al niet weet, dacht je dat jij alleen die brief kreeg?. Ik heb hem ruim een week geleden al ontvangen. Ik heb gewacht. Ik dacht, hij zal wel bellen om wat zaken te regelen. Er moet immers nog zoveel gebeuren. Maar, nee hoor ik moet altijd alles zelf doen. Je zult wel weer te veel afgeleid zijn geweest door van alles en nog wat. José, je drukke werk. Te druk om de dagelijkse beslommeringen, zoals het verkopen van een huis, een beetje te volgen.”
Hoe Ingrid het altijd weer voor elkaar kreeg om hem binnen twee minuten tegen het plafond aan te jagen, onbegrijpelijk. Hij had net een poging willen wagen om te kijken of ze wellicht tot een oplossing konden komen. Hij had tenslotte nu dát gedaan waar zij hem in eerste instantie van beschuldigd had en hij had er met volle teugen van genoten. Als je dan toch constant valselijk beschuldigd werd kon je proberen de ander te overtuigen dat het een valse beschuldiging was, je er bij neerleggen dat je voor rotte vis werd uitgemaakt of gewoon dat doen waar je van beschuldigd werd. Daarmee was in ieder geval de disbalans weggewerkt. Dat punt was dus wat hem betreft afgehandeld en van tafel.
Nu begon ze hem gelijk de wind van voren te geven. Elke lust om verder te praten om maar iets in te schikken, haar tegemoet te komen, verdween meteen.
‘Ingrid luister nou eerst eens voor je gelijk weer zo te keer gaat.’
‘Ik, te keer, jij reageert gewoon nergens op.’
Hij hield zijn mobieltje in zijn hand zijn arm gestrekt zo ver mogelijk van zijn oor vandaan en nog kon hij haar luid en duidelijk horen. Eerst maar eens laten uitrazen.
‘ingrid,’ riep hij, toen ze blijkbaar even moest ademhalen tussen twee zinnen, hard in de microfoon terwijl hij deze weer bij zijn mond hield, ‘houd nou eens eindelijk je klep.’
Hij wist zeker dat ze hem op de gang gehoord moesten hebben.
Het was eindelijk stil aan de andere kant.
‘Ja,’ klonk het een stuk rustiger aan de andere kant.
‘Ik weet dat je me niet meer gelooft maar ik kreeg die brief dus pas vanmorgen. Zoals je terecht zegt dringt de tijd. We moeten nog veel doen. Ik weet niet of jij al iets van vervangende huisvesting hebt, maar ik nog niet. Dus we hebben, denk ik, een gezamenlijk probleem, dat we samen kunnen oplossen. We kunnen daarom beter samenwerken dan tegenwerken, stel ik zo voor. Ik kom straks naar huis toe, de opdracht hier heb ik opgezegd. Ik moet mijn spullen hier nog een beetje opruimen maar met een beetje geluk ben ik om een uur of negen thuis.’ Hij had aan één stuk door gesproken, zonder bijna adem te halen, zodat Ingrid er niet tussen had kunnen komen.
Ingrid had er dan ook niks tegen ingebracht en was de hele tijd stil gebleven terwijl Henk sprak. Ze wist niet of ze blij was dat Henk thuis kwam. Het woord “thuis” was haar wel opgevallen en had haar een onverwacht prettig gevoel gegeven. Blijkbaar beschouwde hij hun huis, hoewel nu nog maar een week hun bezit was, als thuis.
‘Ik zie je straks, moet ik wat eten voor je overhouden. Pas goed op je zelf.’
‘Kijk maar,’ zei hij.
Ze moest Roos even bellen. Ze zou vanavond langs komen, maar dat kwam nu natuurlijk even niet zo goed uit.
Hoe Geert niet blij is met Henk en een blote mevrouw mist.
‘Henk, wat maak je me verdorie nou,’ Geert kwam binnen zetten, ‘ga je er ineens vandoor, dat kan niet de bedoeling zijn. We hebben een afspraak.’
‘We hádden een afspraak.’ Hij legde bewust de klemtoon op hadden, ‘die jij tussentijds, weliswaar gedwongen door de omstandigheden, veranderd hebt.’
‘Daar heb jij overigens wel mee ingestemd.’
‘Was er een serieus alternatief op dat moment? Je wist waar mijn kwaliteiten lagen.’
‘Dat kan allemaal wel zo zijn, maar je hebt contractueel vastgelegd een product te leveren en dat heb ik nog niet gehad.’
‘Ook dát ben ik niet met je eens, maar niet getreurd, ik leg er vandaag nog de laatste hand aan. Het zal ongetwijfeld nog vol taal- en stijlfouten staan maar ik neem aan dat José met alle genoegen er nog wel even door heen wil lopen.’
‘Je zou hier een transitietraject doen.’
‘Zou, daar heb je gelijk in, maar zoals ik net al zei, die opdracht is veranderd en in de drie weken die jij mij onlangs nog de tijd heb gegeven ga ik dat echt niet redden. Ik zie dat deel van de opdracht dus maar als geschrapt. Bovendien heb jij Fleur aangenomen, die in tegenstelling tot Frans die daar de energie niet meer voor had, zoals je zelf al zei, deze transitieopdracht er nog prima bij kan hebben. Wat jij zelf ook al aangegeven hebt’
Geert was overduidelijk niet blij met Henk.
‘Je begrijpt dat je er bij mij niet meer inkomt?’
‘Ga je nu nog een beetje lopen dreigen ook Geert, wat is dat nu weer voor een opmerking. Misschien moet je je eigen rol hierin ook eens aan een nader onderzoek onderwerpen.’
Henk begon langzaam toch wel heel erg boos te worden. Geert was een mannetje, maar enig zelf reflecterend vermogen had hij toch wel verwacht.
Geert keek even peinzend voor zich uit. ‘Ja, misschien.’
Kijk daar kwam de reflectie onverwacht toch nog snel de hoek om zetten. Of had hij vliegensvlug zijn knopen geteld. Met onwillende honden was het tenslotte slecht hazen vangen. Henk vermoedde het laatste; Geert was niet van het snelle toegeven.
‘Ik zou het in ieder geval op prijs stellen als je straks nog even langs komt om ook even op een rustiger manier afscheid te nemen en ik hoop dat je ergens volgende week nog ergens een paar uur de tijd hebt om toch nog even je eindrapportage door te spreken.’
‘Uiteraard Geert, geen probleem. Fatsoenlijk afronden, ik zou niet anders willen’
Geert draaide zich om, om weg te lopen. Hij bleef even staan kijken naar de lege muur.
‘Waar is overigens die blote mevrouw gebleven?’
‘Die heeft haar punt gemaakt,’ zei Henk. Hij had geen zin om het uit te leggen, hij had haast. Hij kwam in tijdnood.
Geert keek niet begrijpend om.
Hoofdstuk 15, Dramatische veranderingen
Hoe Henk naar huis rijdt en Ingrid wat te eten klaar maakt.
Het was lang geleden dat hij de snelweg naar het zuiden had gepakt, richting huis. Het maakte veel herinneringen bij hem los. Hij moest denken aan die ene gedenkwaardige avond, nog niet zo lang geleden, waarop hij totaal vergeten was dat hij de nacht zou overblijven, puur als experiment om te kijken of het hen beiden beviel, met als dramatisch gevolg de situatie waar hij nu in zat. Hun relatie was blijkbaar zo gebouwd geweest op vaste zekerheden en vaste patronen dat het hiervan afwijken dit soort dramatiek tot gevolg had.
Toen hij al weer een poosje onderweg was op de snelweg kwam hij langs de ’Van der Valk’ waar hij een paar nachten geslapen had. Het leek hem al weer een eeuwigheid geleden.
Hij reed langs het benzinestation, waar hij getankt had. De plek waar hij met Ingrid gebeld had om te zeggen dat hij toch thuis kwam. De reactie van Ingrid die hem aan het denken gezet had, die hem nog steeds het gevoel gaf dat er veel meer aan de hand was op die bewuste avond dan Ingrid toen wilde toegeven, was hem nog steeds bijgebleven.
Het ‘ja, zoiets’ dat Ingrid als antwoord had gegeven op de vraag of ze de vriendinnenclub had uitgenodigd zat hem nog steeds niet lekker. Later had hij begrepen dat het tussen Roos en Ingrid een beetje uit de hand was gelopen. Nou en, dacht hij nu, daar had hij wellicht mee van kunnen profiteren. Maar toen had het hem een rotgevoel gegeven. Ze hadden elkaar op allerlei punten de vrijheid gelaten eigen keuzes te maken, maar juist op dit punt niet. Vanuit een soort traditioneel idee dat het huwelijk heilig was en daarbij hoorde niet het naar andere vrouwen of mannen te kijken, laat staan iets met een ander te beginnen. Het had hem tot zijn mantra gebracht: “te ingewikkeld, te ingewikkeld”. Nog even en hij zou Ingrid gelast hebben een boerka te dragen.
Hij passeerde de afrit die hij genomen had om weer terug te rijden richting het hotel waar hij dacht nog te kunnen slapen. Hoe het allemaal anders was gelopen en hij bij José terecht gekomen was. Toen hij eindelijk opgebiecht had dat hij bij José geslapen had, had Ingrid gelijk haar conclusies getrokken en niet geloofd dat er niets gebeurd was tussen José en hem.
Dat het uiteindelijk toch nog uit de hand was gelopen was slechts een prettige bijkomstigheid. Een soort genoegdoening voor het leed dat hem was aangedaan.
Hij had zijn radio weer vertrouwd op radio1 staan. Het was weer tijd voor de samenvatting van het nieuws van de dag. Hij had de afgelopen weken het nieuws nauwelijks gevolgd. Hij was te druk met andere zaken bezig geweest, zijn eigen ontregelde leven, José, de opdracht die niet naar behoren liep. Tijd om het nieuws te volgen was er niet geweest. Hij constateerde dat er eigenlijk niet veel veranderd was; de beurzen stonden nog wat lager, de financiële onzekerheid was wereldwijd nog wat groter en de pvv schreeuwde nog wat harder.
Hij maakte zich zorgen. Het ging niet goed met de economie. Hij was blij dat hij deze klus nog even had gehad. Het had even een stabiel inkomen betekend en hij had weer een financieel buffertje kunnen opbouwen. Maar nu de opdracht zo goed als beëindigd was en het privé in de communicatie zo slecht liep dat het huis, in eerste instantie zelfs zonder zijn medeweten, verkocht bleek te zijn, begon hij zich steeds ongemakkelijker te voelen. Hoe moest hij als zzp’er in vredesnaam straks aan een hypotheek komen als hij het boerderijtje wilde kopen. Hij hoopte dat de prijs mee zou vallen. Het beëindigen van deze opdracht en het tegelijkertijd moeten kopen van een nieuw huis kwamen wel op een zeer ongelukkig moment samen. Verkopen was één maar kopen was een geheel ander probleem. Er zat best een aanzienlijk deel overwaarde in het huis, maar dat moest eerst nog door tweeën gedeeld worden. Henk had het nooit zo gehad op ingewikkelde financiële constructies, samen delen, lief en leed zoals dat zo mooi heette, daar ging het om. Hij was dus keurig met Ingrid in gemeenschap van goederen getrouwd. Zij zorgde voor het huishouden en hij voor het geld, eerlijker kon in zijn ogen niet. Ingrid verleende diensten en hij betaalde daarvoor en dat allemaal zonder btw keurig geregeld.
Hij was ongemerkt vlakbij huis aangekomen. Hij belde, zoals hij altijd had gedaan op de lange terugreis, gewoontegetrouw vlak voor dat hij thuis kwam, naar Ingrid.
‘Nog vijf minuten, dan ben ik er,’ zei hij zo opgewekt mogelijk. Hij zag een beetje op tegen de confrontatie met Ingrid.
‘Heb je al wat gegeten?’ klonk het aan de andere kant van de lijn verrassend opgewekt.
‘Nee, alleen een broodje,’ zei Henk.
‘Is dat nu een ja of een nee?
‘Dat is een beetje.’
‘Ik maak zo wel wat klaar, ik zie je zo.’
‘Ik ben er al. Ik sta voor de deur.’
Hoe Johan zijn nieuwsgierigheid niet bevredigd wordt en Ingrid Henk een zoen geeft.
Hij zette zijn Saab op de uitrit en stapte uit, deed het achterportier open en bukte zich om zijn tas, die van de achterbank gevallen was, te pakken.
‘Huis verkocht?’ hoorde hij Johan, achten zich naar de bekende weg vragen. Het leek wel of Johan er een zesde zintuig voor had om precies op het moment naar buiten te stappen dat hij kwam aanrijden. Had hij zijn stoel zo in zijn woonkamer gepositioneerd, dat hij precies in de gaten kon houden wat er bij de buren gebeurde? Of had hij misschien zo’n spiegeltje aan het raam gemonteerd dat je bij bovenwoningen in oude binnensteden nog weleens zag, een spionnetje, om te zien wie er voor de deur stond.
In ieder geval had Henk zijn auto nog niet dichtgedaan of Johan stond alweer op de stoep om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Misschien moest hij hem toch maar eens het nummer van José geven als hij zo graag bevredigd wilde worden.
Hij was bijna blij dat hij ging verhuizen.
Hij had geen zin om antwoord te geven.
‘Mm-mm,’ kwam er slechts uit zijn mond.
‘Mooie prijs voor gemaakt?’ ging Johan verder.
‘Mm-mm,’ antwoorde Henk nogmaals, zonder Johan aan te kijken.
‘Wanneer ga je verhuizen,’ ging Johan onverstoorbaar verder.
‘Mm-mm.’
Johan begon het duidelijk een beetje zat te worden, was hij hier nu helemaal voor naar buiten komen lopen.
‘Beetje rustige mensen, de koper?.
‘Nee,’ antwoordde Henk, ‘het is verkocht aan een snoeiharde rockband die het huis als oefenruimte en gezamenlijke woonruimte gaat gebruiken. De Hinderwetvergunning is al afgegeven? heb je dat niet in de krant zien staan.’
Henk had de sleutel in het slot van de voordeur gedaan en stond al met één voet in de gang. Hij keek om, midden in het verbouwereerde gezicht van Johan.
Hij deed de deur achter zich dicht en liep door naar de woonkamer. Zijn humeur was een stuk opgeklaard.
Midden in de woonkamer lag een bijna manshoge stapel verhuisdozen die hij die middag nog besteld had en die blijkbaar direct geleverd waren.
‘Ah, ik zie dat de dozen al gearriveerd zijn. Ik heb ook nog twee verhuiscontainers gehuurd waar we onze spullen apart in kunnen opslaan.’
‘Met wie stond je te praten?’ hoorde hij Ingrids stem uit de keuken komen.
‘Wat denk je, onze nieuwsgierige buurman. Ik heb hem verteld dat er een snoeiharde rockband naast hem komt wonen.’
Ingrid moest lachen. Het deed hem plezier. Hij had die vrolijke lach van haar gemist.
‘Ik ben met een klein hapje voor je bezig, ben bijna klaar.’
Henk liep naar de keuken, onhandig bleef hij staan. Erg fysiek waren ze nooit geweest, maar een kus kon er toch meestal nog wel vanaf als hij thuis kwam. Hij stond een beetje onhandig te kijken, niet wetende wat te doen.
Ingrid loste het probleem snel op en gaf hem een zoen op de wang.
Hoe Henk alvast wat dozen inpakt en Ingrid een sigaretje rookt.
Verder dan de zoen was Ingrid niet gegaan Henk had die avond keurig boven op zolder in zijn werkkamer in het logeerbed geslapen. Hij had het niet kunnen laten om voor het slapen toch maar alvast wat dozen te vullen met zijn administratie en zo had het tegen tweeën gelopen toen hij Ingrid naar boven hoorde komen stommelen.
Ze was wel even in slaap gesukkeld, tijdens het kijken naar haar favoriete soap, maar ze was wakker geworden van de televisie die nog aan gestaan had. Toen ze die met de afstandsbediening uitgedaan had hoorde ze dat Henk nog boven bezig was.
Wat is die nu weer aan het doen, is die al aan het inpakken soms, had ze zich afgevraagd.
Ze had zich omgedraaid en had geprobeerd de slaap weer te vatten. Maar ze was blijven liggen woelen in haar bed, was blijven luisteren naar het gestommel boven haar hoofd. Hoe langer ze wakker lag hoe meer ze zich had liggen opwinden, tot ze het uiteindelijk niet langer had uitgehouden, haar duster had aanschoten en de trap was opgelopen naar zolder. Of hij eindelijk eens wilde gaan slapen, hij kon morgen zijn lol toch ook nog op tijdens de hele dag inpakken. Henk had zijn excuses aangeboden en daarna was het snel rustig geworden.
Nu zat ze aan de eettafel in de huiskamer, de ochtendkrant voor zich opengeslagen. Het te blije gezicht van Wilders straalde haar tegemoet . Mistroostig, het gezicht nog half in de slaapstand, zat ze haar crackertje met kaas naar binnen te werken. Een glaasje verse jus om de droge cracker weg te spoelen stond op veilige afstand op tafel.
In de asbak lag een brandende sigaret. Ze had het niet gered, het stoppen met roken. De spanning was te groot geweest. Beter dood aan de sigaret dan overlijden aan een hartkwaal, had ze zich bedacht.
Ooit, op een beter moment, zou ze wel weer stoppen en dan hopelijk ook echt. Al kon je dat bij een verslaving nooit met zekerheid stellen.
Ze las de krant zonder echt de letters te kunnen samenvoegen tot door spaties gescheiden reeksen die woorden vormden, laat staan dat ze de betekenis van de woorden tot zich kon laten doordringen, of dat er begrijpelijke zinnen tot haar brein doordrongen die haar tot een geordende gedachten konden verleiden.
De cracker was naar binnen gewerkt en met de jus had ze de laatste restjes uit haar mond weggespoeld. Ze reikte met haar hand naar de sigaret, die nog steeds brandde en pakte hem. Een kegeltje as viel halverwege de af te leggen weg van asbak naar haar lippen op de krant, nonchalant en met een loom gebaar veegde ze de as van de krant op de tafel.
Ze nam een trek van haar sigaret, inhaleerde diep en ontstak in een heftige hoestbui.
‘Rook je weer?’ hoorde ze Henk zeggen die de huiskamer binnen kwam lopen.
‘Nee, ik snuif af en toe een lijntje.’
De stemming zat er al weer vroeg in.*
Hoe Henk vertelt dat hij een boerderij gaat bekijken en Ingrid bijna ontploft.
Henk liep zonder verder iets te zeggen door naar de keuken en pakte een kop koffie. Hij deed de keukendeur open en liep naar buiten met de mok koffie in zijn hand.. Ingrid had blijkbaar een nobele poging ondernomen de tuin eens flink aan te pakken maar was ergens halverwege gestopt.
Het had geregend die nacht. Het gras was natter dan op het eerste gezicht alleen door ochtenddauw veroorzaakt kon worden. Hij had het niet gemerkt. Hij was uiteindelijk toen hij was gaan liggen als een blok in slaap gevallen. Een prettige eigenschap die hij kennelijk bezat om te allen tijde te kunnen slapen. Hoe groot de stress ook was.
Terwijl hij om zich heen stond te kijken kwam Ingrid naast hem staan.
‘Ik moet zo eerst even weg, ik ga een huis bekijken,’ zei Henk zo nonchalant mogelijk tegen Ingrid zonder haar aan te kijken. Zulke confronterende opmerkingen konden de meest verrassende reacties oproepen. Gelukkig viel de reactie mee.
‘Heb jij al een ander onderkomen,’ ging hij door.
‘Nee, nog niks definitiefs, ik ben langs de woningbouw gegaan, maar daar werd ik zo raar behandeld, gelukkig heb ik daar nog wel even met de directeur gesproken, Die was wel aardig’
‘Zo, jij zoekt het gelijk hoger op.’
‘Ach het was maar een kleintje, niet de directeur bedoel ik, ze hebben maar vierhonderd woningen.’
Henk wist welke ze bedoelde, het was een kleine stichting met vooral monumenten, die Ingrid nooit kon betalen. Hij had ooit wel eens als interimmer op de directeursfunctie gereageerd. Hij had gesproken met een paar oude, bijna ook monumentale mannen, die het daar blijkbaar voor het zeggen hadden. Er was geen echte klik geweest. Hij was ontvangen door een wat chagrijnige vrouw, die hem met een allerliefste glimlach een kop koffie had aangeboden maar die glimlach had ze niet lang kunnen volhouden want toen zij hem de kop koffie serveerde gooide ze die zo hard op tafel dat het overlopende kopje een spontaan voetbad op het schoteltje veroorzaakte.
Ze had geen moeite gedaan het probleem te verhelpen, waardoor er bij de eerste de beste slok koffie die hij nam een druppel precies op zijn overhemd viel, een bruine vlek veroorzakend. Hij had er vanaf gezien, Hij had geweten dat hij er daar niet gelukkiger op zou worden.
‘Hoe laat moet je daar zijn?’
‘Ik moet binnen tien minuten weg.’
‘Is het een leuk huis.’
‘Dat weet ik nog niet. Ik ga pas voor het eerst kijken.’
‘Maar je hebt toch wel foto’s of zoiets gezien?’
‘Nee, niet eens, maar dat zegt ook nog niet zoveel.’
Henk wilde duidelijk nog niet te veel kwijt. Het was natuurlijk ook een ongemakkelijke situatie. Dat begreep Ingrid ook nog wel.
‘Wat voor huis is het en waar ligt het, zeker midden in het centrum?’
Henk voelde zich steeds ongemakkelijker worden. Hij wilde ten kost van alles voorkomen dat Ingrid ineens mee zou willen kijken. Want als ze wist dat het een boerderij was waren de rapen gaar.
Maar hij kon er ook niet om heen blijven draaien. Ze zou er snel genoeg toch achter komen en dan ging het al snel van kwaad tot erger. Hij besloot open kaart te spelen.
‘Het is hier in het achterland, een verwaarloosd boerderijtje. Het is waarschijnlijk helemaal niets’
Het leek wel of Ingrid door een wesp gestoken was en op ontploffen stond, haar ogen werden groot, vol diepe verontwaardiging, haar longen vulde zich met zuurstof, ze hapte naar adem, ze leek ineens wel tien centimeter langer. Hij was bang dat ze uitelkaar zou barsten.
‘En dat zeg je me nu pas, nonchalant tussen twee zinnen door. Je gaat een boerderij kopen. Ik dacht dat je in de stad wilde blijven? Ik was toch degene die een boerderij wilde hebben? Ik ga mee.’
Hoe Henk en Ingrid weer ruzie hebben en Roos een oplossing heeft voor Ingrids huisvestingsprobleem.
‘Nee, ik ga alleen, ik denk dat jij je kruit een beetje verschoten heb.’
‘Hoezo, dat? Wat is dat voor een arrogante opmerking.’
‘Nou dat lijkt mij nog al duidelijk. Je flikkert mij het huis uit omdat je er vanuit gaat dat, omdat ik bij een vrouwelijke collega logeer, ik gelijk wel met haar de koffer in gedoken zou zijn. We zijn bijna 25 jaar getrouwd. Je kent mij toch wel beter dan dat!’
Hij dacht, en je hebt nog gelijk gekregen ook, maar daar kon hij niks aandoen, dat was alleen maar omdat Ingrid hem er moreel toe gedwongen had. Tenminste zo voelde hij dat. Hij had het initiatief niet genomen. Hij was slechts lijdend voorwerp geweest, al was het lijden nou ook weer niet ondragelijk geweest.
Het was uiteindelijk een selffulfilling provecy geworden. Niet omdat het zijn intentie van te voren was geweest maar omdat Ingrid het door haar beschuldiging acceptabel en op één of andere manier makkelijker had gemaakt. Zij had zijn weerstand, zijn mantra “te ingewikkeld, te ingewikkeld”, keihard onderuit gehaald.
‘Je hoeft niet gelijk zo grof te doen. Jij was degene die wegliep en je deed zo vreemd aan de telefoon.’
‘Wie deed hier nu vreemd. Toen ik jou op de bewuste avond belde zat je anders, volgens mij, ook niet gewoon op de bank een filmpje te kijken. Ik kon merken dat er meer aan de hand was. Je was er zo op gespitst dat ik weg zou blijven.’
Hij moest eens weten dacht Ingrid.
Maar als hij dat wist? Ze maakte hem niet wijzer, want als ze iets los liet, dan was ze gelijk in één klap al haar troeven kwijt?
En dan wilde hij vast de volgende keer gewoon meedoen. Alle mannen waren tenslotte hetzelfde als ze de kans kregen. Ze hield zich in.
‘Dan koop je je boerderijtje toch gewoon lekker voor jezelf,’ zei ze in plaats daarvan. ‘Je houdt niet eens van tuinieren.’
Ingrid begon zich nu echt kwaad te maken. Al die oude koeien uit de sloot. De druk was ook zo groot. Ze vond het zo onredelijk dat Henk nu een boerderijtje ging kopen terwijl zij nog niks had en nu was ze ook nog niet eens welkom bij Roos. Hoe moest dat nu? Ze kon wel al haar spullen gaan inpakken, maar dan, waar moesten de spullen dan vervolgens heen?
‘Wie zegt dat ik een boerderij ga kopen?’ Henk had zo’n hekel aan dit soort discussies. Ik ga alleen kijken, meer niet. Als jij nou gewoon in de tussentijd de spullen inpakt waarvan jij denkt dat ze van jou zijn. Ik heb in ieder geval opslag geregeld.’
Zijn woede zakte wat, zodra er praktische oplossingen gezocht moesten worden keerde het pragmatisme bij Henk terug, was hij alleen maar oplossingsgericht en verdween de emotie snel naar de achtergrond.
‘Ik moet gaan. Ik zie je straks.’ Henk liep snel naar de deur richting zijn auto die op de oprijlaan stond.
Johan was voor de verandering in geen velden of wegen te bekennen.
Toen Henk wegreed liep Ingrid naar de telefoon. Het werd tijd echte actie te ondernemen. Ze moest op zijn minst tijdelijk onderdak hebben. Ze belde Roos.
‘Hoi Roos met Ingrid. Ik heb woonruimte nodig, desnoods tijdelijk.’
Viel ze maar gelijk met de deur in huis.
‘Ik heb toch gezegd dat je hier welkom bent, voor tijdelijk.’
‘Ja, maar het klonk toen net alsof je me afwees.’
‘Kom op Ingrid we zijn toch vriendinnen die helpen elkaar toch. Ik ga je toch de deur niet wijzen. Het is alleen natuurlijk voor tijdelijk en ik weet niet hoe lang tijdelijk duurt.’
Ingrid haalde opgelucht adem, weer een probleem minder.
‘Wellicht weet ik overigens nog een ander adres voor je waar je langer kan blijven.’
‘Waar dan?’
‘Bij Liedewei.’
‘Bij Liedewei!’ Haar stem sloeg over ‘ik ga toch niet bij Liedewei wonen.’ Ze wilde de verbinding boos verbreken.
‘Liedewei gaat een jaartje naar Afrika, ontwikkelingshulp.’
Dat veranderde de zaak natuurlijk dramatisch.
Hoofdstuk 16, Voorwaarts en snel vergeten
Hoe Henk zijn relatie evalueert en bij het authentieke boerderijtje aankomt.
Henk was op weg naar het boerderijtje. Nog in authentieke staat, volgens de makelaar. Hij was benieuwd in wat voor deplorabele staat het aangebodene verkeerde. Meestal was het een eufemisme voor bouwval en betekende het dat maar beter gelijk het sloopbedrijf gebeld kon worden.
Hij was kwaad op zichzelf omdat hij zich toch weer had laten verleiden tot een zinloze discussie. Elkaar beschuldigen wie nu debet was aan deze situatie loste helemaal niets op. De hakken gingen alleen maar verder in het zand, tenminste de zijne wel.
Had Ingrid dan helemaal geen zelfinzicht? Altijd gelijk die heftige emotionele reacties, niet ingaan op zijn toch allerzins redelijke tegenargumenten.
Elke keer maakte hij dezelfde fout, Ingrid benaderen alsof ze een rationeel logisch nadenkend individu was, zoals hij ze in zijn werk dagelijks tegenkwam. Maar Ingrid was zo niet, Ingrid was anders, Ingrid was één brok irrationele emotionaliteit.
Hart voor op de tong. Het was ook datgene waar hij ooit voor gevallen was, zij had dát wat hij miste. Als de wereld alleen uit pragmatici zou bestaan dan zou er nooit wat tot stand gebracht worden. Elke afwijking van het gebaande pad zou als te ingewikkeld gezien worden en in goede bedoelingen smoren. Ingrid was een mooi tegenwicht, een vat vol emoties dat elk moment kon openbarsten. Veranderen kon hij dat niet, hij moest het accepteren of de consequenties trekken. Maar op het gebied van emoties was hij niet zo’n held. Ze overvielen hem te vaak en hij reageerde dan veel te heftig.
In eerste instantie had hij een ferme stap voorwaarts gezet, een lijn getrokken van ‘tot hier en niet verder’, maar al te vaak (en ook nu), hield hij dat niet lang vol. Hij begon zich dan al weer snel schuldig te voelen. Was zijn reactie nu niet te grotesk geweest? Over de top. Had hij misschien alleen slechts een dramatisch punt willen maken? En in plaats daarvan eigenlijk zijn hele relatie in de waagschaal gesteld?
Ingrid had het vermogen hem elke keer weer op de kast te jagen, met uiteindelijk als gevolg het bekende schuldgevoel.
Maar de beschuldiging was dan ook buiten proportie geweest, misschien had hij er om moeten lachen en moeten denken: ‘het is Ingrid’ maar, maar daar voor respecteerde hij haar te veel, nam hij haar te serieus.
Hij wist niet zeker of hij zichzelf wel alleen zag wonen in het boerderijtje Wellicht had hij Ingrid toch mee moeten nemen als een groots gebaar een poging de relatie te herstellen. Elke vrouw was tenslotte te koop of je er nu één in Thailand kocht of dat je elke maand je loonzakje inleverde of in zijn geval een boerderijtje kocht, je investeerde en kreeg er verzorging, een gezonde maaltijd of, als je geluk had, seks voor terug.
Hij verwierp het idee meteen. Er was te veel mis in hun relatie. Er was geen vertrouwen meer, dat moest eerst opgelost worden. Ze waren steeds verder van elkaar af gegroeid. De oplossing lag hem niet in een vlucht naar voren en het verleden gewoon vergeten. Niet in het plezieren van Ingrid door het kopen van een boerderijtje.
Het zou geheid binnen de kortste keren weer misgaan. Ingrid had hem de laatste jaren zo gepamperd na zijn kleine waarschuwing, dat hij zich steeds verder ingekapseld voelde. Totaal afhankelijk geworden, geen weerwoord durven geven, bang.
Bang, voor wat eigenlijk? Hij wist het niet.
Het was wel lekker makkelijk als je zelf niet meer hoefde na te denken als thuis alles werd opgelost maar het had wel alle spanning uit hun relatie weggenomen en relaties hadden nu eenmaal een zekere spanning nodig, anders werd het eenrichtingsverkeer, afhankelijkheid en barstte de bom, zoals nu bleek, toch.
Hij was inmiddels op de plaats van bestemming aangekomen.
Na een klein stukje zandpad zag hij aan zijn linkerhand, verscholen tussen de bomen en deels overwoekerd, vaag een bouwwerk staan wat waarschijnlijk het authentieke boerderijtje moest zijn.
Daar kon hij volgende week nog niet intrekken zag hij meteen.
Langs de kant van de weg stond een auto geparkeerd ongetwijfeld van de makelaar.
Hij stopte en stapte uit.
Hoe Henk een boerderijtje bezichtigt en een aanbod krijgt wat hij niet kan weigeren.
Hij deed een paar stappen naar achteren om het boerderijtje van een afstand nauwkeuriger te kunnen bekijken. De makelaar had hem blijkbaar zien aankomen want hij kwam naar hem toelopen.
‘En, wat is je eerste indruk,’ vroeg hij, terwijl ze elkaar de hand schudden.
‘Een uitdaging, voor de liefhebber, karakteristiek is een eufemisme. Is het nog bewoond?’
‘Nee, tot voor kort nog wel maar het staat nu alweer een poosje leeg. Het is onderdeel van een nalatenschap. Er ligt een mooi stukje grond omheen,’ ging de makelaar verder die wist dat de vrouw van Henk iets met tuinieren had.
Ze waren inmiddels al pratend bij de voordeur aangekomen, die openstond.
‘Schrik niet,’ zei de makelaar.
Henk schrok niet zo snel. Hij was gewend door de troep heen te kijken. Het grote beeld te zien, maar hij moest toegeven dat was hier nog een hele opgave.
‘Ik had beter de vraag kunnen stellen is het nog bewoonbaar in plaats van is het nog bewoond,’ zei Henk lachend, ‘wat een klerezooi.”
Het was ooit een klein keuterboerderijtje geweest. Het voorhuis was duidelijk gedateerd: de bedstee was nog aanwezig en was zo op het eerst oog ook nog tot vrij recent gebruikt. Al het meubilair, het meeste vooroorlogs, was nog aanwezig. Tegen de muur stond een kast die er antiek uitzag. Het leek alsof er na de bouw nooit onderhoud aan gepleegd was. Alle kozijnen zouden vervangen moeten worden, zag hij meteen. In de keuken was nog een pomp aanwezig waar het grondwater mee werd opgepompt bij gebrek aan een aansluiting op het openbare waterleidingnet.
‘Vast overleden aan bodemverontreiniging,’ zei Henk op de pomp wijzend.
‘Nee gevallen, been gebroken en vervolgens in het ziekenhuis overleden aan een ziekenhuisbacterie.’
Hoe wreed kon het leven zijn, was je door je manier van leven en wonen blootgesteld aan elke bekende vrij in de natuur voorkomende bacterie, moest je naar het ziekenhuis en overleed je aan één of andere meticilline-resistente Staphylococcus.
Henk had het snel gezien, een uitdagende klus. Constructief nog in redelijk goede staat, maar alleen een beetje aanvegen en een likje verf volstond hier niet. Maar moest hij daar nu nog aan beginnen? Hij was zeker niet onhandig, maar deze verbouwing ging hem boven zijn pet. Hij zou professionele hulp moeten inhuren, een architect, een aannemer en misschien ook nog wel een sloper. Het was een object met mogelijkheden, wat eigenlijk niet meer mocht kosten dan de grondkosten minus de sloopkosten, bijna gratis dus. Dat werd het dus niet.
‘Wat hebben de erven er voor over dat ik ze van dit pijnlijke probleem verlos,’ vroeg hij aan de makelaar toen ze weer buiten stonden. Hij lachte schamper.
‘Je hebt geluk want er zijn geen erven, alleen de belastingdienst en wat kleine schuldeisers.
De notaris die deze zaak afhandelt is een goede vriend van mij en wil eigenlijk liever nog gister dan vandaag van dit dossier verlost zijn. Ik wilde het zelf eigenlijk eerst wel kopen en na verbouw voor een goede prijs weer door verkopen, maar heb daar in dit moeilijke economische tij toch maar vanaf gezien. Het vraagt een goed bouwkundig oog om hier wat leuks van te maken en ik ben slechts makelaar met bouwkundig inzicht.’
Henk kende de irritante reclameslogan van de makelaarsvereniging. Hij had zich er altijd aan geërgerd. Hij vond het aanmatigend, makelaars waren gewoon verkopers met een handig praatje, een goed sociaal gevoel en heel veel mensenkennis. Van huizen hadden ze geen verstand, slechts van verkopen. Een mooi verhaal, maar wat moet het kosten?’ vroeg Henk plichtmatig, niet de illusie hebbende dat het voor hem was weggelegd.
‘De openstaande vorderingen plus twintig mille voor de notaris en twintig voor mij. Op voorwaarde dat je afziet van claims met betrekking tot eventueel aanwezig asbest en olietanks, die laatste zijn er overigens niet. Er is een onderzoeksrapport aanwezig.’
‘Die twintig voor jou is zeker zwart?’
‘Dat zou wel zo prettig zijn en als je het ziet zitten kan je vanmiddag overigens nog bij de notaris langs.’
Er gingen allerlei alarmbellen en sirenes af, het begon een beetje onfris te ruiken. Henk vertrouwde het niet helemaal meer. Ze hadden iets te veel haast. Snel geld verdienen was blijkbaar het devies van de heren. Hij kon zich daar ook wel iets bij voorstellen. Hij was daar zelf ook niet vies van. Hij begreep ook wel dat dit pand zichzelf niet verkocht, dat er een enorm risico was dat ze er oneindig lang mee bleven zitten. Meer waarschijnlijk nog dat het door de schuldeisers naar de veiling zou worden gebracht waardoor het waarschijnlijk helemaal niets zou opleveren. Zeker niet de twintig mille die ze beiden in de zak wilde steken. Hij besloot nog één keer om het boerderijtje heen te lopen. In de deel aangekomen constateerde hij asbest als dakbeschot onder de dakpannen. De spantconstructie was zover hij kon zien op het eerste gezicht nog goed. Even bedacht hij zich eerst zijn vriend Wouter in te schakelen, maar hij verwierp de gedachte. Dat kwam later wel.
‘Asbest in de kap, zie ik. Hebben de schuldeiser nog niet overwogen het naar de veiling te brengen?” vroeg hij tussen neus en lippen door.
‘Dat zit wel in de planning.’
‘Dan blijft er van die twintig mille niet veel over vermoed ik zo.’
Hij keek nog eens rustig rond. Hij had zijn beslissing genomen.
‘Hoe laat?’
‘Drie uur.’
‘Ik zal er zijn.’
Hij wist er had nog onderhandelingsruimte gezeten. Had hij toch zomaar een boerderijtje gekocht alsof het halfje gesneden wit was. Maar wat moest hij nu tegen Ingrid zeggen?
Hoe Ingrid dozen inpakt en Henk niet weet hoeveel zijn boerderijtje kost.
Ingrid was maar alvast begonnen met het inpakken van de eerste dozen. Maar niet nadat ze eerst Roos had gebeld. Ze wilde graag weten hoe het met het huis van Liedewei stond want de druk begon toch al aardig toe te nemen. Roos had toegezegd er gelijk even achteraan te gaan en met Liedewei te bellen omdat zij over het algemeen de meeste contacten met Liedewei had als voorzitster van de permacultuurtuin. Ze zou later op de dag terugbellen.
De kledingkast, daar was ze mee begonnen. Ze had al een doos of acht ingepakt en had van te voren niet beseft hoeveel kleren ze had. De helft had ze zeker de afgelopen drie jaar niet meer gedragen. Ze had drie stapels gemaakt gesorteerd op zomer, winter en kringloop. In de laatste categorie zaten kleren waarvan ze soms het bestaan niet eens meer wist. Bij sommige kleren twijfelde ze zelfs of die wel van haar waren.
Ze hoorde Henk aankomen. Het karakteristieke geluid van zijn Saab op de oprijlaan. Het dichtdoen van een autoportier. Geroezemoes, Johan stond blijkbaar weer iets in de voortuin te doen en greep de gelegenheid direct aan om weer meer te weten te komen.
Dat was Henk wel toevertrouwd. Ze lachte inwendig. De sleutel in het slot van de voordeur was voor haar het sein naar beneden te lopen. Ze was nieuwsgierig of het wat was, dat boerderijtje. Ze leefde een beetje tussen hoop en vrees. De hoop dat Henk zo enthousiast zou zijn dat hij besloten had het boerderijtje te kopen en dat hij over alle ellende van de afgelopen weken heen zou stappen, gewoon doorgaan en vergeten, en de vrees dat ze ondanks alles een eenzaam, doelloos en marginaal bestaan tegemoet ging in het huis van Liedewei, voor zo lang als het duurde.
‘En?’ vroeg ze toen ze halverwege de trap was.
‘Gekocht,’ zei Henk.
Het antwoord schokte haar nu het zo uitgesproken was uiteindelijk toch, moest ze nu blij zijn, voor hem, jaloers, hij wel en ik niet, of alles op alles zetten om Henk toch weer voor zich te winnen omdat hij een boerderijtje had en zij niet.
Maar dan koos ze voor het materiele en dat was bepaald geen linkse hobby.
‘Voor hoeveel?’ vroeg ze.
‘Dat weet ik nog niet.’
‘Dat weet ik nog niet!’ Ingrid stikte er bijna in. ‘Je koopt een huis maar je weet nog niet eens hoeveel je moet betalen? Wat wilt u voor dit huis betalen mijnheer,’ ging ze verder, ‘ach doe maar wat. Mag het misschien ook een tonnetje meer zijn?’ Ze besefte dat ze met deze uitval hun relatie, zover ze die nog hadden, geen goed deed. Het was een reflex, de reactie. Een noodlottige reflex. Ze had het hart nu eenmaal voor op de tong liggen. Het floepte er uit voor ze er erg in had. Kon ze dat nu maar bedwingen. Maar ze was niet van de vertraagde secundaire reactie. Haar hele leven nooit geweest. Ze zag ook geen enkele aanleiding om wat aan angermanagement te doen.
Waarom moest Henk nu weer zo’n vaag antwoord geven. Er zou wel weer een groot deel zwart betaald moeten worden. Henk hield wel van dat geritsel, als hij zo doorging kwam hij nog wel eens, als hij niet meer onder haar linkse invloedsfeer stond, van alles eerlijk samen delen, bij de vvd uit. Ze verafschuwde dat, die graaicultuur.
Henk liet de bui maar weer gelaten over zich heen komen. Waarom moest Ingrid nu toch altijd gelijk als een bok op de haverkist springen. Ze had toch ook gewoon kunnen vragen hoe het kwam dat hij dat nog niet wist. Nee, hoor er moest weer een hele show omheen gebouwd worden. Ze had het theater in moeten gaan.
Hij had dan kunnen vertellen dat het boerderijtje onderdeel was van een nalatenschap, dat er geen erven waren en dat er alleen wat achterstallige belasting opgehoest moest worden en een beetje bemiddelingskosten en dat afhankelijk daarvan de verkoopprijs bepaald zou worden. Maar ook dat het nauwelijks bewoonbaar was. Dan had hij de foto’s die hij gemaakt had kunnen laten zien. Misschien waren ze dan allebei wel heel enthousiast geworden en was alles toch nog goed gekomen.
Maar in plaats daarvan zei hij zakelijk:
‘Ik heb zo een afspraak bij de notaris dan hoor ik meer.’ Even snel als hij gekomen was ging hij weer weg. Ingrid in verbijstering achterlatend.
Hoe Ingrid even sprakeloos is en ze samen met Roos naar Liedewei gaat.
Ingrid stond sprakeloos naar buiten te kijken hoe Henk in zijn Saab wegreed. Ze betrapte zich er op dat haar mond nog open stond. Ze had veel met Henk meegemaakt, maar het leek er nu toch echt op dat hij de draad volledig kwijt was. Henk was bepaald geen impuls-aankoper, dus een boerderij kopen zonder de prijs te weten paste niet bij hem. Ze was met stomheid geslagen.
Haar mobieltje ging over, het was Roos.
‘Hoi Ingrid, ik heb een afspraak met Liedewei voor je geregeld,’ viel Roos gelijk met de deur in huis‘Ik hoop dat je kunt. Het is namelijk over een uurtje al.’
‘Nee, eh ja, dat is goed.’ Ingrid moest even weer bij de les komen na de vreemde ervaring met Henk.
‘Is het te kort dag dan moet je het zeggen hoor dan maak ik een andere afspraak.’
‘Nee, prima hoor ik wacht op je.’
‘Het is toch wel echt goed? Ik kom ik je zo ophalen.’
‘Ja, graag,’ Ingrid was nog niet helemaal bij de les. Maar ze was blij dat Roos zo langskwam. Als Roos een beetje op tijd kwam konden ze misschien samen nog even een kop koffie drinken en kon Ingrid het rare verhaal, over de boerderij van Henk die hij blijkbaar nu aan het kopen was voor een voor hem nog onbekend bedrag, eerst nog even kwijt.
Ingrid was een beetje bang voor Liedewei. Liedewei was nogal overdonderend, een vrouw uit één stuk. Fysiek nogal aanwezig. Van het vele spitten, eigen aan de bio dynamica, kreeg je overduidelijk enorme armspieren en een brede schouderpartij aan Liedewei af te meten. Liedewei moest altijd vreselijk hard en bulderend lachen vooral om haar eigen grapjes die Ingrid eigenlijk nooit zo goed begreep. Ze was blij dat Roos spontaan aanbood even mee te gaan. Roos kon beter met Liedewei uit de voeten.
Ze had nog mooi even de tijd een boterhammetje te eten. Dat was er met het dozen inpakken helemaal bij ingeschoten.
Ze had geluk, toen ze net aan tafel zat met twee boterhammen met kaas op een bordje en een glas melk, zag ze door de voorruit Roos aankomen rijden. Ze liep naar de deur toe om open te doen.
‘Liedewei vroeg of het wat eerder kon,‘ riep Roos al terwijl ze halverwege de oprijlaan was. ‘Kom je gelijk mee?’
‘Even mijn boterhammetjes pakken, ik was net begonnen aan mijn lunch.’
‘Wat ik nu toch heb meegemaakt met Henk,’ zei ze toen ze naast Roos in de auto zat.’
‘Was het weer zo ver,’ zei Roos lachend.
‘Hij heeft een boerderij gekocht.’
‘Voor jou, wat aardig.’
‘Nee, was dat maar waar, niet voor mij, alleen voor zichzelf.”
‘Jij wilde toch een boerderij hebben?’
‘Ja maar daar gaat het nu even niet om.’
‘Misschien wil hij je wel verleiden tussen de hooibalen in een mooie boerenschuur? Of zou José soms bij hem intrekken?’
‘Hou nou eens even je mond, je praat er de hele tijd doorheen en dit vind ik helemaal geen leuk grapje’
‘Ok, ok, praat maar verder.’
‘Hij heeft dus een boerderij gekocht zonder te weten voor hoeveel. Hij heeft niet eens naar de prijs gevraagd.’
‘Typisch iets voor een man,’ zei Roos ‘als ze verliefd zijn of het nu een vrouw of een huis is dan is geld ineens niet meer belangrijk. Maar let je wel op dat hij het niet van jouw geld doet. Dat hebben jullie toch wel goed geregeld, hoop ik?’
Ze hadden nog helemaal niets geregeld.
Hoe Roos en Ingrid op bezoek bij Liedewei zijn en deze een flinke joint opsteekt.
‘Hoi luitjes.’
Liedewei stond in de deuropening van het kleine maar gezellige flatje dat ze bewoonde.
Het was een driekamerflatje, vier hoog op de bovenste laag aan een portiek, met grijs betonnen trappen en met van die kleine gele tegeltjes tegen de muur, een koude verveloze stalen armleuning aan de muur en zonder lift.
Ze had de flat gehuurd bij de woningcorporatie, niet degene waar Ingrid langs was geweest, maar een andere met veel meer woningen. Hoewel onderhuren niet toegestaan was, was Liedewei dat toch van plan. Liedewei ging haar eigen gang, regels waren niet meer dan richtlijnen voor haar en vooral bedoeld om overtreden te worden, zeker wanneer deze in strijd waren met haar eigen belang. De flat was een beetje rommelig ingericht met een allegaartje van krijgertjes, aanbiedingen en koopjes van de kringloop. Liedewei ging hen voor richting de woonkamer, in de hoek op de grond slingerde een paar fikse halters.
‘Zo dus jij bent van de man af,’ zei Liedewei met de deur in huis vallend tegen Ingrid.
‘Prijs je gelukkig zo’n vent heeft toch veel te veel verzorging nodig. Elke dag een beetje water geven, z’n natje en z’n droogje heel bewerkelijk allemaal. Ik ben daar gewoon nooit aan begonnen. Ik zag als snel dat dat niet aan mij besteed was. Ik ben niet van het zorgzame type.’ Ze moest hard om zich zelf lachen, die harde bulderende lach.
‘Geef mij maar een vrouw en liefst een beetje stevige. Niet zo één die je zo omblaast. Nee, één die je lekker beet kunt pakken,’ ging ze vrolijk door en om haar woorden kracht bij te zetten spreidde ze haar armen in een machtig gebaar en met de handen half open deed ze net alsof ze iemand flink beet pakte en naar zich toetrok.
‘Zo dat weten we dan ook maar weer,’ zei Roos droog.
‘Koffie?’ Liedewei had een thermosfles in de hand en keek vragend naar Ingrid.
‘Ja, graag,’ zei Ingrid toch wel een beetje geïmponeerd door Liedewei.
Liedewei schonk alleen Ingrid en zichzelf een kop koffie in en negeerde Roos compleet.
‘Mag ik ook een kop koffie?’ vroeg Roos geërgerd.
‘O meid, ben jij er ook? Ik dacht al wel dat ik iemand iets hoorde mompelen zo net, maar dat was jij natuurlijk. Natuurlijk jij krijgt ook een kop koffie, het beste paard van stal.’ En weer klonk er die lach, gevolgd dit keer door een hoestbui.
Ze pakte een pakje shag uit de binnenzak van een duidelijk afgedragen tweedehands jasje dat over een stoel hing en ging weer zitten. Ze schoof wat onderuit, schraapte rochelend haar keel en pakte een vloeitje, deed daar wat shag en “iets onbestemds” op, begon op haar gemak een sjekkie te draaien en stak er vervolgens de brand in.
De kamer vulde zich gelijk met een zoetige geur, die Ingrid vaag herkende.
‘Ook een trekje,’ zei ze en keek Ingrid verwachtingsvol aan.
‘Nee, dank je, ik ben net gestopt,’ loog Ingrid
Roos stond op en liep naar de balkondeur en deed deze open.
‘Oh heb je er last van? Ik denk, ik steek even een jointje op ter verhoging van de feestvreugde. Echt niet?’ Ze stak haar hand met de joint naar voren, hield hem richting Ingrid en keek haar uitnodigend aan.
‘Nee, dank je, dit is niet aan mij besteed.’
Er werd even niets gezegd terwijl Liedewei van haar vers gedraaide joint zat te genieten.
Ze blies de rook omhoog en keek naar het plafond. Opeens ging ze rechtop zitten.
‘Vierhonderddertig euro per maand, exclusief gas en licht, dat wil ik er voor hebben. Ik blijf hoofdhuurder, want ik mag het niet onderverhuren en ik wil geen gezeur want dan weet ik je te vinden.’ En weer was er die lach. ‘Oh ja en een jaar is een jaar.’
Ingrid schrok Liedewei hield duidelijk niet van onderhandelen, dit was een dictaat.
‘Dat is wel een beetje veel en misschien heb ik binnen een maand al iets anders gevonden?’
‘Had ik je al gezegd dat het niet onderhandelbaar is en dat ik het graag van te voren op mijn rekening wil hebben staan. Dat is dus in één keer éénenvijftighonderdenzestig euro Ingangsdatum maandag over een week.’ Liedewei was uitgesproken.
Ingrid keek Roos hulpeloos aan.
‘Ik wil even overleggen met Roos.’
‘Be my guest, je moet doen wat je niet laten kan, het balkon is beschikbaar.’
Ingrid en Roos gingen op het balkon staan.
‘Wat een stank hè,’ zei Ingrid.
‘Die trekt er wel uit. Je schrok zag ik, maar de huur is heel reëel ik denk dat ze zelf niet veel minder betaalt en ik kan ook wel begrijpen dat ze het ineens voor een jaar wil hebben. Liedewei kan het natuurlijk niet hebben dat ze haar flat ineens niet meer kan betalen als ze in Afrika zit omdat je de huur ineens opzegt. Ze kan vanaf daar natuurlijk niets regelen.’
‘Je denkt dat ik het gewoon maar moet doen.’
‘heb je een alternatief?’
Nee, die had Ingrid niet. Ze zat met de rug tegen de muur. Het perspectief was niet aanlokkelijk maar ze had geen keus.
Ze liep naar binnen. ‘Ik doe het,’ zei ze tegen Liedewei.’
‘Mooi‘ zei Liedewei enkel en inhaleerde nog eens diep.
Hoe Henk een probleem heeft en José daar wellicht tegen betaling een oplossing voor heeft.
Geërgerd reed Henk richting het notariskantoor. Hij moest maar eens wat aan de oorzaak van zijn ergernis doen. Het verwijderen van de bron, Ingrid, was niet de oplossing van zijn probleem.
Het was tenslotte zijn ergernis en hij had ook al gemerkt dat hem dat in zakelijke discussies ook wel eens parten speelde. Zo had hij zich ook bij tijd en wijle geërgerd aan Geert. Hoe die maar doordramde en met olifantspoten dwars door de porseleinkast heen stampte. Dat was natuurlijk niet netjes van Geert maar hij wist ook wel dat je op dat niveau het niet redde met zoete broodjes bakken. Je moest een keiharde mentaliteit hebben. Dus je daaraan ergeren had geen zin. Het was de harde werkelijkheid.
Ergernis was meestal een gevolg van het feit dat je niet het vermogen had om de situatie te veranderen waaraan je je ergerde, een vicieuze cirkel die uiteindelijk tot escalatie leidde. Blijkbaar zat er bij hem iets waardoor hij niet in staat was dat te doorbreken. Met duidelijk ook fysieke gevolgen. Hij zou daar eens aan moeten werken. Maar hij wist dat een probleem alleen oplosbaar was als je ook wist waar het probleem zat, waar het vandaan kwam, waarom je elke keer weer in de valkuil liep terwijl je hem al van mijlenver had zien liggen. Je zou er eigenlijk een goede analyse op los moeten kunnen laten. Dat was zijn vak tenslotte.
Maar hoe je dat nu kon betrekken op je eigen situatie daar had hij geen flauw idee van. Hij was niet zo goed in dit soort emoties. Misschien moest hij zelfs wel externe hulp inroepen. Misschien bij een vriend, maar vrienden die dat konden had hij niet. Zijn vrienden waren of techneuten of van hetzelfde soort als hij, meestal met een beperkt emotioneel denkraam. Hij was nog de meest sociale. Om nu gelijk de professionele hulp van een psycholoog of erger nog een psychoanalyticus in te roepen vond hij ook wel wat ver gaan.
Je wist nooit wat die nog voor onverwerkte jeugdtrauma’s bij hem zouden losmaken.
Voor die het wist was hij dan verworden tot een geestelijk en emotioneel wrak. Dat kon die er nu echt even niet bij hebben.
De enige die wellicht hem op weg kon helpen was José, die had ruime ervaring met mannen die moeite hadden met het op juiste wijze overweg kunnen gaan met hun emoties en affectie-problemen.
Hij wist alleen niet of hij nog welkom was en of zij daar wel behoefte aan had. Ze zou het verkeerd kunnen opvatten. Hij was zelfs zo ver dat hij bereid was er voor te betalen. Gewoon voor alleen maar een luisterend oor en op de juiste momenten instemmend hummen of alleen maar af en toe zeggen ‘ga door’ of ‘en toen’.
Hij zat in een lastig pakket
Zou hij aan zijn problemen gaan werken en proberen dat wat kapot gemaakt was te herstellen of was het een kwestie van voorwaarts gaan en snel vergeten?
Hoofdstuk 17, Verhuisbewegingen
Hoe Henk op de architect wacht en een korte inspectie van de boerderij doet.
De afspraak met de notaris duurde niet lang. Het voorlopig koopcontract was zo getekend. Uiteindelijk had het boerderijtje iets meer gekost dan zijn Saab. Het idee dat hij een auto had die bijna even duur was als zijn huis was lastig voor hem te bevatten. Gelukkig lag het aan de prijs van zijn huis en was niet de auto de boosdoener.
Hij had in afwachting van de definitieve overdracht gelijk een sleutel kunnen regelen, wel op voorwaarde dat hij nog niks zou veranderen, maar waardoor hij wel een aantal van zijn spullen alvast kon overbrengen. Hij besloot gelijk Victor, een bevriende architect, in te schakelen voor het maken van een verbouwplan, wat plattegronden en indelingsvoorstellen en voor het aanvragen van de noodzakelijke bouwvergunning. In de auto op weg naar huis belde hij gelijk voor het maken van een afspraak.
Je kon merken dat het rustig was in de bouw en dat iedereen op werk zat te wachten. Victor kon namelijk over een uur al aanwezig zijn. Het tempo zat er gelijk al goed in. Dat begon hoopvol.
Henk besloot dan maar direct door te rijden. Hij was benieuwd nu hij zijn boerderijtje bijna als eigendom mocht gaan beschouwen of hij dingen zou zien die hem eerst niet waren opgevallen. Bij zo’n tweede bezoek keek je toch vaak veel kritischer. Zeker als het uiteindelijk je eigen portemonnee betrof.
Hij wilde zich zelf graag een goed beeld vormen van de werkzaamheden die als eerste verricht zouden moeten worden. Kon hij er al gelijk intrekken en dan een beetje kamperen of moest hij toch nog iets tijdelijks huren? Dat laatste was wel zijn conclusie geweest tijdens het eerste bezoek, diezelfde ochtend nog.
Hij reed het klinkerpaadje op dat al snel overging in het zandpad dat richting de boerderij voerde. Het zandpad was gescheiden van een fietspad door op regelmatige afstand van elkaar staande houten paaltjes. Er voerde blijkbaar een ANWB-fietsroute langs zijn boerderij want aan het begin van het pad stond een richtingsaanduiding, duidelijk herkenbaar afkomstig van de wielrijdersbond, nog geflankeerd door zo’n ouderwetse paddenstoel aan de bovenkant voorzien van een nummer die je op een fietskaart kon terugvinden.
Tegenwoordig waren er alleen nog maar fietsknoopkaarten, maar waar was de charme gebleven van het fietsen van de kastelenroute of de Vechtdalroute? Bordjes volgen en af en toe er per ongeluk één missen zodat je hopeloos verdwaalde.
Na driehonderd meter stond aan de linkerkant zíjn boerderijtje, vijftien meter van de weg verwijderd. Hij kon zo het erf oprijden en parkeerde zijn auto naast de boerderij.
Een gevoel van trots vervulde hem. Dat had hij toch maar mooi snel geregeld, zijn eigen boerderij. Het was weliswaar een enorme klus maar hij hield wel van een uitdaging.
Hij kon met zijn pda’tje wel wat foto’s maken. Hij besloot eerst maar eens om zijn net nieuw verworven bezit heen te lopen. Eerst maar eens voelen of het paste. Hij was wel niet zo van het eerst doorvoelen, meer van de directe aanpak, maar in dit geval lag het toch wat anders.
Dit was zijn nieuwe thuis. Hij was niet meer ontheemd. Hij had weer een vaste woon- en verblijfplaats. Al was verblijven nog wel een stap te ver, merkte hij terwijl hij tot twee keer toe om zijn bezit was heen gelopen, zijn pda’tje in de aanslag.
Aan de zijkant van de boerderij, grenzend aan het zandpad, lag een weitje. Het perceel van zo’n tweeduizend vierkante meter, volgens de koopakte, bevatte naast het weitje nog wat onbestemde gronden met een schuurtje een kippenhok en nog wat andere bebouwing, schuren en stallen, veelal van hout opgetrokken. Ook stonden er nog wat oude fruitbomen.
Hij had aan de voorzijde een vrij uitzicht. Links en achter zijn perceel sloot het bos aan en rechts, richting het klinkerpad, had hij op enige afstand buren.
Het was op het eerste gezicht niet helemaal duidelijk waar zijn grond begon. Hij zou het moeten laten inmeten en duidelijk moeten laten markeren. Dat was van latere zorg.
Zijn zorg nu was dat, nu hij voor de tweede keer om het boerderijtje heen liep, hem ineens dingen begonnen op te vallen die hij bij de eerste bezichtiging duidelijk over het hoofd gezien had. Dat de meeste kozijnen aan vervanging toe waren had hij al gezien, maar tegen de zuidgevel woekerde een enorme klimop die het voegwerk al aardig aan het aantasten was en ook wat metselwerk had weggeduwd waardoor er een enorm scheur in de gevel zat, half verborgen achter de klimop. Hij zou eerst de klimop maar eens doorzagen. Hij vond een enorme bijl op de deel en probeerde de daad bij het woord te voegen. Dat viel nog niet mee, maar na acht ferme klappen gaf de stam van de klimop het dan toch eindelijk op. Vol voldoening constateerde hij dat zijn eerste klus geklaard was in zijn nieuwe huis. Het zweet stond op zijn rug.
Hij stond nog na te hijgen en probeerde tegelijkertijd een inschatting te maken van de inhoud van zijn nieuw verworven boerderijtje. Met grote passen liep hij eerst langs de zijgevel van voor naar achteren, ruim twintig passen en achtergevel ruim acht passen. Het bebouwde oppervlak besloeg zo’n honderdzestig vierkante meter, de inhoud schatte hij op achthonderd kuub. Je kon eigenlijk niet meer van een boerderijtje spreken, hier was duidelijk sprake van een boerderij, zíjn boerderij. Hij schatte de deel, die nog in oorspronkelijke staat was op zo’n honderd vierkante meter. Het voorhuis bestond uit een woonkamer, met twee nog originele bedsteden( bij zijn eerste bezoek was er hem maar één opgevallen), een eetkamer, een eenvoudige keuken en een grote hal die ook toegang gaf tot een trap richting de verdieping en de deel. Boven waren er vier, een beetje hokkerige, slaapkamers.
Hij kwam al snel tot de conclusie dat er eerst maar wat muren neer gehaald moesten worden. Victor kon wel beslissen welke moesten blijven staan om instorting te voorkomen. Het dak van de deel moest er af en vernieuwd worden vanwege de asbest. Hij vroeg zich af of het dak aan de voorkant ook asbest zou bevatten. Dat zou wel eens zijn eerste tegenvaller kunnen.
Eén ding was hem wel duidelijk, hij kon er voorlopig nog niet wonen.
Hoe Henk van het zonnetje geniet en een praatje maakt.
Henk had nog wat extra foto’s gemaakt van de binnenkant, voor Ingrid, voor het geval dat ze geïnteresseerd zou zijn. Hij had een stoel gepakt en was voor zijn huis gaan zitten in afwachting van Victor, de architect, die zo wel zou komen. Hij had mooi zicht op het zandpad. Het zonnetje scheen. Het was praktisch windstil. Het was warm, de dertig graden zou vandaag misschien benaderd worden. In de verte zag hij twee mensen, duidelijk bejaarden, zijn kant op komen fietsen. Dat het bejaarden moesten zijn was te zien aan hun zwalkende fietsstijl, veroorzaakt door aan de ene kant het te lage fietstempo en anderzijds door het te krampachtig vasthouden van het fietsstuur om toch vooral de fiets onder controle te kunnen blijven houden, waardoor ze afwisselend naar links dan weer naar rechts van het fietspad stuurden, gebruik makend van de volle breedte. Dit alles in een verrassend gelijk ritme alsof ze aan een elkaar vastzaten. Langzaam kwamen ze dichterbij, hij kon hun gezichten, in volle concentratie, onderscheiden. Hij voelde zich gelukkig, en ook een heel klein beetje schuldig naar Ingrid toe, zo zittend voor zijn boerderijtje. Hij nam een slokje water uit een flesje dat hij praktisch altijd bij zich had. De twee bejaarden waren nu op gehoorafstand gekomen. Ze keken nieuwsgierig zijn kant op.
‘Goedemiddag,’ zei de man die voorop reed, ‘de nieuwe eigenaar, neem ik aan?’
Hij was afgestapt, maar zo abrupt dat zijn vrouw bijna tegen hem opreed en met veel moeite slechts kon voorkomen dat zij ter aarde stortte. Ze keek geërgerd naar haar man.
‘Kan je niet eerst even uitkijken,’ mompelde ze.
Hij moest aan Ingrid denken en vroeg zich af of zij over twintig jaar ook zo gefietst zouden hebben als ze bij elkaar waren gebleven. Hij voorop en zij constant commentaar leverend daarachter. Een wat droevige glimlach verscheen om zijn mond.
‘Inderdaad,’ zei hij.
‘Dat wordt een aardig project om daar nog wat fatsoenlijks van te maken of gaat het helemaal plat?’ ging de man verder.
Henk lachte vriendelijk. ‘Ik houd wel van een uitdaging.’
‘Ja, zo kan je het wel noemen,’ ging de man verder, ‘het stond al een poosje leeg. De vorige bewoner is tragisch aan zijn einde gekomen,’ zei de man.
Nee, dacht Henk, toch weer geen hongerige katten, maar gelukkig, hij wist beter.
‘Misschien een wat brutale vraag,’ praatte de man rustig verder, ‘maar mag ik vragen hoeveel u er nu voor betaald hebt?’
‘Dat vraag je toch niet!’ deed de vrouw ook haar mond open. Ze keek de man vernietigend aan.’ Ze deed hem steeds meer aan Ingrid denken.
‘Vragen staat vrij,’ zei Henk, ‘iets meer dan mijn auto heeft gekost kan ik u vertellen.’
Tegenwoordig was alles via internet opvraagbaar, dus waarom zou hij er om heen draaien. Hij had de man tot nadenken aangezet, dat hield de Alzheimer buiten de deur.
‘En dat is uw auto’ zei de man ten overvloede, terwijl hij naar zijn op het erf geparkeerde auto wees.
‘Niet veel dus,’ probeerde de man Henk uit de tent te lokken, ‘want die Saab’s zijn nu toch niks meer waard?’
‘Integendeel, het zijn collector-items geworden.’
De man lachte wat en maakte aanstalten weer op zijn fiets te stappen.
‘Nou tot ziens dan maar en een prettige dag nog.’ De man fietste verder, zijn vrouw achter hem aan, nog heftig na mokkend over de brutale vraag die haar man gesteld had. Henk zag ze langzaam verderop richting de hoek verdwijnen waar de weg een flauwe bocht maakte. De man hief zijn hand, ten teken van een laatste groet, terwijl hij om probeerde te kijken. Hij viel bijna en kon nog net met één voet op de grond zijn evenwicht bewaren. Zijn vrouw botste tegen zijn achterwiel.
Hij wilde al opstaan om ze te helpen, maar het was al niet meer nodig. Heftig mopperend zag hij de vrouw als laatste om de bocht verdwijnen.
De rust was teruggekeerd. Hij pakte zijn telefoon. Hij moest nog wat telefoontjes plegen. Onder andere naar Wouter.
Hoe Henk met Wouter belt en Victor vindt dat Henk een goede koop heeft gedaan.
Hij had Wouter nog niet gesproken sinds hij op was gestapt en hij vond het wel zo netjes Wouter even van dit feit op de hoogte te brengen. Het verbaasde Wouter niks dat hij de pijp aan Maarten had gegeven. Geert was tenslotte geen makkelijke man. Hij maakte gelijk even van de gelegenheid gebruik Wouter uit te nodigen voor een kleine inspectie van zijn aankoop. Wouter was in staat om in een vloek en een zucht een klein renovatie en onderhoudsplannetje te maken met een zeer adequate kostenraming.
Hij vroeg of hij daar een prijsje voor wilde maken.
‘Kom op Henk een vriendendienst en ik vind het nog leuk ook om te doen. Ik begrijp dat het erg verwaarloosd is. Ik houd wel van een uitdaging. Zullen we volgende week ergens afspreken. Ik heb mijn agenda nu aan mijn oor hangen en ik begrijp nooit hoe ik tegelijkertijd kan bellen en door mijn agenda kan scrollen.’ Dat wist Henk zelfs, dus hoe moeilijk kon dat nu zijn. Wouter zou nog terugbellen voor een afspraak, spraken ze af.
Ingrid passeerde nog even de revue. Wouter vond het jammer voor Henk dat het zo gelopen was maar terwijl hij nog met Wouter aan het praten was zag hij Victor aankomen.
‘Wouter ik zie Victor aankomen, dat is de architect die ik heb ingehuurd. Ik zie je volgende week ergens, ik bel je,’ zei Henk vlug.
‘Is prima.’
Henk stond op en zwaaide naar Victor en maakte met zijn handen een gebaar ten teken dat hij het erf op moest rijden.
‘Hoi Victor, prima dat je op zulke korte termijn kon komen, niet druk?’
‘Nee Henk, het houdt niet over, het ligt compleet stil. Ik heb er vorige week nog twee moeten laten gaan, heel vervelend allemaal. Die doemdenkers van rtlz maken het er ook niet beter op. We hebben optimisme nodig, maar genoeg daarover. Ik kwam voor je vers aangeschafte boerderijtje.’
Hij ging er eens goed voor staan en maakte gelijk een paar foto’s, van de voor- en zijkant.
‘Dat mag niet veel gekost hebben, denk ik zo. Maar dat is jou wel toevertrouwd.’ Hij keek Henk vragend aan.
‘Een iets duurdere Saab dan ik heb,’ zei Henk die het precieze bedrag niet kwijt wilde, bang dat de ander zou zeggen dat hij er toch teveel voor had betaald. Al wist hij eigenlijk wel beter, alleen de grond al was meer waard.
‘Maar dat is een collectors-item,’ zei Victor nog terwijl hij rustig om het huis heen liep, hier en daar in de kozijnen prikkend met een zakmes, wat voegen controlerend en af en toe een paar stappen naar achter doend om de situatie eens goed te bestuderen. Zo af en toe maakte hij even snel een korte aantekening op een meegebracht schrijfblok.
Tot slot ging Victor naar binnen en nam vooral veel foto’s.
‘Dat wordt een fors projectje Henk, maar een goede investering’ zei hij uiteindelijk, ‘Ingrid gaat zeker de tuin doen?’
‘Ik vrees dat ik daar een tuinman voor moet inhuren.’
‘Hoezo dat, heeft ze er geen zin meer in. Ze zit toch bij zo’n tuingroep?
‘We zijn uit elkaar aan het gaan.’
‘Hè, wat vervelend te horen, jullie waren toch al heel lang bij elkaar? Is er een ander in het spel? Het gaat mij eigenlijk ook niets aan,’ praatte hij er overheen.
Weet je wat, ik stuur morgen één van mijn mensen om het uit te meten, komt dat uit?’
‘Ja, dat is goed, laat hem maar even bellen hoe laat hij langs wil komen.’
Hij gaf Victor een kaartje, met zijn mobiele nummer er op, dat Victor naar alle waarschijnlijkheid allang had.
Hoe Henk zijn vingers jeuken en hij vooral goed in broodjes smeren is.
Henk was blij dat zijn aankoop door Victor was goedgekeurd en als een prima investering werd gezien. Hij was aldoor bang geweest dat zijn impulsieve aankoop slechts ingegeven was door emotionele redenen die veroorzaakt werden door zijn volstrekt belachelijke privésituatie en niets te maken had met een rationeel en afgewogen besluit.
Hij had er zin in om aan deze klus te beginnen, een echte uitdaging. Liefst was hij direct begonnen met ergens op de verdieping van het voorhuis er domweg een muur uit te rammen, maar in plaats daarvan besloot hij zijn energie te gooien in het losscheuren van grote repen behang. Al snel hield hij daar hevig zwetend mee op, het was te warm om te werken. Na nog een beetje rondom het huis gelopen te hebben, over zijn erf, besloot hij dat het tijd was om eens te kijken of Ingrid al een beetje opgeschoten was.
Toen hij de straat inreed zag hij de twee containers die hij een paar dagen eerder besteld had aan de straatkant voor de deur staan. Toen hij zijn auto op de oprijlaan zette en uitstapte was het eerste wat hij zag het gezicht van Johan. Gelukkig nog maar een paar dagen dan hoef ik dat hoofd nooit meer te zien, bedacht hij zich.
‘Buurman, dat van die rockband klopt toch niet, hoop ik?’ vroeg hij bezorgd.
Hij bleef even staan keek hem een beetje meewarig aan en zei: ‘Wat denk je nu zelf Johan?’
‘Oh gelukkig,’ zei hij en ging snel weer naar binnen.
Toen hij de deur opendraaide kwam de poes miauwend naar hem toelopen.
‘Wat moeten we nou met jou, jongen,’ zei hij hardop. Ingrid mocht de poes wel hebben al kon hij er op de boerderij best één gebruiken. Ze was er blijkbaar niet, hij liep de woonkamer in om te kijken of ze daar soms was, maar toen hij haar ook niet in de tuin zag liep hij de trap op naar boven. Hij nam gelijk een aantal dozen onder zijn arm mee.
Toen hij langs de tot inloopkast omgebouwde slaapkamer liep zag hij dat Ingrid al bezig was geweest met inpakken. Hij moest daar toch ook maar eens aan beginnen.
Hij besloot eerst maar eens door te lopen naar zolder en te beginnen met het inpakken van zijn kantoorspullen. Op zolder aangekomen vouwde hij een paar dozen open en ging op zijn bureaustoel zitten. Hij keek eens om zich heen, besluiteloos waar te beginnen. Hij wist dat hij er rekening mee moest houden dat hij waarschijnlijk een aantal weken en misschien wel langer nergens bij kon. De spullen die hij altijd binnen handbereik moest hebben moest hij zo kunnen uitpakken. Maar hoe wist hij nou wat hij volgende week nodig had en hoe kon hij nu aan de buitenkant van de doos zien wat er in zat. Hij begon wat dingen in dozen te stoppen maar halverwege bedacht hij dat het toch anders moest en pakte alles weer uit. Was Ingrid er maar, die was daar zo veel beter in. De vorige verhuizing, zo herinnerde hij zich, had hij zich onledig gehouden met het zetten van koffie en het smeren van broodjes, terwijl Ingrid strak de regie had gehouden over het inpakken, door de onder hun vrienden gecharterde hulptroepen. Het was vlekkeloos, strak volgens planning verlopen. Om zeven uur hadden ze met z’n allen aan de chinees gezeten die hij besteld had, of er venkel ingezeten had wist hij niet meer.
Hij besloot zich uiteindelijk te beperken tot het inpakken van het hoogst noodzakelijke in maximaal zes dozen. Die zou hij alvast zelf overbrengen.
Hoe Henk een oefening in geduld doet en ze samen toch nog tot werkbare afspraken komen.
Henk liep net puffend en steunend met zijn zesde doos de trap af toen hij Ingrid door de garage binnen hoorde komen. Ze botsten bijna tegen elkaar op.
‘Tijd voor een bakkie,’ bracht hij er met moeite uit terwijl hij de doos voorzichtig uit zijn handen liet glijden boven op een andere doos.
‘Wat ben jij aan het doen?’ vroeg Ingrid.
‘waar lijkt het op?’
‘Op dozen naar beneden sjouwen. Maar dat bedoel ik niet. Ik bedoelde meer dat het er een beetje ongestructureerd uitziet.’
Gelijk weer commentaar, dacht Henk. Hij begreep niet wat er nu weer ongestructureerd uitzag. Hij besloot het over zich heen te laten glijden en het positief op te pakken. Even niet ergeren, niet als een bok op de haverkist.
‘Ik kan me de vorige verhuizing nog herinneren waar jij je vooral bezig gehouden hebt met broodjes smeren en dat was maar goed ook anders was alles in het honderd gelopen,’ ging Ingrid vrolijk door met zijn onhandigheid er in wrijven.
Henk lachte wat schaapachtig en begon tot tien te tellen, één, twee, drie.
‘Heb jij je eigen hulptroepen eigenlijk al geregeld? Mijn vrienden komen natuurlijk alleen mij helpen.’
Negen, tien, elf, twaalf.
‘Dat wilde ik dus net met je onder een kopje koffie bespreken,’ kwam er net iets venijniger uit dan hij wilde.
‘Als je maar niet denkt dat je van mijn vrienden gebruik kan maken.’
‘Nee hoor, wees niet bang ik regel wel wat,’ zei hij rustig. Hij was zelfs in staat een voorzichtig lachje op zijn gezicht te toveren.
‘Maar eerst koffie.’
Terwijl Henk koffie zette nam Ingrid de tafel buiten met een vaatdoekje af.
Ingrid zag de noodzaak tot werkoverleg wel in. Ze had drie vriendinnen geregeld. Maar ze besefte dat dit niet voldoende was om ook het huis nog eens leeg te ruimen en de container te vullen. Daar hadden ze simpel weg de kracht niet voor.
Ze had stilletjes gehoopt dat Henk een paar sterke armen uit zijn netwerk kon leveren. Misschien wel een paar facilitaire medewerkers die iets extra’s wilde verdienen op hun vrije zaterdag. Maar dat was natuurlijk ijdele hoop geweest. Als hij José maar niet had uitgenodigd, maar zo dom zou hij wel niet zijn.
Henk kwam met twee kopje naar buiten lopen. Hij was duidelijk een beetje gespannen want zijn handen trilde een beetje. Het lukte hem niet het kopje in zijn linker hand zonder voetbad op de tafel neer te zetten.
‘Die mag jij hebben,’ zei Ingrid direct. Alsof Henk dat zelf niet al had bedacht.
‘Wat heb jij geregeld?’ begon Henk.
‘Drie vriendinnen die kunnen inpakken en jij?’
‘Twee containers en verhuisdozen.’
‘En nu…,’ wilde Ingrid beginnen.
‘Ssst, rustig, ik weet daar redden we het niet mee. Ik kan natuurlijk proberen allerlei mensen te bellen om te kijken of ze hun vrije zaterdag willen opofferen om ons te helpen met als tegenprestatie chinees.’
‘Met venkel.’
‘Desnoods met venkel.’
Ze moesten allebei lachen. Het was een tijd geleden dat ze samen gelachen hadden. Het maakte het in ieder geval een stuk makkelijker om tot afspraken te komen nu de spanning gebroken was.
Ze waren er snel uit. Ze zouden samen met Ingrid haar vriendinnen de dozen inpakken en gekleurde stikkers plakken om aan te geven wat in welke container moest.
Henk zou verhuizers regelen voor het sjouwwerk en opslag regelen voor de spullen die ze nog niet konden uitpakken omdat Ingrid nog geen definitieve huisvesting had en Henk midden in een verbouwing zat.
Het zou waarschijnlijk een lieve duit kosten maar Henk besloot deze kosten maar op zich te nemen. Hij maakte zich wel zorgen om de uiteindelijke financiële boedelscheiding. Hij besloot straks als het zo ver was niet te ingewikkeld te doen, maar in plaats daarvan aan Roos te vragen of ze een oogje in het zeil wilde houden op Ingrid en haar financiële huishouding. Het zou toch zonde zijn als zij er alles doorheen zou jassen omdat ze simpelweg niet bereid was te gaan werken.
Hoe Henk het naar zijn zin heeft en Ingrid een traantje wegpinkt.
Het was verrassend gezellig geweest. Roos had met vellen vol stickers achter Henk en Ingrid aangelopen en bij elk item hadden ze besloten wie het mocht hebben.
Twee andere vriendinnen van Ingrid die Henk nog nooit had gezien, hadden vervolgens alles zo goed en zo kwaad als het ging in dozen gepakt. In hoog tempo waren ze zo door het huis gegaan. Rechts boven begonnen en linksonder geëindigd.
Over de meeste voorwerpen waren ze het snel eens geweest. . Maar er waren natuurlijk altijd pijnlijke momenten. Het bed, wie nam dat mee. Het bankstel, de eettafel een aantal antieke kasten, die Henk graag wilde hebben omdat ze zo mooi in zijn boerderijtje zouden passen. Hij zorgde er omzichtig voor dat argument niet te gebruiken. Het bleef een wankel evenwicht tussen gunnen en gegund krijgen.
Ingrid liep daarentegen de hele dag met een brok in haar keel door het huis; het huilen stond haar nader dan het lachen. Het was surrealistisch, onwerkelijk. Ze waren aan het bepalen wie het meeste recht had op welk deel van al het tastbare dat hun bijna vijfentwintigjarige relatie had opgeleverd. Alsof hun relatie in objecten was uit te drukken. Henk had het allemaal niet door, die liep vrolijk in gezelschap van vier vrouwen door het huis heen. Zoveel vrouwelijke aandacht kreeg hij anders nooit.
Het bed kostte haar nog de meeste moeite, niet omdat het bed zo bijzonder was of dat ze er zoveel onvergetelijk seks in hadden gehad. Nee, het was meer de symbolische waarde. Want met het toedelen van het bed wist ze dat ze daar nooit meer gezamenlijk in zouden slapen. Daarmee was het definitief onomkeerbaar, de relatie was afgesloten, einde, finito, klaar.
Uiteindelijk besloot ze het bed maar te laten voorzien van een groene sticker, ten teken dat het bij haar in de container moest. Ze besloot zodra de mogelijkheid zich voordeed het gelijk weg te doen. Ze wilde nooit meer in dat bed slapen, Ze zou het niet meer kunnen.
Toen ze bijna klaar was had Henk, zo als beloofd, chinees besteld. Het huis lag er desolaat bij, overal dozen en meubelstukken voorzien van groene, blauwe en rode stickers. De rode stickers waren voor die spullen die ze geen van tweeën meer wilden.
Ingrid stond om zich heen te kijken. Er verscheen een traan in haar ooghoek.
Roos zag het en sloeg een arm om haar heen.
Henk ging gewoon, door hij had het blijkbaar reuze naar zijn zin want hij had niks in de gaten. Druk met alle verhuisbewegingen. Ach, ze kon het hem niet kwalijk nemen. Hij was tenslotte maar een man die hadden geen last van emoties.
Hoofdstuk 18, Negatieve gedachten en mijmeringen
Hoe Ingrid de toekomst somber inziet en Henk vol plannen zit.
Ingrid had de afgelopen dagen bij Roos geslapen. Ze had het niet aangekund, een huis vol met ingepakte dozen, gestickerde meubels en pijnlijke maar toch ook mooie herinneringen. Het had meer als een sterfhuis gevoeld dan als een woonhuis. Daarbij had ze nu even tijdelijk onderdak nodig om de tijd te overbruggen want over ruim een week zou ze pas in het huis kunnen van Liedewei, dat ze eerst nog flink wilde reinigen en luchten voor ze daar in kon.
Het was bepaald geen prettig vooruitzicht. Ze had dan ook ellendige dagen achter de rug. De verhuizing was vlotjes verlopen. Ze hadden besloten haar container maar bij Henk op het erf te plaatsen. Daar stond hij veilig totdat ze definitief iets anders had gevonden. Ze kon toch moeilijk al haar spullen neerzetten in het toch al overvolle huis van Liedewei.
Ze had het boerderijtje van Henk nog steeds niet gezien, zelfs geen foto’s. Ze kon het niet. Gelukkig had Henk ook niet aangedrongen. Hij was haar droom aan het verwezenlijken , hoe vreemd kon het lopen, hoe wrang kon het zijn. Dat het uiteindelijk hierop was uitgedraaid. Ze had nog geen ruimte in haar hoofd, geen plek vrijgemaakt, nog lang geen afstand kunnen nemen om maar een begin met iets wat op rouwverwerking leek te maken.
Ze had geen flauw idee wat ze met de rest van haar leven aan moest. Ze had niet de energie om plannen te maken, vooruit te kijken, dat deed alleen maar pijn. De dag van morgen was al een brug te ver. Wat had het leven haar nog te bieden? Ze bleef in haar hoofd in cirkeltjes rond draaien en was niet in staat ze te doorbreken, er uit te ontsnappen. Ze begon langzaam last van zwaarmoedigheid te krijgen, een somberte uitmondend in totale lethargie, die langzaam de vorm van een depressie begon te krijgen.
Ze was bang volkomen te vereenzamen. Ze had een jaar de tijd om definitieve huisvesting te vinden en haar leven weer een beetje op de rit te krijgen. Ze moest leren zelf verantwoordelijkheid voor haar eigen leven te nemen. Maar een jaar was maar zo kort. Niet meer volgen en dienstbaar in totale opoffering aan een ander, maar hoe veranderde je dat, wat je jaren lang ontwikkeld en gecultiveerd had. Je kon niet zomaar een streep trekken en opnieuw beginnen alsof je een sterke onafhankelijke vrouw was. Het leven was feitelijk doelloos geworden zonder Henk. Ingrid zonder Henk bestond niet.
Henk had zo’n beetje provisorisch gekampeerd in een allerijl geregelde caravan die hij op het erf van zijn boerderij had neergezet. Hij was niet van het kamperen, maar hij troostte zich met de gedachte dat het allemaal tijdelijk was. Victor had een tekening geleverd en hij had Wouter erbij geroepen om mee te denken hoe de verbouwing te realiseren op zo’n manier dat hij snel de caravan kon verlaten en in zijn boerderij kon gaan wonen.
Hij was zelf niet zo handig met plattegronden en had maar een beperkt technisch inzicht.
Wouter was onder de indruk geweest, zo niet jaloers, op de locatie en de prijs die Henk betaald had. Bij het tempo van de verbouwing zelf had hij wat meer bedenkingen. Vooral over de tijd die het verkrijgen van een vergunning voor het verwijderen van het asbest in beslag zou nemen was hij wat minder optimistisch. Ook de staat van de constructie baarde hem zorgen.
Maar samen met de architect was hij tot een plan gekomen en een planning. Het dak zou er in zijn geheel af gaan zodat het asbest gesaneerd kon worden. Daarna zouden ze de constructie op plekken versterken, er zou een gedeeltelijk nieuw rieten dak opkomen, de kozijnen zouden vervangen worden en hier en daar was het vernieuwen van het metsel- en voegwerk noodzakelijk. Ze schatten de verbouwing uiteindelijk optimistisch op ruim een ton. Henk zou dan nog een redelijk bedrag over hebben voor het binnenwerk, de keuken en de badkamer . Hij had vol bewondering zitten kijken hoe beide mannen vol enthousiasme het hele plan aan hem ontvouwd hadden. Hun enthousiasme had aanstekelijk gewerkt. Hij was er in gaan geloven.
‘En wanneer kan ik er dan in wonen?’ had hij gevraagd.
‘Als het een beetje meezit ergens eind november.’ Dat was hem helemaal niet tegen gevallen. Hij was al bang geweest voor een lang verblijf in zijn caravan. Misschien wel tot in de winter. Hij was nu dan wel alleen en had niet veel ruimte nodig, maar het bleef behelpen.
Hoe Henk lekker fysiek bezig is en geen zin in Geert heeft.
Henk had afgesproken nog eenmaal bij Geert langs te gaan. Zijn hoofd stond er eigenlijk helemaal niet naar. Hij had gevoelsmatig allang afscheid genomen van zijn interimklus. Hij was aan een nieuwe uitdaging begonnen die al zijn aandacht opeiste. Dagelijks was hij in de weer geweest met het voorbereiden van de komende verbouw van zijn boerderijtje. Hij was al aan zijn tweede tienkuber toe. Hele deuren, keukenblokken, aftimmeringen en wasbakken waren al in de containers verdwenen. De klimop was vakkundig van de gevel verwijderd, zonder al te veel schade aan te richten en een deel van de elektrische bedrading was verwijderd. Allemaal in de container.
‘Probeer het zo kaal mogelijk op te leveren, dat scheelt straks in de verbouwkosten. Niet denken dat kan ik straks nog gebruiken, dus dat bewaar ik. Uiteindelijk leert de ervaring dat dat toch niet gebeurt en voor je daar achter bent ben je al heel wat manuren verder,’ had Wouter gezegd.
Hij had menig zweetdruppeltje gelaten. Heerlijk die fysieke arbeid, daardoor hoefde hij niet te denken aan zijn problemen met Ingrid. Het hoofd stilzetten, geen ruimte en energie meer over om na te denken over je problemen. Een beproefde methode nog in de oude psychiatrie, waar bij gebrek aan geschikte medicatie hele bergen over de terreinen van psychiatrische inrichtingen werden verplaatst. Alle energie eruit halen, afgemat in slaap vallen en de volgende dag gewoon weer opnieuw.
En nu, nu hij net lekker in dat ritme zat, moest hij naar Geert.
Hij had zich veel moeite getroost om er onderuit te komen. Allerlei smoezen verzonnen en niet-valide argumenten opgevoerd, maar hij scheen er niet onderuit te kunnen komen. Er moest en er zou een afrondend gesprek komen. Uiteindelijk had hij zelfs de hulp van José ingeroepen.
‘Maar Henk wil je dan helemaal niets meer met me te maken hebben,’ had ze met veel gevoel voor drama aan hem gevraagd. Hij had haar pruillipje in gedachte voor zich gezien.
‘Natuurlijk wel, ik mis je nog elke nacht,’ had hij geantwoord.
‘We willen nog wel even fatsoenlijk afscheid van je kunnen nemen Henk. Geert heeft nog wat inhoudelijke punten en ik heb ook nog een cadeautje voor je.’
Het bloed was naar zijn hoofd gestegen. Hij had het er warm van gekregen. Kreeg hij nóg een toegift? Toegegeven, het was uiteindelijk wel het argument geweest dat hem over de streep had getrokken.
Hoe Henk in gedachten verzonken is en José geen zin heeft hem bij de les te houden.
Nu zat hij dan in zijn Saab op weg naar het noorden. Het dak stond open, het was eindelijk weer eens een droge dag en het zonnetje scheen. Het werd al snel warm in de auto. Hij had een hekel aan airco. Liever zette hij het dak open, werd hij nog een beetje bruin ook. Pas ver boven de dertig werd het pas tijd voor de airco. Hij zou eigenlijk al met Ingrid op vakantie zijn geweest. Lekker naar het zuiden, had hij gelijk zijn persoonlijke bijdrage aan het wegwerken van de schulden in de zuidelijke EU-staten kunnen leveren door daar eens flink aan de wijn te gaan of misschien wel de Ouzo, zo had hij bedacht. Het was natuurlijk niet doorgegaan. Hij had natuurlijk alleen kunnen gaan. Het was echter ineens allemaal zo snel gegaan, hij had het gevoel in een film te zitten en het was bepaald geen romantische komedie. Nog geen vier weken geleden was er niets aan de hand geweest en nu woonde hij in een veel te kleine caravan naast zijn net aangeschafte, nog te verbouwen, boerderijtje.
Zijn leven was op zijn kop gezet maar de wereld om hem heen was nog niets veranderd, nog steeds dezelfde problemen. De paar aandelen die hij had stonden onveranderd laag. Zelfs zijn zogenaamde risicoloze aandelen portefeuille kon de tand des tijds niet doorstaan en was naar een absoluut dieptepunt gezakt. Eén van de bedrijven waar hij aandelen van had gekocht was zelfs failliet gegaan. Het had hem een paar duizend euro gekost. Hij maakte zich er geen zorgen over, zijn nieuwe leven lachte hem toe. Hij had zin in zijn privéprojectje. Lekker zelf bepalen hoe het resultaat er uit moest gaan zien. Geen rekening te hoeven houden met het constante commentaar van Ingrid. Hij was inmiddels op zijn bestemming aangekomen, de parkeerkaart had hij nog. Die moest hij niet vergeten in te leveren voor hij straks weg ging.
Hij stapte de lift in en toen de deuren weer opengingen zag hij José achter de balie zitten alsof er in al die weken niets veranderd was.
Ze keek op.
‘Niet in pak zie ik, wat dacht je, ik schiet wat makkelijks aan, wel zo handig.’
‘Al mijn pakken zitten ergens in een grote doos in een container die bij mij op het erf staat.’
José fronste haar voorhoofd en keek bedenkelijk. Hij had haar, zo bedacht hij nog niet verteld van zijn boerderijtje.
‘Hoezo erf? Ben je boer geworden?’ zei ze vrolijk.
‘Nee, maar ik heb wel een boerderij gekocht.’
‘Heb je eindelijk Ingrid haar zin gegeven? Heel verstandig van je, je moet vrouwen nooit tegenspreken, altijd hun zin geven. Zo is dat nu eenmaal cultureel bepaald in onze dominant Joods-Christelijke cultuur.’ Hij voelde zich warm van binnen worden, ontspannen, een beetje opgewonden. Hij had José gemist, dat plagerige, dat uitdagende.
‘Of ik Geert hoor spreken, maar Ingrid en ik wonen niet meer samen, zij huurt ergens een flatje en ik heb een boerderij gekocht.’
José wist geen zinnige reactie meer te geven. Daar stond Henk vol trots een totaal verkeerde beslissing te verdedigen. Hoe konden mannen toch zulke emotionele stumpers zijn. Je gaf ze één moment van gelukzaligheid en ze dachten weer twintig jaar jonger te zijn, de hele wereld aankunnend. Alle schepen lekker achter je verbranden en gewoon weer helemaal op nieuw beginnen.
Alsof opnieuw beginnen bestond. Je kon het verleden niet negeren, net doen of het niet bestaan had. Moest ze dat Henk nu gaan uitleggen. Ze had er geen zin in. Hij moest er zelf maar achter komen, op de harde manier.
Hoe Henk een laatste overleg met Geert heeft en het cadeau van José toch wat tegen valt.
Het was een vreemde ochtend geweest. Henk had er wat onwennig bijgelopen in zijn oude, al wat te vale spijkerbroek, een iets te opvallend shirt en een baard van twee dagen. Het ontbrak er volgens José nog maar net aan dat hij geen klompen aan had.
Geert had hem vreemd aangekeken toen hij zijn kamer was binnen gelopen.
‘Zo slecht gaat het toch ook weer niet met de interim markt?’ had hij gevraagd. Geert was nogal gesteld op decorum, een goed zittend pak en bijpassende, gepoetste schoenen.
Het kon Henk allemaal niets schelen. De afspraak met Geert was slechts een hinderlijke onderbreking van zijn werkzaamheden. Henk had toch geduldig uitgelegd dat zijn spullen in dozen zaten, waar hij nu niet bij kon omdat hij aan het verhuizen was naar zijn boerderijtje. Alsof José dat nog niet had doorgebriefd. Geert had geconstateerd dat hij het goede voorbeeld van Frans blijkbaar aan het volgen was en had hem succes gewenst.
Nadat er eerst wat koetjes en kalfjes gepasseerd waren, waarbij Mauro ook nog even langs kwam, waarin Geert weer een mening ventileerde waar de honden geen brood van lustten, wat de sfeer zeker niet verhoogde, kwam het gesprek al snel op zijn eindstuk.
De rest van de bespreking, waar Fleur op een gegeven moment ook bij aangeschoven was, hadden ze besteed aan een aantal punten op de “i” te zetten. De bespreking had tot in de middag geduurd. Ze hadden hartelijk afscheid genomen. ‘San Rancune,’ had Geert nog gezegd en of hij nog maar even langs José wilde gaan voor wat administratieve handelingen en “ze schijnt nog een cadeautje voor je te hebben.’ Geert en Fleur lachten geheimzinnig. De firma “list en bedrog” in één persoon teruggebracht en Fleur keek er vol bewondering naar, waar had hij dat toch eerder gezien. Hij werd toch even van zijn a-propos gebracht door de opmerking. Zouden ze weet hebben van wat er zich op die avond op dat dakterras had afgespeeld. Hij kon het zich niet voorstellen. José vertelde toch niet álles tegen Geert. Hij kreeg spontaan jeuk in zijn kruis. Hij liep de gang op en krabde omzichtig zodat niemand het zag.
Toen hij bij de balie aangekomen was zag hij José nergens. Hij drukte op het belletje, zo’n fietsbel op een ijzeren pinnetje die aansloeg op het moment dat je op het ronde knopje boven op het pinnetje sloeg. Hij had het al die tijd al willen doen maar de gelegenheid had zich nooit voorgedaan. José was bijna altijd wel in de buurt geweest.
Het duurde even. Hij deed de paar stappen naar de kamer achter de balie waarin hij tot voor kort gebivakkeerd had. De deur stond open op de tafel stond een grote doos van een verhuisbedrijf. De kamer was verder leeg, hij was blijkbaar nog niet aan een ander weggegeven. Toen hij een stap de kamer indeed zag hij ook dat het naakt weer terug op haar plek tegen de muur stond.
‘Sta je met enige weemoed te kijken naar dat, wat je achtergelaten hebt?’ hoorde hij achter zich de stem van José. Ze was zachtjes achter hem aan de kamer ingelopen zonder dat hij het in de gaten gehad had. Een lichte kreun ontglipte zijn mond.
‘Je hoeft niet gelijk zo amechtig te gaan staan kreunen,’ zei ze lachend. Hij voelde zich wee worden in zijn buik.
‘Als jij alvast gemakkelijk gaat zitten haal ik even twee koffie.’
Henk ging zitten. Wat bedoelde ze nou weer met gemakkelijk gaan zitten de enige stoelen in de ruimte waren bureaustoelen. Daar kon je op gaan zitten maar echt gemakkelijk zat dat niet. Hij had er hele andere associaties bij. Hij ging zo zitten dat hij zicht op de deur en het naakt had. José kwam na enige tijd aanlopen met twee kopjes koffie, ze zette ze op tafel, deed de deur dicht en ging tegenover Henk zitten, zodat Henk zicht op het schilderij bleef houden.
‘En nu je cadeau,’ zei ze terwijl ze Henk met een mysterieuze glimlach aankeek.
Henk begon in een licht opgewonden staat te geraken.
‘Zou je niet eerst de deur op slot doen?’
‘Waarom?’ vroeg ze verbaasd.
‘Straks komt er nog iemand binnen.’ Henk begon licht te stotteren en voelde dat hij rood aanliep.
‘Oh, maar zo’n cadeau krijg je niet, dat heb je een paar weken geleden al gehad. Nee, je krijgt een veel leuker cadeau en ik weet nu al dat je je ogen er niet vanaf kunt houden. Ik heb het met Geert overlegd en hij was het er helemaal mee eens. Jij gaat ons verlossen van…,’ en ze pauzeerde even, ‘het naakt’. Je mag haar hebben voor in je boerderij.’
Henk keek wat beteuterd. Hij had op iets anders gehoopt. José zag het.
‘Wil je haar niet hebben? Ik zie enige telleurstelling op je gezicht.’
‘Ja, je weet ik vind haar prachtig, ik kan inderdaad mijn ogen nauwelijks van haar afhouden. Maar ik kan haar nu onmogelijk meenemen. Ik zit nog midden in de troep. Misschien kan je haar een keertje gezellig langs komen brengen?’
‘Dat lijkt mij nu niet zo’n goed idee,’ zei José, ‘je geeft maar een belletje we kunnen haar wel opsturen.’
Hij wist niet of hij nu blij moest zijn maar het was José wel in optima forma: teasen, pleasen en diepvriezen. Alleen het pleasen had eigenlijk wel wat beter gekund.
Hoe Ingrid geen energie meer heeft en een rokertje neemt.
Ingrid lag op de bank in haar tijdelijk onderkomen, de flat van Liedewei, die ze voor een jaar gehuurd had. Ze had een kleine week bij Roos geslapen, allemaal erg gezellig, maar ze had uiteindelijk toch te verstaan gekregen dat ze naar haar gehuurde flat moest. Dat was al weer drie weken geleden geweest.
De poes die zij uit de voorlopige boedelscheiding had meegekregen liep al een poos klagelijk te miauwen alsof ze begreep hoe Ingrid zich voelde. Ze kon het niet opbrengen haar aandacht te geven. Ze was vanmorgen weer vol goede moed opgestaan ze had redelijk geslapen. Vandaag, zo had ze besloten, zou haar nieuwe leven een aanvang nemen en het was zaak daar gelijk goed mee te beginnen.
Maar het ontbijtje smaakte toch weer niet, de koffie was weer te bitter en het huis was niet van haar. Ze was onderuitgezakt op de bank gaan zitten en uiteindelijk lag ze nu al minstens drie uur op de bank, met op de achtergrond de televisie aan, in totale lethargie naar het plafond te staren, niet in staat om zich bij elkaar te rapen en in beweging te komen.
De poes was het blijkbaar zat geworden en begon nu echt om eten te jengelen. Ze kreeg een tik met een poot, de nagels uitgestoken ten teken dat het de hoogste tijd was om in beweging te komen.
Ze stond op en slofte naar de keuken, ze pakte het pak kattenvoer en schudde lusteloos wat voer in het voederbakje. Als verdoofd zette ze het pak weer terug in de kast en slofte weer naar de woonkamer om op te bank te gaan zitten. Er lag een pakje shag op de tafel, ze was al weer een poosje begonnen met roken. Ze draaide een sjekkie, met van dat lekkere spul erin waarvan Liedewei een voorraadje in zakjes in de kast had laten liggen, pakte een aansteker, stak de brand erin ze inhaleerde diep. Het gaf een ontspannend gevoel, misschien wel iets te ontspannend. Langzaam liet ze de rook door haar mond en neus weer naar buiten ontsnappen.
Ze was weer gaan liggen.
Het leven had haar niets meer te bieden, het was voorbij. Henk woonde in háár boerderijtje en zij in zíjn appartementje. Hoeveel slechter kon het nog gaan? Ze ging weer liggen deed haar ogen dicht, haar gedachten dwaalden weg. Het waren geen gelukkige gedachten. Ze gingen over ruzies, gevoelens van onbehagen, van niet begrepen worden, niet serieus genomen, maar vooral van angst, ondefinieerbare angsten, angst voor de toekomst en bang om naar buiten te gaan.
Ze schrok van de poes die boven op haar buik gesprongen was.
‘Er is er gelukkig nog één die van mij houdt, hè poes,’ mommelde ze in zichzelf.
Een traan biggelde langzaam over haar wang en bleef in haar mondhoek hangen met het puntje van haar tong ving ze hem op. Ze lag op een bank in een vreemde omgeving heel zachtjes te huilen.
Hoe Henk omkomt in het vergunningencircuit en de twijfel keihard toeslaat.
Henk was nog geen vier weken geleden vol goede moed geweest. Er was een prachtig verbouwplan gemaakt. Het was alleen nog een kwestie van de bouwvergunning aanvragen. Slechts een formaliteit zo had Victor, zijn architect, gezegd.
Het was nu vier weken later en in de tussentijd bleek er veel veranderd te zijn.
De bouwvergunning bleek vooraf te moeten zijn gegaan door een sloopvergunning. Niet dat Henk het boerderijtje wilde slopen, maar het dak ging er toch af, zo had de ambtenaar gezegd. Wat Henk verleidt had tot het grapje dat elke keer als er bij hem het dak afging hij toch ook geen sloopvergunning nodig had. De ambtenaar had geen gevoel voor humor gehad en toen hij op de deel was aangekomen en naar boven had gekeken richting het dakbeschot had hij alleen maar gezegd: ‘Asbest, ik weet genoeg.’
Wat de ambtenaar precies had geweten daar was Henk pas de vorige week achter gekomen.
Victor was langs gekomen. Hij had eindelijk contact gehad met de gemeenteambtenaar en die had geëist dat er eerst een rapport gemaakt moest worden over de eventuele aanwezigheid van asbest. Pas als dat vastgesteld was kon er een saneringsplan met bijbehorende vergunning voor het verwijderen worden aangevraagd. Henk had zich vooral vreselijk opgewonden over het woord eventueel. Een blinde had het asbest nog kunnen zien. Sterker nog de ambtenaar had het zelf geconstateerd, wat kon het nog anders dan asbest zijn?
Pas als de vergunning verstrekt was, wat altijd gebeurde, kon met de verwijdering worden begonnen, waar hij natuurlijk een sloopvergunning voor moest aanvragen omdat het dak er nu eenmaal af moest. Pas als dat allemaal gebeurd was kon uiteindelijk de bouwvergunning worden aangevraagd.
Maar allereerst moest er nog een onderzoek gedaan worden naar de eventuele cultuurhistorische waarde van het object.
Henk had met verbijstering staan luisteren. Dat ging dus geen weken maar maanden duren. Hij zag het er al van komen dat hij de hele winter in zijn caravan moest wonen. Een weinig aanlokkelijk perspectief. Het verbaasde hem niks dat de bouwproductie was teruggelopen, dat er überhaupt nog wat werd gebouwd?
Nu, een week later zat hij voor zijn caravan op een campingstoeltje. Op een uitklaptafeltje stond een glas bier. Het zonnetje scheen. Het beloofde een lekker weekend te worden. Dat was het enige positieve in zijn huidige bestaan.
Met veel moeite had hij zijn internetverbinding, zijn enige contact met de buitenwereld, weten te regelen. De formulierenstroom die daar voor nodig was geweest omdat hij formeel alleen een beetje bouwstroom had en alle andere nutsvoorzieningen minimaal aanwezig waren, tartte elke beschrijving. Maar uiteindelijk ,vele telefoontjes later en met een aanzienlijke overschrijding van zijn beltegoed, had hij internet.
De mail was zijn laptop binnen gestroomd, bijna duizend waren het er geweest. Banensites, linkedin- meldingen en vooral heel veel spam had hij binnen gehaald.
Hij was een hele dag mee bezig geweest om het kaf van het koren te scheiden. In zijn te kleine caravan terwijl de regen op het dak kletterde. Het was een zomer van niks.
Hij was even between jobs en wist dat dat naar alle waarschijnlijk geen tijdelijke zaak zou zijn. De langzaam instortende economie, het afnemende vertrouwen in de economie en de onwillige Grieken gaven hem niet het gevoel dat alles snel goed zou komen.
Hij had wel wat vlees op de botten maar of dat voldoende was om én een verbouwing én zijn dagelijkse kosten langdurig te bekostigen, daar twijfelde hij aan.
Dit waren de momenten dat hij sterk begon te twijfelen of hij wel de juiste beslissing had genomen. Maar berouw kwam na de zonde. Hij vroeg zich af hoe het met Ingrid ging en of José hem al vergeten was. Hij had al weken niets meer gehoord. Negatieve gedachten bekropen hem.
Hoofdstuk 19, Langzaam Neerwaarts
Hoe Ingrid de weg volledig kwijt is en Roos probeert weer een beetje richting aan te brengen.
‘Verdorie Ingrid raap je zelf eens bij elkaar, een schop onder je kont moet je hebben.’
Roos was onverwachts langs gekomen op speciaal verzoek van Henk omdat hij al weken niets van Ingrid had gehoord en haar mobiel blijkbaar afgesloten was.
‘Hoe krijg je het voor elkaar, wat een zwijnestal, hoe kan je hierin leven?’
De huiskamer had bij Liedewei opgeruimd geleken, bij wat Ingrid er de laatste weken van had weten te maken. Ze voelde iets kriebelen op haar been. Ze keek naar beneden en zag minstens vier vlooien op haar been zitten.
Ingrid lag op de bank, uitgeteld. Ze keek Roos verbaasd aan, ‘hoe kom jij binnen?’
Ze probeerde overeind te komen, één arm op de bank rustend en met de andere zich omhoog duwend.
‘Wat ben je in vredesnaam aan het doen Ingrid?” zei Roos, de vraag van Ingrid negerend. Ze had een sleutel van Liedewei gehad die blijkbaar had gedacht dat het verstandig was dat zij een oogje in het zeil kon houden tijdens haar afwezigheid. Zo goed kende Liedewei Ingrid nu ook weer niet.
‘Waar lijkt het op?’ zei Ingrid zacht, nauwelijks verstaanbaar.
‘Waar het op lijkt, waar het op lijkt?’ zei Roos boos, ‘het lijkt op iemand die zwelgt in zelfmedelijden, die ongelofelijk met zich zelf te doen heeft, iemand die een schop onder de kont moet hebben. Als je zo doorgaat is dat jaar zo voorbij en sta je gewoon op straat en wat dan?’
Roos was echt kwaad, nee woest, stomme trut!
Ingrid stelde zich vreselijk aan. Een beetje tegenwind en gelijk opgeven. Ze had het eigenlijk wel kunnen verwachten. Ze herinnerde zich de avond dat Henk boos was weggelopen omdat Ingrid hem zonder enige aanleiding beschuldigd had van vreemd gaan, terwijl zij zelf ook niet geheel zonder zonde was. Ze had zich er toen ook al aan geërgerd, aan dat vreselijke afhankelijke gedrag, dat overtrokken zelfmedelijden. Maar ze had zich er op dat moment geen voorstelling van kunnen maken dat Ingrid tot dit niveau kon afzakken.
‘Jij gaat nu eerst douchen. Ik zet koffie en dan gaan we eerst eens een poging wagen deze bende op te opruimen. De vlooien zitten verdorie op mijn benen.’
Ingrid stond wankelend op, moest zich vasthouden aan de stoelleuning en strompelde als verdoofd naar de douche.
Roos schrok, Ingrid had al niet veel vet op de botten gehad, maar ze was in die paar weken een extra jasje kwijtgeraakt. Ze kreeg ook medelijden met haar. Ze was misschien te hard tegen haar geweest, maar ze was dan ook vreselijk geschrokken toen ze de deur had opengedraaid en de lucht van wiet vermengd met kattenpis haar tegemoet gekomen was. Blijkbaar had Liedewei een zakje ergens laten liggen waar Ingrid wel raad mee geweten had.
Ze liep met Ingrid mee naar de douche, hielp haar met uitkleden, draaide de douchekraan open en zette Ingrid onder de douche. Ze liet het water lang stromen en zag dat Ingrid langzaam een beetje bij kwam. Ze sopte Ingrid met een washand goed in deed shampoo in haar haar, dat vettig sluik langs haar hoofd hing en pakte tot slot de douchekop van de haak om het sop weg te spoelen. Ingrid liet het allemaal toe, te verzwakt om weerstand te bieden.
Het enige wat Ingrid tot nu toe had gezegd waren de bijna niet verstaanbare worden: ‘Waar lijkt het op.’
Ja, waar leek het op?
Het leek op iemand die volledig de sturing over haar eigen leven kwijt was, die niet meer in staat was om voor zich zelf te zorgen.
Ze besloot dat Ingrid maar even een paar dagen bij haar moest slapen om aan te sterken.
In die tussentijd zou ze het appartement van Liedewei verder schoonmaken, de kleine vlooienplaag bestrijden en als Ingrid weer een beetje onder de mensen was samen met haar na werk gaan zoeken.
Hoe Ingrid bedenkt hoe het allemaal zo gekomen is en Roos het W-woord noemt.
Het was een zware periode geweest. Ze had Henk op de hoogte gebracht van de deplorabele toestand waarin Ingrid zich bevond. Hij had gelijk langs willen komen, maar dat leek Roos niet handig. Ingrid zou ongetwijfeld de weg van de minste weerstand hebben gekozen en zich hebben vastgeklampt aan Henk. Zo werd Ingrid nooit zelfstandig en dat was hard nodig vond Roos.
Roos had Ingrid toch maar weer in huis genomen, wat kon ze anders doen? Het was haar vriendin en vriendinnen moest je helpen als ze in de problemen zaten. Het was een combinatie geweest van keihard werken op de permacultuur en een vast ritme aanbrengen om Ingrid er weer enigszins bovenop te helpen. Hoe kon iemand zo snel aan verwaarlozing ten prooi vallen vroeg Roos zich af.
‘Ingrid,’ zei Roos op een dag, Ingrid logeerde al weer twee weken bij Roos en ze begon alweer behoorlijk praatjes te krijgen, ‘de flat van Liedewei is weer aardig schoongemaakt. Het wordt tijd om werk te zoeken en weer eens terug te gaan. Je kunt hier natuurlijk niet eeuwig blijven.’
Ingrid schrok. Ze had geweten dat dit niet voor eeuwig was maar ze had het wel even gehoopt. Roos als zorgzame vriendin die alle verantwoordelijkheid van haar overnam. Een equivalent van Henk, maar dan socialer. Ze was bang om weer terug te gaan naar de flat van Liedewei. Ze kon er niet van op aan dat ze weer in de zelfde fout van doelloosheid en lethargie zou vervallen. Maar het ergste vond ze nog dat Roos zonder waarschuwing vooraf het W-woord had gebruikt.
Het W-woord dat zo’n verlamde uitwerking op haar had gehad, dat ze in de flat van Liedewei tot het volkomen niets vervallen was. Ze had ergens een half pakje shag gevonden en was uit pure frustratie weer flink gaan roken en toen ze op een gegeven moment de onbestemde zakjes met wiet had gevonden was ze gaan experimenteren. Liedewei bleek een aardig voorraadje te hebben liggen. Van kwaad tot erger was het gegaan. Het had bij haar een verlammende werking. Ze durfde op een gegeven moment nauwelijks nog naar buiten. Ze had geen energie meer om voor zich zelf te zorgen, te koken, te eten. Ze was misschien wel rijp voor opname geweest. Als alle zekerheid onder je vandaag geslagen werd kon je al snel vervallen in somberheid en depressie, had ze gemerkt. Misschien had ze het al opgegeven en wilde ze gewoon niet meer, wilde ze gewoon weg zijn, dood. Ze was vreselijk boos geweest op Roos dat zij zomaar langs was gekomen om haar te “redden”. Ze wilde helemaal niet gered worden. Het leven had geen waarde meer voor haar gehad, geen doel.
Langzaam was ze bij Roos thuis er weer een beetje boven op gekomen, maar voor het W-woord was het nog veel te vroeg (als het daar ooit wel tijd voor was).
Ze hield van Roos. Roos was zo duidelijk, doortastend en aantrekkelijk bovendien. Roos wist precies wat te doen, nooit een spoortje twijfel.
Daar hield zij van, dat gaf haar steun, de ruggengraat, die ze zelf vaak niet bezat.
Ze wist alleen niet of ze nu van Roos hield of dat het alleen haar karakter was waarvan ze hield, dat doortastende, beetje dominante. In veel aspecten leek ze namelijk precies op Henk en juist daar had ze van gehouden en hield ze nog steeds van.
‘Ik weet het niet hoor Roos, maar werken is niks voor mij. Henk zal toch wel een keer over de brug komen en alimentatie gaan betalen.’
‘Ingrid, hoe vaak moet ik je nog vertellen dat je daar geen recht op hebt. Jij hebt ook helemaal niks meegekregen van de eerste feministische golf. Vrouwen moeten voor zich zelf opkomen, niet meer het handje ophouden. Gelijke behandeling, gelijke rechten, gelijke plichten.’ Als Roos eenmaal op dreef raakte was er geen houden meer aan. Dat vond ze ook woest aantrekkelijk aan haar.
‘Maar ik ben helemaal niet gemaakt om te werken!’ riep ze.
‘Toch zal het moeten, morgen gaan we langs het uitzendbureau,’ zei Roos. Er was geen discussie meer mogelijk.
Hoe Roos blij is geen kinderen te hebben en Ingrid uit bed schopt.
Roos, hoewel toch ruim jonger dan Ingrid, had bijna de afgelopen weken het gevoel gekregen in Ingrid het kind te hebben dat ze nooit gehad of gewenst had. Ze wist nu ook weer waarom. De sluimerende kinderwens waar vrouwen die de veertig in het zicht hadden, last van kregen had zij ook met enige regelmaat doorvoeld. Ze was zelfs een periode op zoek gegaan naar een geschikte donor met het juiste genenmateriaal. Maar ze had tegen deze selectiemethode voor het verkrijgen van de juiste kwaliteit sperma zowel politieke en ethische bezwaren. Daarbij kwam dat de meeste mannen, die in haar ogen qua intellect, het juiste genenmateriaal hadden, qua uiterlijke verschijning meestal volstrekt niet aan haar kwaliteitseisen voldeden. Het idee dat ze dan een “afzichtelijk” kind zou baren, wat volgens sommige vriendinnen niet kon omdat alle baby’s snoezig en mooi, maar vooral ook vertederend waren, was voor haar voldoende reden om niet voor deze mogelijkheid te kiezen. Buiten het feit alleen al dat ze, in geval van een onappetijtelijke zaaddonor, te veel weerstand bij zich zelf zou moeten overwinnen om tot de fysieke daad te komen, want zonder seks geen kind. Er moest wel een prestatie geleverd worden. De spermabank was voor haar trouwens toch geen optie geweest, dat deed haar nog het meest denken aan Russisch roulette. Je wist niet wat je aangeboden kreeg. Ze had nog even aan Henk gedacht als mogelijke kandidaat, maar voor ze tot het hardop uitspreken van de gedachte was gekomen was het al gruwelijk misgegaan tussen Henk en Ingrid en was Henk afgevallen als kandidaat.
Ze had eens ergens gelezen dat het theoretisch mogelijk was om zonder tussenkomst van een man een kind te krijgen omdat het vrouwelijke geslacht alle kenmerken, zowel mannelijke als vrouwelijke, in haar dna meedroeg. Dit in tegenstelling tot de mannen. Maar dat leek haar slechts mooie toekomstmuziek.
Je zou maar zo’n depressief, zelfmedelei hebbend kind als Ingrid krijgen.
Ze huiverde.
‘Ingrid, schiet je een beetje op, we gaan zo langs het uitzendbureau. Ik heb haast want ik moet vanmiddag werken.’ Wat ook nog een argument was om niet aan kinderen te beginnen, waar moest ze de tijd vandaan halen als alleenstaande moeder?
Ingrid lag in bed met haar hoofd onder het dekbed. Ze wilde helemaal niet langs het uitzendbureau, laat staan werken voor een baas. Maar Roos had de afgelopen dagen al een paar keer gezegd dat ze zich moest laten inschrijven, en elke keer had ze het handig weten te ontwijken. Totdat nu het moment toch uiteindelijk definitief was aangebroken dat ze er niet meer omheen kon. ‘Resistance was futile,’ citeerde zij seven of nine uit Startrek; één van haar favoriete series die zij samen met Henk altijd gevolgd had. Ze moest met enige weemoed terugdenken aan de tijd toen alles nog goed was. Samen televisie kijken, nootjes erbij en genieten maar. Ze kroop nog wat dieper onder het dekbed, de knieën hoog opgetrokken. Het onvermijdelijke proberen te vermijden, maar ze wist dat weerstand bieden geen zin had.
‘Ingrid!’ De slaapkamer deur vloog open. ‘Kom op, je weet het heeft geen zin je te verzetten. Ik heb de ontbijtspullen op tafel gezet. Schiet op!’
Ingrid wist dat er zat niks anders op zat. Ze verzamelde al haar moed en stapte uit bed. Roos stand nog in de deuropening te wachten. ‘Ik kom, ik kom,’ mompelde ze.
Hoewel Ingrid normaliter een naaktslaper was, had ze sinds ze bij Roos logeerde toch maar een pyjama gekocht. Hun bijna seksuele escapades van in het voorjaar lagen haar no, vers in het geheugen. Ze wilde nu haar leven zo volkomen overhoop lag zeker geen aanleiding geven tot nog meer verwarring. Roos dacht daar blijkbaar hetzelfde over.
Hoe Ingrid een baan zoekt en Roos denkt dat ze misschien toch beter een man kan zoeken.
‘Wat voor werkervaring heeft u? vroeg het meisje aan de andere kant van het bureau.
Ze had een groot beeldscherm voor haar neus staan waar ze allerlei gegevens op aan het invullen was. Het was zo’n typisch meisje wat je bij een uitzendbureau verwacht. Een intercedent heette dat blijkbaar, een moeilijk woord voor iemand die de hele dag het internet afstruinde naar vacatures en aan de telefoon hing. Ze had een mantelpakje aan in de bedrijfskleuren, het halflange donkerblonde haar strak over het hoofd getrokken en in een korte staart achter op het hoofd samengebonden. Een professionele glimlach om haar rood gestifte lippen.
Ze had vreemd opgekeken toen Ingrid, duidelijk met fikse tegenzin, bijna door Roos naar binnen was geduwd. En toen Roos namens Ingrid ook het woord nog had gevoerd en had gezegd: ‘Deze dame zoekt werk,’ had ze blijkbaar gedacht dat Ingrid in een inrichting of zoiets zat en in de sociale werkvoorziening thuishoorde. Wat ook bijna het geval was geweest als Roos niet had ingegrepen.
‘Simpel productiewerk?’ had ze gevraagd.
‘Nou ik ben intellectueel wel tot meer in staat,’ had Ingrid venijnig gezegd.
‘Ja, wat kan je eigenlijk Ingrid, heb je ooit wel eerder gewerkt?’ had Roos gevraagd.
‘Wat voor werkervaring heeft u?’ vroeg het meisje.
‘Niet zo veel. Ik heb ooit de havo gedaan en wat licht administratief werk, maar dat was in de tijd nog voor de computer. En de laatste jaren veel vrijwilligerswerk en natuurlijk de permacultuurtuin.’
‘Wat voor tuin?’
‘De permacultuurtuin.’
‘Ja dat verstond ik, maar wat is dat?’ vroeg het meisje om het gesprek een beetje luchtig te houden en te peilen wat Ingrid leuk vond.
‘Een permacultuur tuin is een tuin waar niet gespit wordt maar alles wordt overgelaten aan het elkaar versterkende natuurlijke evenwicht tussen de zorgvuldig naast elkaar geplaatste plantensoorten,’ zei Ingrid alsof ze de definitie uit het woordenboek, als het daar al in stond, aan het voordragen was.
‘Kom op Ingrid de cursus permacultuur geven we een andere keer wel,’ zei Roos die bang was dat als Ingrid even een kans zag om onder werken uit te komen deze met beide handen zou aangrijpen.
‘Ja,’ zei het meisje niet begrijpend en met een blik alsof ze water zag branden.
‘Ik heb hier nog een functie van hovenier.’
‘Dat lijkt mij wel leuk,’ zei Ingrid, ‘mag ik dan wat tuinmannen begeleiden en een tuinplan ontwerpen? Dat lijkt mij wel leuk, kan jij mooi met me meedenken Roos.’
Ingrid werd zowaar enthousiast, kon werken dan misschien toch leuk zijn?
Het meisje keek wat meewarig naar Ingrid. ‘Het is eigenlijk een duur woord voor tuinman. Het zijn onderhoudswerkzaamheden, volgens contract, voor een hoveniersbedrijf.’
Ingrid begreep niet wat daar mee bedoeld werd, maar haar enthousiasme zakte gelijk weer richting nulpunt.
‘En heeft u ook administratief werk?’
‘Ja hoor, heeft u ervaring met office-pakketten?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou Word, Excel en mailprogramma’s’
‘Word zegt me wel iets, daar heb ik weleens mee gewerkt en ik heb laatste op google Funda nog gevonden,’ zei Ingrid om haar kennis van de computer te demonstreren.
Roos stond er bij en kreeg spontaan last van plaatsvervangende schaamte. Dat Ingrid de afgelopen jaren niet volledig betrokken was geweest bij het arbeidsproces wist ze, maar dit had ze toch ook weer niet verwacht. Ze had zich blijkbaar alleen met het huishouden, wat hobbyclubjes en de permacultuur beziggehouden.
Dat ging nog lastig worden voor Ingrid, om een zelfstandig bestaan op te bouwen.
Misschien kon ze beter investeren in het uitgaansleven en een rijke man of misschien wel vrouw aan de haak slaan. Die kwaliteiten had ze onmiskenbaar wel.
Hoe Ingrid monter haar broodtrommeltje klaar maakt en goedgemutst op pad gaat.
Uiteindelijk had ze de baan als hovenier geaccepteerd. Het weer was tenslotte nog goed en ze hield van in de tuin werken, dus daar was niks mee. Het had slechts één nadeel, ze moest om zes uur al op.
De volgende ochtend ging om zes uur dus de wekker. Ze had besloten Roos niet wakker te maken en het werk een kans te geven, hoe erg kon werken in de tuin nu zijn. Ze deed het met veel plezier toch ook in de permacultuur en nu verdiende ze er ook nog een beetje geld mee. Het was niet veel, bijna acht euro per uur, maar het was geld. Dat zou het leed van de arbeid toch wel enigszins vergoeden? Ze had met Roos afgesproken dat ze zou proberen binnen een week weer in het huis van Liedewei te zitten.
Dit was een geheel nieuwe ervaring voor haar. Ze stond achter het aanrecht van Roos twee crackertjes met kaas klaar te maken en ondertussen was ze een senseootje aan het zetten. Ze had gisteren speciaal voor de gelegenheid een broodtrommeltje gekocht. Zo één met een bolle uitstulping aan de bovenkant voor een appeltje. Ze smeerde drie boterhammen met kaas en stopte die bij het appeltje in de trommel. Samen met de drinkbeker met melk ging het in een klein rugzakje die ze vaak ook naar de permacultuurtuin meenam. Ze voelde zich net weer veertien, lunchpakketje mee naar school.
‘Hoi,’ Roos kwam de huiskamer ingelopen, slaap nog in de ogen, een beetje waggelend, ‘lukt het een beetje.’?
‘Je had niet voor mij hoeven opstaan, hoor.’
‘Ach, ik had mijn wekker toch gezet, wilde er zeker van zijn dat je zou gaan en dat je je niet zou verslapen. Je bent het immers niet gewend dat vroege opstaan.’
‘Daar vergis je je in. Ik maakte voor Henk altijd een ontbijtje klaar en zijn lunchpakketje ’s-ochtends voor hij wegging.’
Daar had Roos natuurlijk niet aan gedacht. Zulk onderdanig dienstverlenend gedrag kwam niet in haar woordenboek voor.
‘En heb je er een beetje zin in?’
‘Ach ja, hoe erg kan het nu zijn?’ Roos gaf haar nog een zoen voordat Ingrid de deur uitliep.
Daar zou Ingrid nog wel achter komen dacht Roos.
Hoe Ingrid gaat schoffelen en het allemaal niet meevalt.
Bij het hoveniersbedrijf aangekomen moest ze zich melden in een portacabin die midden op het terrein stond, te midden van de tegen elkaar geplaatste coniferen, jonge boompje met kluit en ander groen wat snel zijn weg zou vinden richting een definitieve plek ergens in een willekeurige tuin. De portacabin fungeerde blijkbaar als kantoor. Ze stapte naar binnen. Het was er warm. De zon had er de vorige dag de hele tijd op staan branden. Ze vroeg zich af hoe de twee mannen die in de kantoorruimte zaten het er zomers uithielden. De mannen, die beide een forse omvang hadden, zaten elk achter een eigen bureau en waren druk met elkaar aan het praten. Het zweet stond zo vroeg al op hun voorhoofd. Het was er benauwd. In een hoekje stond een ventilator langzaam te draaien. Beide bureaus lagen bezaaid onder de her en der rondzwervende papieren, hier en daar verzwaard met een rondslingerende perforator, een nietmachine of een pakje sigaretten tegen het wegwaaien. Het deed Ingrid qua rommeligheid denken aan de kantoorruimte van Henk, die kon er ook altijd zo’n enorme chaos van maken. Toen Ingrid binnen kwam keken ze allebei tegelijkertijd op.
‘Goedemorgen dame, met wie hebben wij het genoegen?’ zei de man die het dichtstbij zat allervriendelijkst. Zijn stem klonk een beetje “gebarsten” duidelijk een fanatieke roker.
‘Ingrid, ik kom hier via het uitzendbureau.’
‘Ah, u bent de nieuwe. Ik zal u even naar de plaats van bestemming brengen,’ zei de andere man. Hij stond op liep naar de balie en klapte een deel van het blad van de balie omhoog dat een natuurlijke scheiding vormde tussen de binnenkomende bezoekers en de werkplek van de twee mannen en ging Ingrid voor naar buiten, naar een loods die even verder stond. De man liep ondanks zijn stevige postuur wat niet op een goede conditie duidde, toch stevig door en Ingrid had moeite het tempo bij te houden. Het leek meer op rennen dan op lopen en Ingrid moest elke keer een tussenstapje doen om de man bij te houden. Dit tempo was ze niet gewend, als dat de hele dag maar niet zo doorging.
‘U krijgt eerst even een korte veiligheidsinstructie voordat u de straat op gaat en we u aan het werk zetten. Dat is verplicht, Arbowet,’ ging de man verder.
Ingrid liep onwennig achter de man aan. Dit was haar eerste werkervaring sinds decennia. De straat op gaan klonk haar onheilspellend in de ogen. Stond ze straks soms te schoffelen in een perkje bij één van haar vriendinnen voor de deur. Een onheilspellend vooruitzicht. Ze was benieuwd wat haar te wachten stond bij de veiligheidsinstructie. Hoe gevaarlijk kon tuinieren nu zijn? Ze kon zich er niets bij voorstellen. De veiligheidsinstructie ging niet veel verder dan dat een schoffel een scherpe kant had, dat je een hark nooit neer moest leggen met de tanden naar boven en dat als je iets van de grond moest rapen je vooral door je knieën moest zakken. Ze kreeg een oranje hesje aan gemeten en een paar veiligheidsschoenen die haar eigenlijk veel te groot waren, maar ja, het was nu eenmaal een verplichting.
Ze werd die dag te werk gesteld bij een sportpark. De hele dag was ze bezig, in het zweet haar aanschijns, met schoffelen harken en onkruid wieden. Had de instructie toch nog een beetje nut gehad dacht ze cynisch.
Halverwege de dag was de voorman langs gekomen. Een niet onknappe verschijning van een jaar of dertig, type zonnebank of kwam het van het vele buitenzijn. Het was geen fantastische zomer geweest, dus het zou wel de zonnebank zijn. Hij kwam controleren of alles wel op de juiste wijze gebeurde. Hij had wat commentaar op haar manier van schoffelen gehad. Ze had hem meewarig aangekeken en gezegd dat ze vanuit haar ervaring in de permacultuur misschien niets van spitten wist maar wel alles van schoffelen. De man had haar niet begrijpend, met een niet al te intelligente blik, aangekeken. Ze had al snel in de gaten dat de man totaal geen verstand van tuinieren had, nog van het aansturen van mensen. Ze had verder dan ook geen aandacht voor hem gehad. Ook niet toen hij een andere schoffel had gepakt en nadrukkelijk had voorgedaan hoe er naar zijn idee geschoffeld moest worden. Ze was demonstratief met haar rug naar hem toe gaan staan. Haar tijdelijke collega’s hadden haar aan staan staren of ze één of ander buitenaards wezen was. Waarschijnlijk dachten ze dat ze een taakstraf had en een paar uur dienstverlening moest doen.
Ze hadden nauwelijks een woord met haar gewisseld, nu vroeg ze zich ook af of dat echt een gemis was. Ze had het wel geprobeerd, want Ingrid ging van de stelling uit dat niemand boven de ander gesteld mocht worden, in haar universum was geen ruimte voor bazen.
Moe, maar niet voldaan, met blaren op haar voeten van de te grote schoenen, ging ze aan het eind van dag weer naar Roos terug. Ze had te horen gekregen dat ze de volgende dag niet hoefde te komen. De schoffelinstructeur had blijkbaar melding gemaakt van het incident. Ze was er niet optimistischer op geworden. Was dit haar toekomst?
Toen ze aan het eind van de dag weer bij Roos thuiskamp vroeg deze: ‘En Ingrid, hoe ging het?’
‘Ik hoef morgen niet terug te komen. ik heb gelijk, ik ben niet gemaakt om te werken.
Hoe Henk wat tegenvallers krijgt te verwerken en een afspraak met Roos heeft.
Het was september, de zomer was laat begonnen en liep nog lang door. De temperatuur lag nog ruim boven de 20 graden. De eerste tekenen van een mooie Indian Summer hingen in de lucht. De bladeren aan de bomen die langs het zandpad stonden dat toegang tot zijn erf gaf, begonnen langzaam te verkleuren. Weldra zouden de eerste herfststormen de bomen definitief van hun bladerdak verlossen en zouden de dagen maar vooral ook de nachten steeds kouder worden. Een niet al te prettig vooruitzicht.
Henk zat nog steeds in zijn caravan te wachten. Het was nu zes weken geleden dat hij de gemeente ambtenaar langs had gehad die hem opgezadeld had met onderzoeken en vergunningen maar vooral met heel veel vertraging.
Over een week of twee begon de herfstvakantie en het optimistische scenario wat hem voorgespiegeld was begon langzaam in duigen te vallen. Het asbestonderzoek had plaatsgevonden en behalve in het dakbeschot was er ook asbest aangetroffen in een aantal binnenwanden en schoorsteenkanalen. De vraag of het niet beter was het hele boerderijtje gewoon maar te slopen was zelfs gesteld. Maar daar wilde Henk niet aan. Sloop kwam even niet in zijn woordenboek voor.
De geschatte verwijderingskosten liepen in de tienduizenden euro’s, een veelvoud van wat er geraamd was. Een financiële tegenvaller die een behoorlijk gat in zijn begroting sloeg.
Al met al begon het ondanks de prettige temperaturen overdag, ’s nachts toch behoorlijk koud te worden. Er was zelfs al vorst aan de grond gesignaleerd.
Het vervelende van al dat asbest was dat hij na aanvankelijk twee containers gevuld te hebben al een paar weken niets had mogen doen.
Hij had de afgelopen weken z’n netwerk een beetje afgelopen op zoek naar een nieuwe opdracht om nog wat extra inkomsten te genereren, maar had gemerkt dat de markt volledig vastzat. Het baarde hem zorgen.
De indruk die hij onderweg gekregen had was, dat het er ook niet snel beter op zou worden.
Het was even voor een korte periode overleven en dat maakte dat de financiële tegenvaller op een zeer ongelukkig moment kwam. De boedelscheiding die ze zelf zo hadden afgesproken in afwachting tot dat één van hun twee aanstalten maakte stappen te zetten op weg naar een definitieve regeling maakte zijn financiële armslag ook niet groter. Kortom het was improviseren.
Zoals de planning er nu uitzag zou, zonder verdere tegenvallers, voor de kerst het dak vervangen zijn en het voorhuis enigszins bewoonbaar zijn.
Daarna moest hij maar kijken hoe hij financieel zat. Hij moest enige reserve houden voor het geval hij tijdelijk even geen inkomen zou hebben. Zijn vaste lasten liepen immers gewoon door.
Als de winter maar niet te vroeg zou invallen. Er werd al gesproken van een aanstaande horrorwinter, wat hij zich daarbij moest voorstellen wist hij niet.
Hij ergerde zich altijd aan die overdrijvingen, een gevolg van het feit dat alles vermaak en entertainment moest zijn. Zelfs de politiek leed daar al aan en hij wist het was de schuld van de populisten. Het ‘doe is even normaal man,’ galmde al weken na.
De euforie die zich in eerste instantie van hem meester had gemaakt was langzaam aan het verdwijnen. Twijfel stak de kop op. Had hij niet beter even een pas op de plaats kunnen maken, huren en dan verder kijken. Maar de huizenprijzen lagen historisch laag en zijn aanschaf was hoe je het ook wende of keerde uiteindelijk financieel gezien, naar de toekomst toe, een uitstekende keuze. De belastingdienst betaalde lekker mee en hij kon altijd nog een hertaxatie doen en proberen een extra hypotheek te krijgen, al wist hij dat dat als zelfstandige makkelijker gezegd dan gedaan was.
Hoe moeilijk kon een bank nou doen, wat voor risico liep zo’n bank nou helemaal.
Het was een fantastisch courant onderpand dat zelfs op een executieveiling nog ruim voldoende zou opbrengen, zeker als het asbest eenmaal verwijderd was.
Maar de banken waren risicomijdend geworden. De economie zat muurvast. Hypotheken werden nog nauwelijks verstrekt. Zeker niet aan een zzp’er die al een fysieke waarschuwing had gehad.
Hij moest zo naar Roos. Ze had gebeld, het ging al een poosje niet helemaal lekker met Ingrid. Hij had haar gevraagd Ingrid een beetje in de gaten te houden. Ze hadden daarover al eerder contact gehad een paar weken geleden. Ze hadden toen afgesproken dat hij op afstand zou blijven.
Ze had toen bezorgd geklonken. Hij maakte zich zorgen. Hij was bang dat het langzaam neerwaarts met haar zou gaan.
Hij voelde toch altijd nog een zekere zorgplicht. Tenslotte was vierentwintig jaar niet niks!
Hoofdstuk 20, Voortschrijdende inzichten
Hoe Henk bij Roos langs gaat en toch wat overmoedig wordt.
Het was geen straf om bij Roos langs te gaan. Roos was tenslotte een prettige verschijning. Het was jammer dat ze slechts van de vrouwenliefde was.
Hij maakte zich echter zorgen om Ingrid en de aantrekkingskracht die Roos altijd op hem gehad had was daar nu even ondergeschikt aan.
Roos had hem het alarmerende verhaal verteld over hoe ze Ingrid had aangetroffen in haar tijdelijke onderkomen, de flat van Liedewei. Hij had het eerst niet geloofd en toen langzaam het besef gegroeid was dat Roos geen verzinsels vertelde had hij zich er toch ook weer geen voorstelling van kunnen maken.
Hij kende Ingrid als een helder, wellicht niet altijd even logisch nadenkend iemand. Die bepaald niet op haar mondje was gevallen en zich met haar natuurlijke charme overal elke keer weer door heen wist te slaan en meestal, onbewust, op de juiste knoppen wist te drukken. Hij wist wel dat Ingrid niet zo van het werken was, maar ze was absoluut niet lui. Ze zat tenslotte volop in het vrijwilligerswerk, maar werken voor een baas was voor haar heel wat anders. Het moest voor haar toch maar een kleine stap zijn om iets van betaald werk te krijgen. Ze had contacten genoeg, misschien alleen in het verkeerde circuit.
Hij stond in het trappenhuis van de flat voor de deur bij Roos. Hij had aangebeld. Het was zo’n typische naoorlogse flat, gele tegeltjes aan de wand, tien rijen hoog tot een hoogte van anderhalve meter. Daarboven gestukt en bespoten met zo’n gladde toplaag met van die harde kleine steentjes erin. Waaraan, als je niet uitkeek en net even te hoog langs de muur schuurde met je arm, je je flink kon openhalen. Op een oude stoof naast de deur stond een plantje. Hij keek ernaar, het leek wel plastic. Hij bukte zich om aan de blaadjes te voelen. Hij kon het zich nauwelijks voorstellen maar het was echt plastic. ‘Dan heb je van die groene vingers en dan zet je een plastic plantje op het trapportaal,’ mompelde hij in zichzelf.
Hij stond nog gebukt toen de deur openging. Hij schrok en met een rood hoofd ging hij weer rechtop staan.
‘Oh, sorry,’ bracht Henk hakkelend uit, ‘ik voelde even aan het plantje.’
‘Plastic’ zei Roos, ‘de kat van de buurvrouw wil nog wel eens ontsnappen en heeft de hinderlijke gewoonte dan zijn behoefte, bij voorkeur, in een plantenbak te doen’. Vandaar.
Henk begreep het. Roos voelde blijkbaar de behoefte zich te verontschuldigen of in ieder geval het uit te leggen.
‘Kom verder.’
Henk liep achter Roos aan, Hij was nog nooit bij Roos thuis geweest. Hij wist niet wat hij moest verwachten. Via de hal kwam hij de woonkamer binnen. De woonkamer zag er verzorgd uit, rustig en modern ingericht. Een bank, twee losse fauteuiltjes, geen salontafel maar losse bijzettafeltjes, een lage dressoirachtige kast en een boekenkast waarin Henk gelijk het werk van ook bij hem bekende feministische schrijfsters herkende. Aan de muur hing een flatscreen en twee in wissellijsten vervatte naakten, duidelijk door een professionele fotograaf gemaakt. In één dacht hij Roos te herkennen. Op de lage kast stond een digitaal fotolijstje, waar om de paar seconden een andere foto verscheen. Ineens zag hij Ingrid langskomen, breed lachend, en daarna nog een keer samen met Roos op een bank. Hij schrok een beetje en hij besefte ineens dat hij haar kwijt was. Ze zat in een digitaal fotolijstje bij een ander op een kast.
‘Koffie?’ riep Roos vanuit de keuken.
‘Ja graag,’ zei hij en liep naar de keuken waar Roos druk in de weer was met een koffiezetapparaat. Ze lachte vriendelijk.
‘Je was nog nooit bij mij binnen geweest, geloof ik,’ ging ze verder.
‘Nee, het is de eerste keer. Je woont hier overigens mooi.’
‘Ja, ik mag niet klagen.’
De koffie was inmiddels klaar en ze liep hem voor naar de woonkamer.
Henk ging op de bank zitten zij pakte één van de fauteuiltjes.
Hij had zicht op het wissellijstje waar om de paar seconden weer een andere foto zichtbaar werd, waarvan sommige toch wel erg vrijmoedig.
Roos zag het, ‘zal ik het lijstje maar even omdraaien. Ik heb van Ingrid begrepen dat je de laatste tijd wat licht ontvlambaar bent.’
Hij lachte een beetje schaapachtig, wellicht had dit bezoek nog een verrassing in petto.
Hij was overmoedig geworden door José. Hij had de smaak te pakken gekregen, maar
Roos draaide resoluut het lijstje om. Roos was ruim buiten zijn league.
Hoe Roos op de foto zo verleidelijk lijkt, maar schijn toch altijd weer bedriegt.
Roos had zakelijk verslag gedaan van de toestand waarin Ingrid verkeerde en tussen de regels door toch wel vrij duidelijk laten merken dat ze het hele gedoe een beetje zat begon te worden. Ze moesten maar eens beginnen hun eigen problemen op te lossen.
Halverwege haar relaas had ze Henk ineens gevraagd of ze misschien ook nog de foto’s van de muur moest halen. Ze had hem de hele tijd met een schuin oog zien kijken naar haar foto’s aan de muur die ze ooit door een vriendin, ook een professionele fotografe, had laten maken. Elke keer die vluchtige blik naar de foto’s op de muur en dan weer naar haar. Ze voelde zich op een vreselijke manier bekeken, alsof hij haar met zijn ogen zat uit te kleden. Ze voelde zich naakt, ongemakkelijk worden, bijna een gevoel van fysieke aanranding. Alsof hij meer in haar geïnteresseerd was dan in Ingrid.
Wat waren mannen toch een ongelofelijke sukkels, een spanningsboog van slecht een paar centimeter als er vrouwen in het spel waren. Dan kwam al dat dierlijke machogedrag ineens naar boven.
Ze mocht Henk eigenlijk wel. Hij hield net zo als zij van een goede pittige discussie. Die hadden ze in het verleden over menig onderwerp dan ook met enige regelmaat gehad. Maar dit soort gedrag verafschuwde ze, bij elke man!
Het gevoel slechts gezien te worden als object, dat veroverd diende te worden.
“Heb je nu allemaal begrepen wat ik verteld heb of heb je alleen maar aandacht voor die foto’s gehad?” vroeg ze tenslotte.
Henk was verrast door de vraag. Natuurlijk had hij het begrepen, wat viel daar in vredesnaam niet aan te begrijpen. Hij was verrast door de desolate staat waarin Ingrid zich bevond. Hij had meer ruggengraat bij haar verwacht. Kende hij haar na vierentwintig jaar dan nog zo slecht, dat ze hem op deze manier verrast had?
Maar hoe hij een bijdrage aan de oplossing kon leveren wist hij op het moment niet. Hij vond het jammer dat Roos het fotolijstje zo demonstratief had omgedraaid. Het had hem in verlegenheid gebracht, een stuk spanning opgeleverd dat niet bijdroeg aan een gezamenlijke actie in wat voor vorm dan ook. Hij begreep ook uit Roos haar woorden dat ze daar ook helemaal geen zin meer in had. Ze was het begrijpelijkerwijs op z’n zachts gezegd een beetje zat aan het worden. Maar zijn invloed op Ingrid was nu even tot het nulpunt gedaald en dat lag niet alleen aan hem.
‘Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik op dit moment aan Ingrids toestand kan veranderen. Elke keer als ik haar zie krijgen we binnen vijf minuten ruzie en eindigt het ermee dat ik excuses loop aan te bieden voor iets waarvan ik meestal denk daar niet schuldig aan te zijn. Tenminste niet alléén schuldig.’
Hij keek Roos aan, haar verschijning maakte bij hem altijd de invoelende kant los.
‘Ingrid is inderdaad af een toe een opgewonden standje. Als een bok op de haverkist.
Maar verdorie Henk, jíj zult een stap moeten zetten. Ik ga niet de puinhoop opruimen die jullie van je relatie gemaakt hebben.’
Henk keek Roos met grote ogen aan. Dit was toch wel de “limit” wie was van dit alles nu eigenlijk de veroorzaker geweest? Wie had de eerste stap gezet?
‘Wie is hier nu begonnen met het op een onverantwoordelijke wijze onder druk zetten van een relatie, alleen voor haar eigen plezier? Totdat jij om de hoek kwam kijken met je seksuele escapades was er helemaal niets aan de hand. We waren gelukkig met z’n tweeën,’ reageerde hij ongewild fel.
Hij begon kwaad te worden. Alle vrouwen waren hetzelfde, de schuld afschuiven, geen verantwoording nemen, maar wel willen meebeslissen.
Zijn diepst conservatieve gedachten, anti-emancipatoire gevoelens, kwamen naar boven.
‘Ja, wat niet weet wat niet deert, vrouw achter het aanrecht, lekker dom houden en vooral niet op zoek mogen gaan naar haar eigen identiteit. Elke vorm van emancipatie tegen gaan. Je weet tenslotte nooit welke beerput je ongecontroleerd openmaakt,’ reageerde Roos sarcastisch op zijn opmerking.
Het zou nooit meer goed komen. Vrouwen, zo bekoorlijk van buiten, maar zo anders van binnen. Misschien moest hij wel op zoek naar een goede begrijpende vriend. Maar hij hield zo van de vrouwen.
Hoe Henk enthousiast wordt van de inhoud van een enveloppe en zijn humeur toch weer naar een dieptepunt zakt.
Hij wist nu hoe het met Ingrid ging en had zich onsterfelijk belachelijk gemaakt.
Veel gekker moest het toch niet worden. Het tij zou toch wel eens keren. Het geluk moest hem toch binnenkort wel weer eens gaan toelachen.
Geen werk, wonend in een caravan naast een tot ruïne verworden boerderij. Gelukkig had hij zijn Saab nog. Maar voor hoe lang ?
Hij ontgrendelde, terwijl hij naar zijn auto toe liep, zijn auto. Van zijn Saab kreeg hij af en toe tenminste nog een vriendelijk knipoogje. Hij reed met frisse tegenzin. Niet meer terug naar zijn boerderijtje, maar slechts naar zijn caravan. Onderweg reed hij nog even langs zijn postbus om de post op te halen. Er zat een dikke enveloppe bij, van de architect.
In zijn caravan aangekomen opende hij gehaast en vol ongeduld de dikke enveloppe.
Het definitieve ontwerp was klaar. Hij vouwde de grote tekeningen open op het, te kleine, opklapbare tafeltje dat overdag de plaats van zijn slaapplaats innam.
Het zag er op het eerste gezicht allemaal prachtig uit. Zou het dan toch nog allemaal goedkomen? Zijn enthousiasme begon weer langzaam terug te keren. Een mens had eigenlijk maar een klein sprankje hoop nodig om weer een beetje het geluk terug te vinden.
Hij maakte snel een kop koffie klaar, klapte een boterham met kaas dubbel en ging er eens goed voor zitten. In de enveloppe zaten ook nog wat brieven, waaronder de aanvraag voor de bouwvergunning. Victor had blijkbaar al het nodige voor- en masseerwerk bij de gemeente gedaan. Het zag er allemaal op het eerste gezicht goed uit.
Zijn mobiel ging over. Hij zag op de display dat het Victor was. Dat kon geen toeval meer zijn.
‘Met Henk.’
‘Hoi Henk, ik heb gisteren wat stukken naar je toegestuurd, naar je postbus.’
‘Ik heb ze toevallig net voor me liggen, ze zien er mooi uit. Ik zag dat je bij de gemeente ook al wat voorwerk had gedaan.’
‘Ja, die willen wel meewerken. Met een beetje geluk kunnen we na de herfstvakantie al beginnen. We moeten op korte termijn, liefst deze week, een afspraak maken over de uitvoering. Aannemer, installateur, asbestsanering, je weet wel. Ik ken wel wat aannemers die verlegen om werk zitten en deze klus tegen een aantrekkelijke prijs aankunnen. De één z’n dood is tenslotte de ander z’n brood en in deze markt is er niks mis mee om daar maximaal van te profiteren.’
Daar was Henk het van harte mee eens.
‘Heb je al enig idee van wat dit geintje me allemaal gaat kosten. Dat asbest-verhaal sloeg al een aardig gat in mijn begroting.’
‘Ja daar moeten we nog maar een keer heel goed naar kijken. Ik heb daar trouwens al toestemming voor gekregen. De soep werd uiteindelijk toch weer niet zo heet gegeten binnen het ambtenarenapparaat als onze eerste indruk was. Dus dat kan bij wijze van spreken morgen al starten. Ik zal mijn relaties eens afgaan. Dat moet toch goedkoper kunnen lijkt mij zo. Er zit overigens ook een raming van de overige kosten bij. Dus zonder asbest en exclusief btw.’
Henk begon door zijn paperassen te bladeren en vond het bewuste A4-tje met de begroting.
Hij schrok. Hij was op veel voorbereid maar niet op dit bedrag. Hij moest zich even bij elkaar rapen om zijn stem weer evenwichtig en neutraal, zonder zenuwachtig trillertje, te laten klinken.
‘Nou Victor, dat wordt een lastige. Ik hoop dat het heel slecht gaat met die aannemers. Anders heb ik een probleem vrees ik.’
Zijn humeur daalde weer naar een nieuw dieptepunt.
Hoe Henk een aardige kostenpost voorziet en daarvoor dekking probeert te vinden.
Hij keek nog eens goed naar het bedrag.
Hij had het gesprek met Victor beëindigd nadat ze een afspraak nog voor de volgende dag hadden gemaakt.
Dat ging hij niet redden. Zoveel financiële ruimte had hij nu eenmaal niet, tenminste als hij ook nog een buffertje wilde overhouden voor de te verwachten slechte tijden. Hij had de opbrengst van de verkoop van hun woning samen met hun spaargeld op hun gezamenlijke spaarrekening gezet. Een maandelijkse voorziening voor Ingrid en voor zichzelf getroffen zodat ze beiden een vast inkomen hadden en de aankoop van zijn boerderijtje gefinancierd. Als de kosten van de verbouwing uit de hand gingen lopen moest hij het toch anders gaan regelen want hij kon toch moeilijk het risico gaan lopen met Ingrids deel aan de haal te gaan. Als Ingrid daarachter kwam waren de rapen gaar, en terecht.
Er bleven drie mogelijkheden over. Of hij verkocht de boel direct, of hij verbouwde eerst met het oogmerk daarna te verkopen en een flinke winst over te houden of hij kon ook nu alleen het voorhuis laten verbouwen, zodat hij die vermaledijde caravan, tenminste voor het echt koud werd, kon verlaten.
Hij neigde erg naar de eerste optie: de boel gewoon gelijk verkopen. Het verlies op de koop toenemen, want in deze staat was er vast nu geen andere gek te vinden die het risico aandurfde. Maar het was zijn eer te na. Hij was toch degene die overal kansen zag en geen bedreigingen. Dat was meer de kwaliteit van Ingrid: “Doemdenken”.
Verbouwen en daarna verkopen zag hij ook niet echt zitten. Het risico dat hij uiteindelijk al zijn geld in de verbouw zou hebben gestopt, geen werk zou hebben en ook nog eens met een, misschien dan nog steeds, onverkoopbare boerderij zou zitten, sprak hem niet aan. Stel dat het allemaal niet vlotte en hij uiteindelijk moest duiken met zijn vraagprijs. Dan kon hij die flinke winst ook wel op zijn buik schrijven en moest hij misschien toch nog het verlies op de koop toe nemen.
Er zat niets anders op, hij moest het maar beetje bij beetje doen. Eerst het voorhuis maar eens bewoonbaar maken zodat hij in ieder geval voor de winter uit de caravan kon. Kamperen in zijn eigen huis met een werkende verwarming was te allen tijde toch nog beter dan in zijn caravan met een elektrisch straalkacheltje.
Hij was tenslotte ook maar alleen dus veel ruimte had hij niet nodig. Alles was beter dan die paar vierkante meter in de caravan.
Als het geld dan uiteindelijk toch weer ging binnenstromen kon hij kamer voor kamer de rest opknappen.
Morgen eerst maar eens met Victor overleggen.
Hij bedacht zich dat er natuurlijk ook nog een vierde scenario was. Hij kon natuurlijk ook gewoon proberen weer met Ingrid op goede voet te komen. Tenslotte was een boerderijtje haar idee. Net doen alsof er niks aan de hand was, hand over het hart en blijven slikken. Heel veel tot tien tellen.
Maar dat was de minst realistische van al zijn scenario’s
Hoe Henk een bouwvergadering belegt en principes een prijs hebben.
Hij had Wouter ook uitgenodigd om aanwezig te zijn bij zijn gesprek met Victor. Op het lijstje van zaken die het eerst aangepakt moesten worden, dat hij de vorige avond nog had zitten maken, nadat hij uiteindelijk besloten had om het hele project een beetje te temporiseren en in kleine stukjes op te delen stond prominent bovenaan ‘asbest verwijderen’. Victor had net iets te nonchalant verteld dat daar toestemming voor was. Hoe lang wist hij dat al? Het zinde hem niet; Victor wist toch dat hij haast had? Dan moesten zulke belangrijke beslissingen gelijk doorgegeven worden.
Er moest zo snel mogelijk een bedrijf gevonden worden dat kon beginnen met het asbest saneren. Hij begon weer langzaam het heft in eigen hand te nemen, terugvalland op zijn basiskwaliteiten
Hij voelde zich net een zigeuner, op zijn klapstoeltje voor de caravan wachtend op Victor en Wouter. Het was nog druk met fietsers op het zandpad voor zijn boerderij. Af en toe bleef er iemand staan om te kijken. Soms stak er iemand zijn hand of een opgeheven duim op ter begroeting en heel soms maakte hij een praatje met een voorbijganger.
De oude man die nu alweer een paar weken geleden langs gefietst was met zijn vrouw, was onlangs weer eens langs komen fietsen. Hij was dit keer alleen geweest; zijn vrouw voelde zich niet lekker.
Hij had verteld dat ze al bijna 50 jaar bij elkaar en getrouwd waren en dat de burgemeester binnenkort langs zou komen. Hij verheugde zich op dat bezoek, maar was wat onzeker nu zijn vrouw plotseling ziek was geworden. Ze was nooit ziek.
De meeste relaties halen de 25 niet eens. Zo was hij verder gegaan en hij had zich schuldig gevoeld en op de vraag of hij getrouwd was en hoe lang al had hij ontwijkend geantwoord. Hij had hem een kop koffie aangeboden. De man had behoefte gehad aan een luisterend oor en Henk, die op dat moment toch niks anders te doen had en zich alleen gevoeld had, had behoefte aan gezelschap. Een klassieke win-win situatie, zo had hij er later op teruggekeken.
Omdat de man zo op zijn praatstoel zat had hij uiteindelijk gelogen dat hij elk moment bezoek zou krijgen. Uiteindelijk was de man weer opgestapt en al slingerend weer doorgefietst zwalkend van links naar rechts op het fietspad. Als de man altijd zo onzeker door het verkeer fietste had de burgemeester binnenkort weer een plekje vrij in zijn agenda.
Nu stond Henk met Victor en Wouter op de deel van de boerderij gebogen over een bouwtekening die op een oude deur lag die op twee schragen stond, en dienst deed als tafel.
Henk had aangegeven dat het allemaal wat minder moest, gefaseerd. Ze stonden nu te kijken hoe zich dat vertaalde in de tekening.
‘Dat wordt nog lastig, Henk,’ zei Victor uiteindelijk.
‘Maar niets is onmogelijk,’ vulde Wouter aan.
‘Veel hangt af wat die asbestsanering mij gaat kosten. Ik schrok nogal van dat bedrag.’
‘De gemeente wilde oorspronkelijk dat je de hele boerderij zou inpakken om verspreiding van vezels tegen te gaan. Ik heb nu bedongen dat het continu nathouden ook geaccepteerd wordt.’
Dat was een mooi resultaat wat Victor bereikt had.
‘Ik heb een bedrijf gevonden, net over de grens, die het waarschijnlijk voor minder dan de helft kan doen,’ ging Victor verder.
‘Zeker met een blik Polen,’ zei Wouter lachend.
‘Inderdaad, ik weet niet of ze allemaal uit Polen komen maar het zijn in ieder geval allemaal Oost-Europeanen.’
‘Die krijgen zeker nooit kanker,’ zei Wouter lachend.
Henk vond het gesprek een bedenkelijk niveau naderen. Maar denkend aan zijn eigen portemonnee vond hij dit een aanvaardbare oplossing. Hij was dan wel links, maar hij hoefde toch geen dief van zijn eigen portemonnee te zijn. En als links-liberaal geloofde hij ook heilig in de werking van de vrije markt en zonder Ingrid was zo’n keuze toch weer een stuk eenvoudiger.
‘Ze nemen toch geen loopje met de regels, Victor? Ik wil niet roomser dan de Paus zijn maar mensen moedwillig in gevaar brengen dat kan ik toch ook niet naar mijzelf toe verantwoorden.’
‘Niet zover jij en ik weten!’ zei Victor lachend, Wouter moest hard meelachen.
Henk voelde zich er niet lekker bij, maar zijn financiële situatie liet weinig ruimte voor principes.
Hoe Roos zich ergert aan Henk en Ingrid en last heeft van voortschrijdend inzicht.
Roos was zeer ongelukkig geweest met het bezoek van Henk, nu alweer een paar weken geleden. Hij had zich opgesteld als een ongeïnteresseerde, seksistische, ongelikte beer. Hij was volkomen van zijn voetstuk gevallen. Was dit nu Henk in zijn normale doen, ze kende hem toch op een hele andere manier. Of was hij volkomen losgeslagen, van de verboden vrucht geproefd en er geen afstand meer van kunnen doen. Was dit nu de penopauze?
Ze was in een situatie verzeild geraakt die ze niet gezocht had. Met open ogen in de val gelopen van de relatiegeschillen. Zij had zich juist altijd verre willen houden van die wederzijds afhankelijkheid die gelijk naar boven kwam als er sprake was van binding in een relatie. Ze was gesteld op haar eigen onafhankelijkheid. Geen voortdurend rekening te hoeven houden met een ander, vrijheid, blijheid. En nu zat ze ineens te bemiddelen in een relatie. En waarom eigenlijk?
Het interesseerde haar geen bal of Henk en Ingrid weer bij elkaar kwamen.
Ze begon Ingrid alweer aardig zat te worden met haar eeuwige gejammer. Altijd dat zelfbeklag. Alsof ze de enige was waar het leven nu een beetje tegenzat.
Hele volksstammen waren in ellende gedompeld. Armoede was een term die vroeger alleen maar buiten Europa bestond, maar nu bestond armoede zelfs al in Nederland. Al waren er partijen die dat ontkenden. Maar voedselbanken bestonden niet voor niets. En jaren in de bijstand liet zijn sporen na. En het dreigde er niet beter op te worden.
Hoe lager je opleiding, hoe lager je inkomen, hoe eerder je dood ging. Het was aangetoond, de rapporten lagen op tafel. Er was geen ontkennen meer aan.
En Ingrid die liep een beetje te jammeren dat ze moest werken. Daar was ze niet voor gemaakt. Bespottelijk! Hoe durfde ze het te zeggen!
En zij was nu volop bezig om Henk met zijn bovengemiddelde tarief en zijn dikke Saab en Ingrid weer een beetje samen te laten komen. Eigenlijk alleen maar omdat ze het zat was. Ze wilde rust aan haar hoofd.
Ze was de afgelopen weken ook nauwelijks op de permacultuurtuin geweest. Natuurlijk ook omdat er in het najaar niet zoveel te doen viel, maar vooral omdat ze Ingrid ontliep. Ingrid zat gelukkig alweer een paar weken in het huis van Liedewei. Af en toe voelde ze de plicht om te kijken hoe het er voorstond. Niet om Ingrid, maar om Liedewei, die haar gevraagd had Ingrid een beetje in de gaten te houden. Ze wilde tenslotte na haar terugkeer uit Afrika niet in een ruïne thuiskomen. Ingrid had af en toe een dag gewerkt voor het uitzendbureau. Schoonmaakwerk en licht administratief werk. Ze had het nergens langer dan twee dagen volgehouden. Of ze was weggestuurd of ze was zelf niet meer komen opdagen, maar meestal het eerste. Het leek er inderdaad op dat Ingrid niet gemaakt was om te werken.
Roos besefte maar al te goed dat ze een morele verplichting had naar Henk en Ingrid. Zij was immers degene die het vuurtje had aangewakkerd bij Ingrid. Dat maakte haar deels verantwoordelijk, dat schiep verplichtingen. Daar kon ze niet omheen.
Maar ergens hield het op.
Maar waar?
Het was een kwestie van voortschrijdend inzicht.
Hoofdstuk 21, Verwarrende ontmoetingen
Hoe Ingrid haar zaakjes wat beter op orde krijgt en Henk belt.
Ingrid zat thuis, in het flatje van Liedewei. Langzaam was een zeker thuisgevoel gaan ontstaan. Ze was op een gegeven moment maar begonnen de hele flat van voor naar achteren maar eens flink onder handen te nemen. Poetsen, boenen en zelfs weggooien. Al had ze voor dat laatste wel enige schroom moeten overwinnen.
Uiteindelijk had ze besloten in overleg met Roos om de zaken die ze weg wilde gooien in de kelderbox, die onder in de flat was, op te slaan. Ingrid kon niet goed tegen troep want daar werd ze vreselijk chaotisch van, met alle gevolgen van dien, zoals ze gemerkt had.
Ze had zelfs af en toe gewerkt, maar meestal niet meer dan twee dagen achter elkaar. Dan was ze zo moe van alle indrukken dat ze minstens één dag moest bijkomen. Meestal had ze binnen die twee dagen ook al weer ruzie gemaakt met één of andere leidinggevende die er in haar ogen weer helemaal niets van begrepen had.
Ze was nooit op ruzie uit maar het overkwam haar gewoon. Ze dacht over bepaalde zaken gewoon anders. De logica van anderen was de hare niet.
Zo had ze een keer een dag gewerkt bij een schoonmaakbedrijf, vakantiehuisjes schoonmaken. Vreselijk had ze gevonden. Met een hele groep, hoofdzakelijk jongeren, was ze naar een vakantiepark gebracht. Ze was de oudste. Ze had zich belachelijk en verloren gevoeld. Totaal niet op haar plek.
Het was er tijdens het schoonmaken niet beter op geworden. Ze had samen met een ervaren kracht van het schoonmaakbedrijf in vier uur zes huisjes moeten schoonmaken. Dat was ondoenlijk geweest. Schoonmaken kon ze het dan ook nauwelijks noemen. Haar collega voor een dag had de keuken en het sanitair gedaan en zij had elk huisje gezogen en daarna gedweild.
Maar om te zeggen dat het schoon was? Nee, daar had zij toch een andere perceptie bij. Na huisje twee had ze dan ook gezegd dat zij dit geen schoonmaken vond, dat ze dat toch thuis heel anders gewend was.
‘Je bent hier niet thuis, schat,’ had haar collega haar in onverwacht plat Amsterdams toegevoegd.’
‘Nou, ik zou in zo’n huisje geen vakantie willen vieren.’
‘Dat kan je met dit salaris ook niet betalen.’
Daar moest Ingrid het maar mee doen. Ze had besloten zich tot dit niveau niet meer te laten verlagen.
Ze pakte in een opwelling haar mobiel, zocht een nummer in het telefoongeheugen en drukte op het groene telefoontje om verbinding te maken.
Hij ging lang over en ze gaf de moed al bijna op toen ze aan de andere kant ineens hoorde: ‘Met Henk’
‘Ja Ingrid hier, stoor ik.’
Het bleef even stil aan de andere kant.
‘Nee, nee natuurlijk niet, waar bel je voor?’
‘Nergens voor, gewoon zomaar kan dat dan niet?’
Typisch Ingrid dacht Henk om zomaar ineens de telefoon te pakken en te bellen, zonder duidelijke reden of aanleiding. Hij wist niet of hij het vervelend vond of dat hij juist blij moest zijn vanwege dit plotselinge contact. Het voelde in ieder geval niet slecht.
‘Ja natuurlijk mag dat. Jij mag altijd bellen. Hoe gaat het?’
‘Goed hoor, zijn gangetje. Met jou ook?’
‘Ja hoor met mij ook, druk met allerlei dingen.’
Het gesprek stokte; ze durfden duidelijk geen van tweeën door te vragen, te bang dat de ander zou zeggen dat het eigenlijk toch niet zo goed ging en de ander daar dan vervolgens geen raad mee wist.
Want wat moest je dan zeggen? Hoe moest je daar op reageren?
‘Nou leuk je even gesproken te hebben,’ zei Ingrid uiteindelijk en verbrak even plots de verbinding als ze hem tot stand had gebracht.
Ze keek naar haar mobieltje. ‘Bizar,’ zei ze enkel.
Henk, die inmiddels een paar dagen in zijn boerderijtje zat, hoewel nog steeds kamperend, keek of hij net een geest gezien had. Dit was het meest vreemde telefoongesprek dat hij ooit gevoerd had. Wat moest hij hier nu weer mee?
Hij liep naar zijn nieuwe keuken, die hij nog niet gebruikt had, behalve de magnetron dan, schonk zich zelf een groot glas water in uit de kraan en liep langzaam terug naar de stoel waar hij net gezeten had en nam een besluit.
‘mMet Ingrid,’ klonk het aan de andere kant.
‘We moeten eindelijk eens praten, bij jou of bij mij.’
‘Bij jou, maar dan moet je me wel komen halen.’
‘Dat is goed.’
Hoorde hij nu een snik aan de andere kant?
Hoe José ineens voor de deur staat en Henk volledig van de wijs raakt.
Ze had gebeld. Henk hoefde haar niet op te halen, Roos zou met haar meekomen.
Uiteindelijk had Ingrid niet alleen de confrontatie aangedurfd.
Hij begreep dat wel. Hij vond het zelf ook maar lastig. Hij was gespannen. Hij was al twee dagen bezig met opruimen van de bewoonbare delen van zijn boerderijtje. Niet zijn grootste hobby en hij merkte dat hij daar niet heel handig in was. Waar Ingrid altijd linksboven begonnen was en aan het einde van de week rechtsonder eindigde, daar ging Henk van links naar rechts kriskras het huis door, ongestructureerd, zonder een duidelijk plan.
Hij voegde stapeltjes samen haalde ze vervolgens weer uit elkaar en verplaatste ze soms wel vijf keer zonder daadwerkelijk te beslissen wat nu uiteindelijk de beste plek was.
Het gevolg was dat hij constant allerlei dingen kwijt was. Uiteindelijk was hij redelijk tevreden met het eindresultaat.
Hij wist dat het niet volgens Ingrids standaard was maar hij hoefde zich niet te schamen voor zijn optrekje en er waren al heel wat klussen geklaard. De asbest was gesaneerd, zoals verwacht was daar een blik Polen en Roemenen voor opengetrokken.
Hij had zich ongemakkelijk gevoeld en geschaamd dat hij blijkbaar tot dat, in zijn ogen asociale rechtse niveau, was gezakt. Maar goed dat Ingrid er niet bij was. Hij had het niet kunnen recht praten.
Hij troostte zich met de gedachte dat van zijn geld enkele Poolse en Roemeense gezinnen een fijne kerst konden hebben.
De begane grond van het voorhuis was zo goed als klaar. Hij had zelfs al wat spullen uit de op zijn erf opgeslagen container gehaald en binnen neergezet. Boven was een slaapkamer ingericht en er was een douche.
Het moest er ook weer niet te mooi uitzien want dan zou zijn schuldgevoel naar Ingrid toe weer de overhand krijgen omdat hij in een boerderijtje woonde en zij niet.
Voor hij het wist ging hij dan weer allerlei toezeggingen doen en was het gevolg dat zij in het voorhuis bivakkeerde en hij op de deel. Het bleef allemaal erg verwarrend.
Terwijl hij nog met de stofzuiger bezig was zag hij uit een ooghoek buiten een auto over het zandpad komen aanrijden. Ze waren vroeg. Roos had blijkbaar een andere auto gekocht. Haar Fordje Ka vreemd genoeg ingewisseld voor één of ander Koreaanse hufterbak.
Het leek hem zo op het eerste gezicht wel een beetje groot voor een vrouw alleen.
Hij liep licht wankelend naar de voordeur om open te doen. Het liep hem bijna dun door de broek zo zenuwachtig was hij.
Hij deed de deur open en keek in het lachende gezicht van... José.
‘Hoi Henk, verrassing! Je kwam haar maar niet ophalen dus, ik dacht, ik kom haar maar gewoon brengen.’
Ze had een enorm ingepakt cadeau bij zich. Hij wist wat het was.
Zijn mond viel open. en hij wist dat hij hem voorlopig niet dicht zou krijgen. Dit was een bepaald onwelkome verrassing.
Hij moest ineens heel erg nodig naar de wc.
Hoe José langskomt en eigenlijk niet erg gelegen komt.
‘Hoi José wat een verrassing.’
‘Ja, leuk hè, ik was ineens zo nieuwsgierig hoe het met je ging en vooral hoe je woonde. Ik stoor toch niet?
‘Nee hoor helemaal niet,’ loog Henk. Zijn hersens draaide op volle toeren. Ingrid zou zo langs komen. Hoe ging hij dat nu oplossen? Hij moest er niet aan denken dat José en Ingrid elkaar zouden ontmoeten. Net nu hij de lucht een beetje wilde klaren. Er moesten nog zoveel financiële zaken geregeld worden.
‘Hoe ben je aan mijn adres gekomen?’ Het klonk bijna als een verwijt. José sloeg er geen aandacht op. Ze was brutaal verder gelopen, om zich heen kijkend, Henk zijn nieuwe optrekje goed in zich opnemende. Hier en daar een deur openend. Zo had ze de wc, de meterkast en de deur naar de deel al gehad. Het leek wel of ze een pand aan het bezichtigen was met de gedachte eventueel tot aankoop over te gaan, kijkend of het haar wel paste.
Zonder naar Henk te kijken zei ze: ‘Wouter heeft het me gegeven. Ik wist dat jullie zakelijk bevriend waren.’
Dat had Wouter weleens mogen zeggen. Dan had hij zelf het initiatief kunnen nemen tot een veel gezelliger afspraak dan dit waarschijnlijk zou worden.
‘Waar slaap je eigenlijk?’ vroeg ze plotseling.
‘Boven op de eerste verdieping,’ gaf Henk volautomatisch antwoord. José maakte aanstalten de trap naar boven op te lopen.
Er verschenen beelden op zijn netvlies. Flarden van ‘het theater van de lach,’ zoals vroeger weleens op de televisie te zien was, met John Lantink. Zou hij straks ook proberen de één voor de ander te verbergen en als een idioot door zijn eigen huis gaan rennen, deuren telkens net op tijd sluitend opdat de één de ander niet zou zien? Wetende dat het uiteindelijk ondanks al zijn goede bedoeling toch zou mislukken en hij de verdenking alleen maar verder op zich zou laden. Uiteindelijk zou hij de schlemiel blijken te zijn. Hij moest lachen, een beetje hysterisch hoog. José, die al verder de trap op was gelopen, op zoek naar zijn slaapkamer, blijkbaar was ze niet alleen nieuwsgierig naar hoe het met Henk ging maar ook waar hij sliep, keek verbaasd om.
‘Wat is er?’
‘Ingrid komt zo.’
‘Oh gezellig,’ en ze deed langzaam haar jas uit die ze nog steeds aan had.
Ze keek Henk met die blik aan waarvan hij wist dat hij er geen weerstand aan kon bieden. Wat voerde ze nu weer in haar schild?
Hoe José duidelijk andere bedoelingen heeft dan Henk en afmaakt waarmee ze begonnen was.
Daar stond ze weer uitdagend voor hem. Hij was inmiddels in zijn slaapkamer aangekomen, en ook al scheen de zon niet, ook in de herfst was ze even verleidelijk.
Blijkbaar had ze hem gemist. Heel erg gemist zelfs, want haar jas lag op de grond aan haar voeten, verfrommeld, op een hoopje, en haar sweater lag er boven op.
Haar jeans, met de knoopjes-rits, was ze met een elegante beweging al draaiende met haar ronde billen langzaam langs haar benen naar beneden aan het duwen.
Hij moest snel een beslissing nemen. Zijn mobieltje pakken en naar Ingrid bellen dat er iets tussen was gekomen of José laten weten dat het nu echt even niet goed uitkwam. Nu even niet, een andere keer graag, maar hoezeer het hem ook speet, nu even niet.
Hij moest snel beslissen want als ze zich zelf eenmaal van al naar kleren ontdaan had en aanstalten zou gaan maken om aan zijn kleding te beginnen, dan wist hij inmiddels uit ervaring dat “te ingewikkeld, te ingewikkeld” niet meer voldoende zou zijn. Het zou allemaal niet meer baten, dan was hij verkocht. Ze was al aardig op weg, zwijgend ging ze verder. Elegant ontdeed ze zich van het ene na het andere kledingstuk, hem voortdurend mysterieus en uitdagend aankijkend, zonder iets te zeggen.
Waarom had ze van te voren niet even gebeld?
Hij moest snel een beslissing nemen. Haar jeans lag al op het stapeltje boven op de sweater. Haar BH had ze ook al in haar handen. Ze liet hem los. Ze keek hem vrolijk lachend aan.
‘Ingrid,’ bracht Henk met moeite uit, ‘komt zo.’
Het had geen zin. Langzaam kwam ze op hem af gelopen.
Hij rook haar verrukkelijke aanwezigheid. Hij kon haar zachte huid bijna aanraken.
Hij vermande zich. José, laat me op zijn minst naar Ingrid bellen. Dat ze later of liever helemaal niet moet komen. Er verscheen een glimlach om José haar mond en ze schudde zwijgend met haar hoofd: Nee.
Plotseling ging zijn mobiel over. Zijn redding, maar hij kon niet meer logisch nadenken. Het vlees was zwakker dan zijn geest. Zijn fysiek had al een beslissing genomen terwijl zijn hoofd daar nog over aan het denken was. Zijn mobiel ging nog steeds over. Een koele, zakelijke ringtone. Hij stak zijn hand in zijn broekzak om zijn mobiel te pakken. Hij kreeg hem slechts met moeite te pakken. Het was niet alleen de hand van José die daar in de weg zat.
Hij keek snel op het scherm, het was Ingrid.
‘Wacht!’ zei hij tegen José.
‘Waar moet ik op wachten?’ hoorde hij het stemgeluid van Ingrid uit zijn mobiel komen.
Hij probeerde José opzij te duwen. Maar die was al driftig met zijn broek in de weer. Hij probeerde overeind te blijven met zijn rug tegen de muur.
‘Nergens op, waarom bel je? Kom je niet?’ Zijn stem ging aan het eind van de zin iets te ver omhoog, als gevolg van iets wat José aan het doen was.
‘Roos wil om één of andere reden toch niet me mee naar jou toe.’
Een kreun ontsnapte hem. Hij probeerde houvast te zoeken bij zijn dressboy die hij al uit de container gehaald had.
‘Nou, daar hoef je niet zo amechtig om te kreunen. Kan je me straks dan komen ophalen?’
‘Ja-a,’ kwam er uit Henk zijn mond, iets te hoog en iets te onvast van stem.
‘Wat doe je raar. Nou ik zie je straks.’ Ze verbrak abrupt de verbinding.
Henk lag inmiddels gestrekt op de grond van de nodige kleren ontdaan José boven op hem.
‘Komt dat nu even goed uit,’ zei ze en maakte af waar ze mee begonnen was.
Hoe Henk zich vies voelt en José wegrijdt.
Hij lag uitgeteld op zijn bed. Niet voldaan of tevreden, hij had geen rozig gevoel.
Hij was boos. Hij voelde zich vies, misbruikt. Er was hem iets overkomen wat hij absoluut niet gewild had. Het was tegen zijn zin geweest, maar hij had er geen weerstand tegen kunnen bieden.
Was hij nu net door José verkracht? dacht hij verbaasd.
Hij had haar toch gewoon kunnen wegduwen?
Maar daar ging het natuurlijk niet om. Hij had het, hoe onwaarschijnlijk ook, gewoon niet gewild.
Zodra de seksuele ontlading daar was, was hij bij zinnen gekomen.
José had geprobeerd met subtiel bewegingen van haar vingers hem weer in een staat van opwinding te brengen, maar zelfs een Viagra had hier geen uitkomst meer geboden. Hij had haar ruw weggeduwd.
‘Verdorie is jou dan helemaal niets meer heilig?’
Ze had hem niet begrijpend aan gekeken, niks gezegd.
Sinds hij de deur voor haar had opengedaan had ze eigenlijk feitelijk bijna nog helemaal niets tegen hem gezegd. Ze was gelijk tot actie overgegaan. Zijn opmerkingen dat Ingrid zo langs kon komen volledig negerend. Alsof het haar helemaal niks kon schelen of Ingrid binnen zou komen en hun zou betrappen in een compromitterende houding.
‘Je komt binnen zetten en verkracht me bijna.’
‘Verkracht je bijna?’ José moest hard lachen, ‘Je vond het maar al te lekker.’
‘Maar ik wilde het niet.’
‘Daar heb ik dan overigens niets van gemerkt.’
‘Wat denk je nu zelf José dat je hier zomaar binnen kan komen lopen, eigenlijk zonder op mij acht te slaan, mij een beetje te bevredigen alleen maar om je eigen lusten te botvieren.’
‘Ja waarom niet? Lekker toch? Ik mag zeker wel even van je douche gebruik maken. Op de gang hè , nog zonder deur.’
Henk keek verbijsterd, hoe José, haar billen extra wellustig draaiend, richting de douche liep.
Hoe moet ik haar nu aan haar verstand peuteren dat ik dit niet leuk vond, vernederend, zelfs pijnlijk? Dat alleen lust al het andere niet doet vervagen. Hij wist het niet. Het zou het generatieconflict wel zijn, legde hij zich er bij neer. Hij had nu andere prioriteiten, hij begon haast te krijgen want hij moest Ingrid ook nog ophalen.
José kwam druipend uit de douche zetten.
Je zult zo weg moeten. Ik moet Ingrid ophalen.
‘Is goed,’ zei José die zich alweer bijna had aangekleed, ‘het was spannend, voor herhaling vatbaar, veel plezier met Ingrid. Ik zie je nog wel.’ Hij zei niets, liep met haar naar beneden en gaf haar een kus.
Voor het raam bleef hij staan kijken. Hij wist het zeker het was het generatieconflict.
Hij zag José wegrijden. Gek genoeg voelde hij zich toch ook een beetje schuldig. Hij liep naar de badkamer, sprong onder de douche, sopte zich ruim in spoelde zich af en stond met vijf minuten weer in zijn slaapkamer.
Hij pakte een spijkerbroek en een trui, schoot die snel aan en liep de trap af naar buiten naar zijn auto. Hij moest Ingrid ophalen, hij had haast. Hij was niet helemaal bij de les. Het was een verwarrende ontmoeting geweest.
Hoofdstuk 22, Henk en Ingrid
Hoe Henk en Ingrid steeds meer Henk en Ingrid zijn.
Henk stuurde voorzichtig zijn Saab van het erf het zandpad op. Hij probeerde weer een beetje bij zinnen te komen. Hij mocht Ingrid niets laten merken. Hij had alle zichtbare sporen van zijn ontmoeting met José snel proberen weg te werken.
Het was maar een kwartiertje rijden naar de flat van Liedewei waar Ingrid nu woonde maar hij was er nog nooit geweest. Hij deed tijdens het wegrijden zijn veiligheidsgordel nog om en voerde met zijn rechterhand het adres in op zijn tomtom. Hij boog wat dichter naar het schermpje toe om de letters beter te kunnen lezen. Hij zou toch eens aan een nieuwe bril, met dubbelfocus, moeten gaan denken. Hij was bijna bij de kruising waar het zandpad was overgegaan op een klinkerweg.
Hij moest nu weer op het verkeer gaan letten. Ineens kwam er van rechts een mountainbiker uit een pad, verscholen tussen de bossen, aanzetten. Hij had hem niet gezien. Hij kon nog net op tijd remmen. Zijn hart zat even in zijn keel en sloeg voor zijn gevoel een slag over. Nooit twee dingen tegelijkertijd doen, dat konden mannen nu eenmaal niet. Hij reed wat geconcentreerder richting de flat van Liedewei. De tomtom had inmiddels het adres gevonden. Femke was even vervangen door, Floris één van de standaardstemmen. Back to basic, het was even geen tijd voor frivoliteiten. Het waren tenslotte moeilijke tijden, de dreigende crisis hing als een loodzware deken over Europa. Onzekerheid maakte zich van hem meester. Makkelijke oplossingen waren er niet meer.
Ze waren beiden steeds meer op Henk en Ingrid gaan lijken. Hij zonder werk, zij ontevreden met haar bestaan, zo had hij van Roos begrepen. Onzekerheid en ontevredenheid waren altijd een prima voedingsbodem voor opkomend populisme geweest. Hoe wars hij ook van al die vreemdelingenhaat was, hij betrapte zich ook wel eens op een iets te rechtse gedachte.
En speelde zijn politiek leider toch ook niet een beetje met het populisme. Eigenlijk ging politiek al lang niet meer om de inhoud maar om wie de boodschap het best, zelfs los van de inhoud, kon verkopen. Visie ontbrak, politici werden gegijzeld door de vox populi, niet de noodzaak tot het nemen van maatregelen bepaalde de keuze voor een bepaalde oplossing, maar de angst dat de stem van het volk zich tegen hen zou keren en hen de macht zou ontnemen was de basis op grond waarvan keuzes gemaakt werden.
Ingrid en hij zaten nu in de hoek waar de klappen langzaam ook gevoeld werden.
Zat hij straks niet met een waardeloos stuk vastgoed en was Ingrid niet langzaam ook zíjn vermogen er aan het doorjagen omdat werken in haar oren klonk als vloeken in de kerk. Hij had van Roos begrepen dat Ingrid onlangs een paar dagen op een kantoor had gewerkt voor een baas, ze was iedere avond hyper en vol woede bij Roos langs gekomen terwijl ze alweer een tijdje terug was in het flatje van Liedewei. Roos had hem met enige regelmaat op de hoogte gehouden van Ingrids toestand. Ze hadden beiden afgesproken dat hij een beetje afstand zou bewaren om Ingrid te laten beseffen dat ze het echt alleen moest oplossen.
Hij had het moeilijk gevonden. De verhalen waren niet prettig geweest om aan te horen.
Hoe lang kon ze haar linkse hobby’s nog botvieren, wanneer kwam de realiteitszin, dat de bomen niet meer tot in de hemel groeiden en dat ze zelf haar boontjes moest doppen.
Hij was bijna bij Ingrid aangekomen, nog een paar straten en hij was er.
Hoe er ineens een vrouw op Henk zijn motorkap ligt en het einde nabij is.
Hij trapte keihard op de rem en een vloek ontglipte zijn lippen. Hij bleef als verstijfd zitten. Op de motorkap lag een mens, een vrouw, stil, ze bewoog niet.
Hij had haar niet zien aankomen, ineens lag ze daar, onbeweeglijk. Waar was ze zo plotseling vandaan gekomen? Het leek wel of ze zomaar uit de lucht was komen vallen, zomaar op zijn motorkap. Hij begon vreselijk te trillen, het zweet brak hem uit, het stond op zijn voorhoofd. Omstanders groepeerden zich om zijn auto heen.
Hij durfde niet te kijken naar de vrouw op zijn motorkap. Wat was de schade aan zijn auto, dat kon hij er nu echt niet bij hebben. Hij kon niet meer logisch nadenken, hoe kon hij op dit moment nu aan zijn auto denken? Er lag verdorie een dode vrouw op zijn motorkap. Hij kreeg het benauwd. Een politieman kwam aanrennen. In de verte hoorde hij al een sirene. Zijn portier werd opengetrokken. Het ging razendsnel, alles bewoog om hem heen.
‘Gaat, het?” hoorde hij iemand in de verte vragen.
‘Ja, maar met haar?’
‘Daar wordt voor gezorgd. Stapt u eerst even uit,’ zei de stem weer. Het was een politieagent.
Als verdoofd stapte hij uit de auto. Hij kon nauwelijks op zijn benen staan, de krachten vloeiden eruit weg. Hij werd ondersteund en meegevoerd naar een al klaar staande politieauto. Word ik nu gearresteerd?
‘Gaat u maar even zitten, heeft u gedronken?’
Hij ging op de passagiersstoel zitten. Ineens vervaagde alles. Hij zakte langzaam weg een enorme steek in zijn borst. Een gelukzalig gevoel overviel hem. Het lachende gezicht van José kwam langs. Was dit het nu? Sterven in de kracht van zijn leven met een dode vrouw op zijn motorkap. Kwam het einde op deze manier? Wanneer kwam zijn leven nu in een flits voorbij? Waar bleef het grote heldere witte licht nu, waar hij heen moest? Of was hij niet uitverkoren?
Was dit de anticlimax van zijn bestaan?
Hoe Henk zich niet bewegen kan en wel heel erg vreemd droomt.
Henk bevond zich in een kamer zonder ramen en zonder deuren. De muren en het plafond waren wit, eigenlijk was alles wit. Hij voelde niets.
Hij vroeg zich af hoe hij daar terecht gekomen was. Hij probeerde op te staan maar merkte dat hij zich niet kon bewegen, niet omdat er een fysieke beperking was om te bewegen, maar gewoon omdat zijn hersens de commando’s niet in de vorm van begrijpelijke instructies naar zijn ledematen konden sturen. Ergens ver weg hoorde hij een vrouwenstem hoog hysterisch gillen. Het geluid zwol langzaam aan.
In de verte scheen een fel licht, een stip, nog nauwelijks te onderscheiden. Of hij nu naar links, rechts of naar boven keek, het licht bleef hinderlijk in zijn ogen schijnen.
Hij probeerde zijn ogen te sluiten om het licht buiten te sluiten. Het lukte niet. De instructie die zijn brein hem ingaf, ‘sluit ogen’ kwam niet op de plaats van bestemming aan. Langzaam zweefde hij weg.
Opeens uit het niets stonden Roos, José en Ingrid bij hem in de kamer, naakt. Ze zagen hem blijkbaar niet, maar hadden des te meer aandacht voor elkaar. Hij probeerde hun aandacht te trekken. Hij wilde hen toeschreeuwen dat dat niet mocht, niet met elkaar maar alleen met hem.
Ineens waren ze net zo plotseling als ze verschenen weer verdwenen. De vrouwenstem was gelijktijdig gestopt met het hysterische gillen.
‘Hoi Henk,’ hoorde hij zachtjes achter zich fluisteren. Hij probeerde zich om te draaien maar was nog steeds als verlamd. Hij herkende de stem van Ingrid.
‘Ingrid,’ probeerde hij te zeggen maar er kwam geen geluid uit zijn keel. Vanuit een ooghoek kon hij haar slechts met moeite achter zich zien staan. Zijn ogen deden er pijn van. Ze liep langzaam naar zijn voeteneinde en ging voor hem staan.
Maar het was Ingrid niet. Althans niet de Ingrid van nu, het was de Ingrid van 25 jaar geleden.
Ze zag er prachtig uit, ze had haar trouwjurk aan. Ze lachte verleidelijk zoals ze dat vroeger zo mooi kon. Nog niet die harde trekken op haar gezicht, die fanatieke blik die ze de laatste jaren steeds meer had gehad. Een gelukzalig gevoel stroomde bij hem naar binnen. Spieren spanden zich.
Hij probeerde langs zijn neus naar beneden te kijken. Hij keek er een beetje scheel van. Het deed zeer in zijn oogkassen. Maar hij kon genoeg zien. Langzaam verhief zich die ene spier, die hij vaak zo moeilijk onder controle bleek te kunnen houden. Aan ijsblokjes denken hielp niet. Ingrid lachte nog steeds vriendelijk, uitdagend bijna. Steeds harder lachte ze. Het begon hem te irriteren. Het lachen ging over in een hysterisch gegil en terwijl ze steeds harder gilde zag hij haar steeds ouder worden. Rimpels verschenen in haar gezicht. Langzaam ging ze steeds krommer staan, zich aan het bed waarop hij lag vasthoudend. Hij kon het niet meer aanhoren zijn oren deden pijn. Hij wilde zijn handen voor zijn oren doen zijn ogen sluiten maar zelfs dat lukte niet.
Opeens barstte ze in een enorme rochelende hoestbui uit alsof ze net een heel pakje shag had leeg gerookt. Longblaasjes vermengd met bloed kwamen uit haar mond en landden op zijn bed. Plotseling viel ze om, op de grond. Hij kon haar niet meer zien. Het was stil geworden in de kamer.
Henk was in paniek. Hij wilde gillen, opstaan, haar helpen, wegrennen, maar wat hij ook probeerde, hij kon het niet.
‘Henk,’ hoorde hij ineens weer. Het was José. Haar stem kwam uit de richting van waar Ingrid net was neergestort.
Het felle licht was dichterbij gekomen.
Langzaam zag hij haar hoofd te voorschijn komen met die uitdagende blik. Ze was naakt en adembenemend. Ze duwde met beide handen haar borsten omhoog in een verleidelijke pose.
‘Lekkere knul van me,’ fluisterde ze zacht.
Hij voelde zich weer twintig in de kracht van zijn leven. Zijn zo gekoesterde buikje was verdwenen. Ze boog zich voorover en ging vlijtig aan de slag met die ene spier die nog maar zo kort geleden zo gespannen was geweest maar waar nu geen beweging meer in te krijgen was. Hij zag het zweet langzaam op José voorhoofd verschijnen. Waar zo subtiel een aanvang mee genomen was, dreigde uit te lopen op een uitputtingsslag. Langzaam voelde hij zijn buik weer de vertrouwde omvang krijgen. De energie verdween uit zijn lijf. Hij was allang geen twintig meer. José daarentegen werd steeds jonger. Ze begon qua uiterlijk langzaam de kritische ondergrens te bereiken waarop de handeling die ze bij hem vol vlijt uitoefende bij wet verboden was.
Hij raakte in paniek, hij probeerde heftig dat te bereiken wat José probeerde te bewerkstelligen voordat ze de achttien naar beneden toe weer gepasseerd zou zijn.
Opeens hief ze haar hoofd op en keek hem aan.
‘Dat had je gewild hè.’ Maar het was José niet die hem aankeek het was Roos.
‘Alle mannen zijn hetzelfde. Maar mij misbruik je niet zoals je José gebruikt hebt.’
Ze raapte van de grond een badjas op en trok hem aan. Het was de badjas die hij bij José gedragen had.
Het licht was nu inmiddels zo dichtbij gekomen dat hij verblind dreigde te raken. Vreemd genoeg begon hij steeds rustiger te worden. Zijn verzet leek gebroken.
Hij voelde dat zijn hersens weer langzaam begonnen te werken. Hij wist zijn ogen te sluiten.
Het gegil kwam terug in zijn oor, maar was verworden tot een zacht geroep in de verte of hij op zolder zat en Ingrid onder aan de trap te roepen stond.
Henk en Ingrid.
‘Hé Henk, He-Henk hoorde hij zacht in de verte roepen.
Hij vroeg zich af wie dat was, de stem was een andere dan die van zonet. Hij had een vage herkenning. Hij had die stem eerder gehoord, maar waar? Was het misschien zijn moeder, maar die was al jaren dood, dat kon niet, of was hij ook…
‘He-Henk.’ Hij voelde de pijn weer in zijn borst, maar minder, meer alsof er iets gezeten had wat pijn had gedaan.
Hij probeerde zijn ogen open te doen. Hij voelde dat iemand zijn hand vasthield.
Het licht was te scherp. Hij probeerde voorzichtig door de haartjes van zijn wimpers het ergste licht te filteren.
‘Oh Henk,’ daar ben je weer, je leeft nog. Ik was zo bang.’
Het was Ingrid. De stem had ook al zo bekend geklonken.
Hij kon haar nu duidelijk zien. Hij lag in een bed in het ziekenhuis naast hem stond een stellage met knipperende lampjes en piepjes, slangetjes zaten aan hem vast. Er hing een zakje aan de stellage.
‘Je was bijna dood.’
Hij leefde dus nog.
Dat viel toch wel mee, wilde hij relativerend zeggen, maar er kwam geen geluid uit zijn mond. Er zat een buisje in zijn keel gestoken.
‘Je hebt een ongeluk gekregen. Je hart. Ze hebben je geopereerd. Ze hebben je twee dagen in coma gehouden. Maar het gaat allemaal goed komen. Echt waar.’
Ze begon zacht te huilen.
Er verscheen een vrouw in een witte overjas bij zijn bed.
‘Gaat u maar even een glaasje water drinken mevrouw dan zullen we uw man even onderzoeken en kijken of er al wat apparatuur losgekoppeld kan worden.’
Ingrid werd zachtjes weggevoerd. Hij hoorde haar in de verte snikken, dat deed hem toch goed. Hoe had het allemaal zo kunnen lopen? Soms zijn processen niet te stoppen en krijgt alles zijn eigen dynamiek. Ze hadden geen van tweeën op tijd de rem kunnen vinden. Het was hem bijna fataal geworden. Maar hij wist, zij hield nog steeds van hem, en hij van haar.
De vrouw in de witte overjas stond aan het voeteneind van zijn bed te kijken hoe verpleegkundigen om het bed heen liepen en geroutineerd een aantal zaken los aan het koppelen waren.
‘Dit is even een rot gevoel, zei één van de verpleegsters. Ik ga zo de sonde uit uw mond verwijderen.”
Henk knipperde met zijn ogen ten teken dat hij het begreep.
Vlotjes bewogen de handen van de verpleegster routineus om zijn hoofd heen. Er werden wat pleisters losgetrokken, wat klemmen verwijderd.
‘Nu,’ zei de verpleegster en verwijderde de sonde met een vlotte beweging.
Hij moest hoesten. Hij kreeg een glas water dat verzachte de pijn in zijn keel die een beetje rauw was geworden. ‘Kleine slokjes,’ zei de verpleegster ten overvloede.
Hij kreeg een washand over zijn gezicht, zijn bed werd recht getrokken. Het gordijn om zijn bed werd weer weggeschoven.
Ingrid stond in de verte te kijken. De verpleegster gaf een teken dat ze weer mocht komen.
‘Niet te lang mevrouw, mijnheer is nog erg moe.’
Ingrid knikte.
Ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd.
‘Heb ik iemand dood gereden vroeg Henk gelijk.’
‘Nee gekkie, een gebroken arm en een lichte hersenschudding. Ik heb al een kaartje en een bloemetje gestuurd.’
Henk was blij met Ingrid, altijd zo attent, aan zulke dingen dacht hij nou nooit.
Ingrid begon weer te huilen.
‘Oh, Henk hoe heeft zo ver kunnen komen. Jij in het ziekenhuis en ik moet misschien wel echt gaan werken. Maar ik wil helemaal niet werken, Henk, als ik maar niet hoef te werken. Nee toch, Henk, dat kan ik niet hoor voor een baas, dat is zo verschrikkelijk, echt zo verschrikkelijk, nee toch, zeg alsjeblieft nee Henk’
Zo kende hij Ingrid weer.
Op de achtergrond zag hij Roos staan. Ze was blijkbaar met Ingrid meegekomen. Ze keek naar Ingrid, alleen naar Ingrid, met een liefdevolle blik vol compassie. Ze hield van Ingrid dat zag hij meteen, maar wie hield er nu niet van Ingrid, dat rare mens.
‘Nee hoor, liefje,’ bracht hij er moeizaam uit, ‘ik heb zo weer werk. Gewoon weer langzaam opbouwen, tevreden met wat je hebt.’
‘Ja Henk, met zijn tweeën is misschien niet altijd even gezellig, maar alleen is echt vreselijk.’
Ze begon hartverscheurend te huilen. Henk pakte haar hand beet. Kneep er lichtjes in. Henk en Ingrid, ze waren allebei een ervaring rijker en een illusie armer.
Na dit hartverscheurende verhaal gaat het leven natuurlijk gewoon verder Lees verder hoe hun leven zich langzaam verder ontvouwt op Henk & Ingrid, deel 2
Maak jouw eigen website met JouwWeb